ECLI:NL:RBNHO:2017:4023

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
5845382 AO VERZ 17-29
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens duurzame verstoring van de arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton te Alkmaar, op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, Integro Bedrijfswageninrichting B.V., heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, [de verweerder], te ontbinden. Dit verzoek is gedaan op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, waarbij Integro aanvoert dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van [de verweerder] niet meer mogelijk is.

Tijdens de zitting op 25 april 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De verwerende partij heeft erkend dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van Integro kan worden gevergd. Beide partijen zijn het erover eens dat herplaatsing niet meer mogelijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in de wet.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 augustus 2017, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5845382 \ AO VERZ 17-29 (PA)
Uitspraakdatum: 26 april 2017
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap
Integro Bedrijfswageninrichting B.V.,
gevestigd te
Obdam
verzoekende partij
verder te noemen: Integro
gemachtigde: mr. A.J. Butter
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [de verweerder]
gemachtigde: mr. H.E.M. Molenaar

1.Het procesverloop

1.1.
Integro heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [de verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 april 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben Integro en [de verweerder] bij brieven van 20 april 2017 en 24 april 2017 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
Integro verzoekt de arbeidsovereenkomst met [de verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt Integro ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van [de verweerder] niet meer mogelijk is.
2.2.
[de verweerder] heeft erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Integro in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook [de verweerder] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu [de verweerder] heeft erkend dat de arbeidsverhouding verstoord is, en partijen het erover eens zijn dat die verstoring onherstelbaar is en herplaatsing van [de verweerder] niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW, en is er geen mogelijkheid tot herplaatsing van [de verweerder].
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van drie maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2017.
2.5.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2017;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 26 april 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter