6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging diefstal met geweld en een diefstal uit een woning. De diefstal met geweld vond plaats in een trein. Het slachtoffer heeft zich met hand en tand tegen de diefstal verzet, waardoor het bij een poging is gebleven. Deze poging heeft op het slachtoffer een grote impact gehad in die zin dat zij zich thans nog niet veilig voelt in de trein. Verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat hij de telefoon nodig had om daarmee te kunnen bellen en hij toont daarbij geen enkel inzicht in de gevolgen van zijn gedrag voor degene die haar eigendommen probeert te beschermen.
Ook de diefstal uit een woning heeft bij de bewoonster gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht, temeer nu zij niet weet hoe verdachte in haar woning is gekomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 april 2017 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensmisdrijven.
- het bovengenoemd rapport van de psychiater [psychiater] , onder meer inhoudende dat bij betrokkene het gevaar op recidive hoog is. Gezien de aard en ernst van het ten laste gelegde, de veelvuldigheid van de voorafgegane veroordelingen en de noodzaak van een langdurende klinisch gestructureerde behandeling in een hoog beveiligde omgeving, adviseert de psychiater om betrokkene de Tbs-maatregel met dwangverpleging, als ultimum remedium, op te leggen. Voorwaardelijke varianten of een ISD-maatregel werden overwogen. Echter, betrokkene is momenteel niet in staat, mede gezien zijn verstandelijke beperking en impulsiviteit, tot naleving van welke voorwaarde ook. Een ISD-maatregel behoort niet tot de mogelijkheden. Toch bestaat er gevaar op escalatie waardoor er geen andere mogelijkheid meer lijkt te resteren dan hem een TBS met dwangverpleging op te leggen.
- het bovengenoemd rapport van de psycholoog [psycholoog] . Vanuit de voorgeschiedenis is duidelijk geworden dat, met het oog op risicopreventie, een hoge mate van beveiliging en structuur gewenst is. Eerder bleek dat zelfstandig wonen met ambulante begeleiding, een begeleide woonvorm en ook een beschermde woonvorm met zeer intensieve begeleiding binnen een reguliere setting gespecialiseerd in SGLV problematiek niet afdoende was om recidive te voorkomen. Ook een benadering binnen een op SGLVG-problematiek gespecialiseerde forensisch psychiatrische afdeling (FPA) had geen invloed op het beperken van recidive. Geconcludeerd wordt dat de toename in intensiteit van begeleiding, zorg en beveiliging er niet toe heeft geleid dat er een verandering op het gebied van risico op recidive heeft plaatsgevonden. Derhalve zal gedacht moeten worden aan een forensische behandeling binnen een hoger beveiligingsniveau dan een FPA kan bieden. Behandeling zal van langdurige (meer dan 2 jaar) en begeleidende aard moeten zijn om resocialisatie van betrokkene mogelijk te maken.
Nu behandelingen in het kader van bijzondere voorwaarden reeds zijn geprobeerd wordt een TBS met voorwaarden niet haalbaar geacht. Ook een ISD-maatregel bleek niet mogelijk. Daarom rest rapporteur niets anders dan, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en, mits de feiten ernstig genoeg worden beoordeeld, te adviseren om betrokkene de maatregel van TBS met bevel tot dwangverpleging op te leggen.
- het over de verdachte uitgebrachte advies van 5 april 2017, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, dat onder meer het volgende inhoudt. Na het onderzoek van het NIFP, waar uitvoerig is gekeken naar eerdere trajecten waarin voorwaarden zijn gesteld en herhaaldelijk is gebleken dat betrokkene zich hier niet aan heeft weten te houden, in combinatie met forse recidive, is de reclassering van mening dat het advies van het NIFP beter past op dit moment en sluiten wij ons hier bij aan.
Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank stelt voorop dat de deskundigen met recht hebben afgewogen of de ernst van de poging tot diefstal met geweld de geadviseerde maatregel noodzakelijk maakt. Immers, een poging tot tasjesroof met licht geweld vergt als zodanig niet noodzakelijkerwijs de maatregel van TBS met dwangverpleging. In deze zaak zijn echter andere modaliteiten om te komen tot de noodzakelijke behandeling en begeleiding gewogen en onuitvoerbaar bevonden, terwijl de kans op herhaling en zelfs escalatie van geweldsdelicten te hoog is om van behandeling af te zien. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank deze maatregel onontkoombaar.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit onder parketnummer 15/800454-15 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld tegen personen kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.