ECLI:NL:RBNHO:2017:3983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
5519691, 5519736, 5519747, 5519759, 5519777, 5519806, 5519818,
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van verkeersboetes wegens niet-verzekerde bromfietsen en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan over 13 verkeersboetes die aan betrokkene zijn opgelegd voor het niet hebben van de vereiste verzekering voor twee bromfietsen in de jaren 2013 tot en met 2015. Het totale boetebedrag was opgelopen tot € 12.961,00, met een verhoging per boete tot € 997,00. De kantonrechter oordeelt dat de boetes op zichzelf terecht zijn opgelegd, aangezien betrokkene de kentekenhouder was van de bromfietsen die niet verzekerd waren. Echter, de kantonrechter matigt de boetes tot een totaal van € 1.994,00, omdat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat de bromfietsen sinds 2013 niet meer in zijn bezit zijn en de tenaamstelling van de kentekens in 2016 vervallen is verklaard.

De procedure begon met het opleggen van administratieve sancties aan betrokkene, die hiertegen beroep heeft ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 maart 2017 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De kantonrechter overweegt dat de termijnoverschrijding voor het instellen van beroep verschoonbaar kan worden geacht, gezien de verwarring bij betrokkene over de noodzaak om tegen elke afzonderlijke sanctie beroep in te stellen. Hierdoor wordt het beroep van betrokkene in alle zaken gegrond verklaard, en de beslissingen van de officier van justitie worden vernietigd. De kantonrechter concludeert dat de boetes terecht zijn opgelegd, maar dat er voldoende redenen zijn voor matiging, wat leidt tot een aanpassing van het te betalen bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Zaanstad
Zaaknr.: 5519691, 5519736, 5519747, 5519759, 5519777, 5519806, 5519818,
5519863, 5519881, 5519897, 5519913, 5519935, 5519960
CJIB-nummers: [nummers]
Uitspraakdatum: 6 april 2017
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam: [betrokkene]
adres: [adres]
woonplaats: [plaats] (hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene zijn administratieve sancties (hierna te noemen: boetes) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 maart 2017. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Aan betrokkene zijn in de hiervoor genoemde zaken 13 boetes opgelegd. Al deze boetes zijn opgelegd voor het niet hebben van de vereiste verzekering voor twee bromfietsen in de jaren 2013 tot en met 2015. Het boetebedrag is in alle zaken € 330,00, welk bedrag met verhogingen en administratiekosten is opgelopen tot € 997,00 per zaak. In totaal is dus sprake van een boetebedrag van € 12.961,00 (13 keer € 997,00).
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat met betaling van eerdere boetes voor dezelfde soort gedragingen met dezelfde bromfietsen de zaak was afgedaan en dat de bromfietsen goed waren afgemeld bij de RDW. Betrokkene heeft er ook op gewezen dat de bromfietsen al sinds 2013 niet meer in zijn bezit zijn. Hij heeft brieven overlegd van de RDW waaruit blijkt dat de tenaamstelling van de kentekens van de bromfietsen per 25 januari 2016 (alsnog) vervallen is verklaard.
Door betrokkene is een totaal bedrag van € 1.994,00 betaald aan zekerheid. Betrokkene had voor alle zaken tezamen € 4.381,00 (13 keer € 337,00) aan zekerheid moeten betalen. Er is dus te weinig aan zekerheid betaald.
Verder heeft betrokkene in alle zaken te laat beroep ingesteld (bij de officier van justitie en/of de kantonrechter). Er is dus in alle zaken ook sprake van een termijnoverschrijding.
Namens de officier van justitie is op de zitting verklaard dat kan worden voorbijgegaan aan de termijnoverschrijding en aan de onvolledige betaling van zekerheid. De kantonrechter volgt de officier van justitie daarin. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de overschrijding van de beroepstermijn in de verschillende zaken verschoonbaar kan worden geacht, omdat er bij betrokkene redelijkerwijs verwarring heeft kunnen ontstaan over de noodzaak om tegen iedere afzonderlijke sanctie beroep in te stellen, en omdat voldoende aannemelijk is dat betrokkene niet in staat is om voor alle zaken zekerheid te stellen.
Nu aan de termijnoverschrijding kan worden voorbijgegaan, is het beroep van betrokkene in alle zaken gegrond. De officier van justitie heeft de beroepen immers ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beslissingen van de officier van justitie zullen daarom worden vernietigd. Het gevolg daarvan is ook dat alle opgelegde verhogingen van de boetes komen te vervallen.
Gelet op de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie moet de kantonrechter vervolgens beoordelen of de boetes terecht zijn opgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boetes zijn opgelegd, is begaan. Vast staat namelijk dat betrokkene in de jaren 2013 tot en met 2015 kentekenhouder was van de bromfietsen en dat de bromfietsen niet verzekerd waren. Dat betekent dat de boetes terecht zijn opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boetes te matigen. Betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de bromfietsen sinds 2013 niet meer in zijn bezit zijn en dat de tenaamstelling van de kentekens van de bromfietsen per 25 januari 2016 (alsnog) vervallen is verklaard. Die omstandigheden zijn in dit geval voldoende reden voor matiging. De kantonrechter zal de boetes in de eerste 11 genoemde zaken matigen met 50%, dus tot € 165,00 per zaak. In de twee laatstgenoemde zaken met CJIB-nummers [nummers] zal de boete worden gematigd tot € 44,00 per zaak. De administratiekosten van € 7,00 blijven in alle zaken gehandhaafd. Dit betekent dat betrokkene in totaal in de zaken tezamen nog een bedrag moet betalen van € 1.994,00. De door betrokkene betaalde zekerheid komt in mindering op dit bedrag. Dat betekent dat betrokkene per saldo niets meer hoeft te betalen als gevolg van deze uitspraak.

De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissingen van de officier van justitie in alle zaken gegrond;
 verklaart het beroep tegen de beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd in alle zaken gedeeltelijk gegrond, en matigt de boetes in de zaken met CJIB-nummers [nummers] tot een bedrag van
€ 165,00 per zaak, en in de zaken met CJIB-nummers [nummers] tot
een bedrag van € 44,00 per zaak (met handhaving van de administratiekosten van
€ 7,00 per zaak in alle zaken);
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag van € 1.994,00 dat betrokkene aan zekerheidstelling heeft betaald, verrekent met het totale bedrag dat in alle zaken tezamen nog verschuldigd is, zodanig dat betrokkene geen bedrag meer hoeft te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, Postbus 1165, 1500 AD Zaandam. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: