Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Achmea Dutch Residential Fund
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Stichting Achmea Dutch Residential Fund (hierna: Achmea) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand en schadevergoeding na het overlijden van de vader van [gedaagde]. Achmea stelt dat er een huurovereenkomst bestond tussen haar en de vader van [gedaagde], die door [gedaagde] is overgenomen na diens overlijden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een stilzwijgend tot stand gekomen huurovereenkomst tussen Achmea en [gedaagde]. Achmea heeft geen kennis gehad van het overlijden van de vader van [gedaagde] en [gedaagde] heeft zich niet als bewoner gemeld bij Achmea. Hierdoor kon de vordering van Achmea niet worden toegewezen op basis van een huurovereenkomst.
Subsidiair heeft Achmea gesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef en daarom schadevergoeding verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig in de woning verbleef en dat Achmea recht had op schadevergoeding gelijk aan de huurprijs. De kantonrechter heeft de vordering van Achmea tot betaling van € 3.671,78 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van teveel betaalde bedragen werd afgewezen, omdat er geen overeenkomst van bruikleen was.
De proceskosten werden voor rekening van [gedaagde] gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk kreeg. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vorderingen van [gedaagde] afgewezen.