ECLI:NL:RBNHO:2017:4056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
5590811 \ CV EXPL 16-10446 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • B. Liefting-Voogd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van belastingconsulent voor onjuiste belastingaangifte en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J. Meijer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die haar heeft geholpen met het invullen van belastingaangiften voor de jaren 2011-2014. Eiseres stelt dat gedaagde, als belastingconsulent, wanprestatie heeft gepleegd door onjuist advies te geven over de aftrekbaarheid van hypotheekrente voor een recreatiewoning. Dit leidde tot een navorderingsaanslag van de belastingdienst van in totaal € 20.528,--, plus heffingsrente van € 1.354,--. Eiseres vordert schadevergoeding en stelt dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij slechts behulpzaam is geweest bij het invullen van de aangifte en geen belastingadviseur is. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van een overeenkomst van opdracht en dat gedaagde niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelend adviseur dat zou hebben gedaan. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief de gevorderde schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de zorgplicht van een belastingconsulent en de verwachtingen die een cliënt mag hebben van diens deskundigheid. De kantonrechter concludeert dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in zijn advisering en dat eiseres recht heeft op schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5590811 \ CV EXPL 16-10446 (H.K.)
Uitspraakdatum: 24 mei 2017
Vonnis in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [Eiseres]
gemachtigde: mr. M.J. Meijer, advocaat te Haarlem
tegen
de heer
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [Gedaagde]
gemachtigde: mr. C.S. [van Egmond] , jurist.

1.Het procesverloop

[Eiseres] heeft bij dagvaarding van 8 december 2016 een vordering tegen [Gedaagde] ingesteld. [Gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
Op 18 april 2017 heeft een zitting plaatsgevonden, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [Gedaagde] heeft een pleitnota overgelegd.
Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen nog producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[Gedaagde] heeft [Eiseres] in de jaren 2011-2014 geholpen met de digitale belastingaangifte IB/PVV.
2.2.
De door [Eiseres] te betalen hypotheekrente voor de geldlening(en) aangaande de recreatiewoning van [Eiseres] te Baarle-Nassau was in de aangiftes opgevoerd in Box 1, waardoor een aftrekpost ontstond.
2.3.
Bij brief van 1 augustus 2016 heeft de belastingdienst aan [Eiseres] bericht, dat de financiering voor een recreatiewoning niet aftrekbaar is. Daarom heeft de belastingdienst aan [Eiseres] een navorderingsaanslag opgelegd voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014. De navorderingsaanslag bedraagt over voormelde jaren in totaal € 20.528,-- en daarnaast is over voormelde jaren een bedrag van € 1.354,-- aan heffingsrente opgelegd.
2.4.
Bij brief van 30 september 2016 heeft de gemachtigde van [Eiseres] [Gedaagde] aansprakelijk gesteld voor vermogensverlies in verband met fouten bij het verzorgen van de belastingaangifte.
2.5.
Bij e-mail van 30 september 2016 heeft [Gedaagde] de aansprakelijkstelling afgewezen.

3.De vordering

3.1.
[Eiseres] vordert dat de kantonrechter:
a) voor recht verklaart dat [Gedaagde] jegens [Eiseres] toerekenbaar te kort is geschoten en mitsdien aansprakelijk is voor het hierdoor bij [Eiseres] geleden vermogensverlies, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en de kwestie hiertoe naar de schadestaatprocedure te verwijzen;
b) [Gedaagde] veroordeelt om aan [Eiseres] te betalen een bedrag van € 1.354,--, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 oktober 2016, dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
c) [Gedaagde] veroordeelt om aan [Eiseres] de buitengerechtelijke kosten te betalen ad € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d) [Gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[Eiseres] legt – kort weergegeven – het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[Gedaagde] heeft in de jaren 2011-2014 als belastingconsulent de aangiften IB/PVV voor [Eiseres] in orde gemaakt. Er sprake is van overeenkomst van opdracht.
moest voor de belastingopgave per keer € 80,-- contant aan [Gedaagde] betalen voor een half uur werk. [Gedaagde] heeft een grote fout gemaakt door de te betalen rente voor de geldlening met betrekking tot de recreatiewoning van [Eiseres] in Baarle-Nassau op te voeren in Box 1. Hierdoor ontstond ten onrechte een grote aftrekpost die een belastingvoordeel teweeg bracht en van invloed werd op de te verkrijgen subsidies en toeslagen. [Eiseres] moest uiteindelijk € 20.528,-- aan de fiscus terugbetalen, naast een bedrag van € 1.354,-- aan heffingsrente.
[Gedaagde] had behoren te weten dat deze belastingaangifte in box 3 thuishoorde en niet in box 1. [Eiseres] heeft [Gedaagde] aansprakelijk gesteld voor vermogensverlies, omdat hij niet heeft gehandeld als van een “weldenkend en handelend intermediair” verwacht had mogen worden.

4.Het verweer

4.1.
[Gedaagde] betwist de vordering van [Eiseres] . Hij voert – samengevat – het volgende aan. Hij is [Eiseres] slechts behulpzaam geweest bij het invullen van de belastingformulieren. Er is geen sprake van een overeenkomst van opdracht. Hij is ook geen belastingadviseur van beroep. [Eiseres] heeft de aangifte zelf ondertekend. [Gedaagde] heeft [Eiseres] nadrukkelijk op haar eigen verantwoordelijk gewezen in verband met het naar waarheid ondertekenen van het formulier. Omdat [Eiseres] zelf verantwoordelijk is, is geen sprake van een fout aan de zijde van [Gedaagde] . Het is [Eiseres] zelf geweest die heeft verklaard dat de recreatiewoning te Baarle-Nassau als hoofdverblijf diende.

5.De beoordeling

5.1.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of sprake van een overeenkomst van opdracht.
5.2.
Vast staat dat partijen met elkaar in contact zijn gekomen doordat [Gedaagde] huis aan huis een flyer heeft verspreid, waarbij hij melding maakte van de mogelijkheid om door hem (handelend onder de naam van zijn eenmanszaak Conexa) de belastingaangifte te laten invullen. Nadat zij door haar moeder op de flyer was geattendeerd heeft [Eiseres] contact gezocht met [Gedaagde] met het verzoek haar belasting aangifte in te vullen. [Gedaagde] heeft haar een checklist toegestuurd waarop onder meer het door hem gehanteerde tarief stond en de stukken die [Eiseres] mee moest nemen naar zijn kantoor (productie 4 aan de zijde van [Gedaagde] ). Vervolgens heeft [Gedaagde] op zijn kantoor in bijzijn van [Eiseres] de belastingaangifte digitaal ingevuld en (na ondertekening door [Eiseres] ) verzonden. [Gedaagde] heeft voor zijn werkzaamheden conform de checklist aan [Eiseres] een bedrag van € 80,-- in rekening gebracht. Op grond van deze feiten is de kantonrechter van oordeel dat tussen [Gedaagde] en [Eiseres] een overeenkomst tot stand is gekomen, strekkende (tot in ieder geval) het invullen van de belastingaangifte van [Eiseres] door [Gedaagde] . Deze overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, nu [Gedaagde] zich jegens [Eiseres] heeft verbonden om anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.
5.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de overeenkomst van opdracht naast het invullen van de aangifte ook inhield dat [Gedaagde] zou adviseren over de aftrek van de hypotheekrente in verband met de recreatiewoning. De kantonrechter stelt voorop dat de betekenis van bepalingen in een schriftelijke overeenkomst moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.4.
Vast staat, althans door [Gedaagde] is niet betwist, dat [Eiseres] niet ter zake kundig is op het gebied van belastingaangifte. Verder staat vast dat [Gedaagde] zich heeft voorgedaan als wel ter zake kundig op dat gebied. Gewezen kan worden op de flyer en op de checklist. Indien [Eiseres] onder die omstandigheden aan [Gedaagde] vraagt om de belastingaangifte in te vullen, doet zij vanzelfsprekend een beroep op zijn deskundigheid. Zij mag redelijkerwijs verwachten dat [Gedaagde] niet alleen de door haar aangeleverde informatie in de digitale aangifte intypt, maar ook dat indien bij het invullen van die informatie keuzes moeten worden gemaakt in de aangifte, hij haar wijst op de invulopties en haar daarover adviseert, voor zover dit binnen zijn expertise ligt. Dit is zeker het geval voor veel voorkomende aftrekposten zoals hypotheekrenteaftrek, waarbij de kennis dat die rente (in principe) bij een recreatiewoning niet aftrekbaar is bij [Gedaagde] bekend mag worden verondersteld. Naar het oordeel van de kantonrechter omvatte de overeenkomst van opdracht in dit geval dus wel degelijk ook het adviseren over het al dan niet aftrekbaar zijn van de voor de financiering van de recreatiewoning betaalde hypotheekrente. Naar hierna zal blijken heeft die advisering ook feitelijk plaatsgevonden.
5.5.
[Gedaagde] was gehouden zich bij de uitvoering van zijn opdracht (het invullen van en adviseren over de belastingaangifte) de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. De kantonrechter dient te beoordelen of [Gedaagde] te werk is gegaan zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur dat zou hebben gedaan.
5.6.
Ter zitting is komen vast te staan [Gedaagde] en [Eiseres] voorafgaand aan, dan wel tijdens, het invullen van de digitale aangifte over de recreatiewoning hebben gesproken en dat [Eiseres] [Gedaagde] heeft verteld dat zij niet in de recreatiewoning haar hoofdverblijf had maar dat zij in Hillegom woonruimte huurde dan wel inwoonde. De (on)mogelijkheid van de hypotheekrenteaftrek voor de recreatiewoning is toen besproken en [Gedaagde] heeft hierover advies uitgebracht. Dat advies heeft ertoe geleid dat de hypotheekrente in de betreffende jaren voor aftrek in aanmerking is gebracht. Uit de hiervoor bij de feiten genoemde brief van de belastingdienst blijkt dat dit ten onrechte is gebeurd. Deze brief is door [Gedaagde] inhoudelijk niet betwist.
5.7.
Het betoog van [Gedaagde] ter zitting komt erop neer dat de oorzaak van de naheffingsaanslag zou liggen bij [Eiseres] omdat zij zijn advies niet zou hebben opgevolgd dan wel zijn waarschuwing in de wind zou hebben geslagen. Over wat dit advies of die waarschuwing inhield zijn partijen het echter niet eens. [Gedaagde] stelt (hoewel hij zich dit niet precies kan herinneren) dat hij heeft aangegeven dat [Eiseres] de hypotheekrente in de aangifte voor aftrek kon opvoeren als ze maar binnen drie jaar de recreatiewoning permanent zou gaan bewonen. [Eiseres] betwist dat [Gedaagde] dat heeft gezegd. Als [Gedaagde] dat had gezegd had zij, naar zij stelt, de hypotheekrente niet afgetrokken omdat zij helemaal niet van plan was er te gaan wonen. De woning stond te koop en mocht van de gemeente bovendien niet permanent worden bewoond. Volgens [Eiseres] heeft [Gedaagde] gezegd dat ze de hypotheekrente kon aftrekken omdat ze geen andere woning in eigendom had. Nog daargelaten of het voornoemde advies dat [Gedaagde] naar hij stelt heeft gegeven deugdelijk is, is het in het licht van deze gemotiveerde betwisting aan [Gedaagde] om zijn stelling over de advisering nader te onderbouwen. De door hem in acht te nemen zorgplicht brengt mee dat hij zijn advieswerkzaamheden en eventuele waarschuwingen schriftelijk vastlegt. Hij heeft echter ter zitting gezegd niet over gespreksnotities of andere schriftelijke stukken te beschikken waaruit zijn advies blijkt. Gelet op navorderingsaanslag van de belastingdienst moet er daarom worden uitgegaan dat het advieswerk van [Gedaagde] niet deugdelijk is geweest. [Gedaagde] heeft niet gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur dat zou hebben gedaan zodat hij toerekenbaar tekort is geschoten jegens [Eiseres] .
5.8.
Aan het voorgaande oordeel kan niet afdoen dat [Eiseres] de belastingaangiftes, waarin staat dat zij haar hoofdverblijf in de recreatiewoning heeft, zelf heeft ondertekend. De kantonrechter volgt [Eiseres] in haar betoog ter zitting dat zij de aangifte heeft getekend afgaande op het advies van [Gedaagde] en dat zij hierop mocht afgaan. Die ondertekening kan haar daarom niet worden tegengeworpen. Dat geldt ook voor de checklist. Op de checklist staat “u blijft zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de uitkomsten en de cijfers van de aangifte”. Het mag zo zijn dat [Eiseres] in haar verhouding tot de belastingdienst zelf verantwoordelijk is voor een juiste aangifte maar een dergelijke bepaling in de checklist ontslaat [Gedaagde] niet van zijn aansprakelijkheid. Immers, [Eiseres] heeft [Gedaagde] volledig voorgelicht over de recreatiewoning en de onjuiste aangifte is het gevolg van het verwerken van die informatie door [Gedaagde] in de aangifte. Dat ligt in zijn risicosfeer.
5.9.
Gelet op het vorenstaande zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen, als na te melden, en dient [Gedaagde] te worden veroordeeld in de heffingsrente van € 1.354,-- die aan [Eiseres] is opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Dit is daadwerkelijk door haar geleden schade.
De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden afgewezen, omdat [Eiseres] op geen enkele wijze heeft onderbouwd of aannemelijk gemaakt, ook niet toen daar door de kantonrechter ter zitting naar is gevraagd, welke verdere schade zij nog zal lijden.
5.10.
De op zichzelf niet betwiste buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over de toe te wijzen hoofdsom, zijnde een bedrag van € 245,75, inclusief btw.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [Gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
Daarbij wordt [Gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [Eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
Verklaart voor recht dat [Gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten jegens [Eiseres] in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
6.2.
Veroordeelt [Gedaagde] om aan [Eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.354,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 8 december 2016 tot de voldoening.
6.3.
Veroordeelt [Gedaagde] om aan [Eiseres] aan buitengerechtelijke kosten te betalen een bedrag van € 245,75, inclusief btw.
6.4.
Veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [Eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,23
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 300,00 ,
en veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [Eiseres] worden gemaakt.
6.5.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.6.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Liefting-Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A.J. Kreijger, griffier.
De griffier De kantonrechter