ECLI:NL:RBNHO:2017:3952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
15/800454-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met dwangverpleging opgelegd na veroordeling voor diefstal en geweld

Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en geweld. De rechtbank heeft de verdachte, die op 28 oktober 2016 in de trein van Amsterdam naar Alkmaar een tas met inhoud van een slachtoffer heeft geprobeerd te stelen, veroordeeld tot TBS met dwangverpleging. De verdachte had eerder al te maken gehad met de rechter en was bekend met gewelds- en vermogensmisdrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten en het risico op herhaling een zware maatregel vereisen. De officier van justitie had TBS met dwangverpleging geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van de poging tot diefstal, en de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van langdurige klinische behandeling in een hoog beveiligde omgeving voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/800454-16, 15/205412-14 (ttz gevoegd), 15/121668-16 (TUL1) en 15/800317-15 (TUL2) (P)
Uitspraakdatum: 25 april 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 april 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres (3734 AD) Den Dolder, Citroenvlinder 4,
thans gedetineerd in PI Nieuwegein - HvB locatie Nieuwegein.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/800454-16
hij op of omstreeks 28 oktober 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, althans in Nederland, in de trein van Amsterdam naar Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas (met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (die voornoemde [slachtoffer 1] te hulp schoot) en/of een tot nu onbekend gebleven persoon, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij verdachte de tas van die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of (met kracht) aan de tas van die [slachtoffer 1] getrokken en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd :'je tas, je tas' en/of 'je telefoon, je telefoon', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of een of meermalen tegen de benen van die [slachtoffer 1] en/of die Bouman geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 15/205412-16:
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning) heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een andere of anderen dan aan verdachte.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van parketnummer 15/205412-16 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 15/800454-16 heeft hij betoogd dat het geweld niet kan worden bewezen, nu de verklaringen met betrekking tot dat geweld niet eenduidig zijn. Hij verzoekt daarom verdachte van het geweld vrij te spreken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/800454-16 en parketnummer 15/205412-16 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 15/800454-16:
Op 28 oktober 2016 zit aangeefster [slachtoffer 1] in de trein van Amsterdam Centraal Station naar Alkmaar als een man met dreadlocks en een legergroene camouflagejas schuin tegenover haar komt zitten [2] . Omdat zij zich niet prettig voelt bij de man stopt zij haar telefoon in haar tas. Als de trein stil staat bij station Amsterdam Sloterdijk ziet aangeefster dat de man met beide handen richting haar zwarte handtas gaat en met zijn handen de hengsels van haar tas vastgrijpt. Zij merkt dat de man met kracht aan haar handtas begint te trekken en hoort de man zeggen “je tas, je tas” en “je telefoon, je telefoon” [3] . Hierop ziet zij dat een oudere man hun richting in komt lopen en dat de man in de legerjas zijn aandacht richt op deze man en hem probeert te slaan. Vrij snel hierna komt een andere man in een wit overhemd naast de oudere man staan. Aangeefster ziet dat de man in de legerjas schopbewegingen maakt naar de man in het overhemd en dat ten minste één schopbeweging raak was. Zij ziet dat de man in de legerjas uit de coupé rent. Op het station Zaandam is zij samen met de man in het witte overhemd uitgestapt. Zij ziet dat de politie de verdachte uit het laatste treinstel haalt [4] . Deze man blijkt later te zijn verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [5] .
Getuige [slachtoffer 2] hoort geschreeuw en ziet een meisje op de grond liggen. Er staat een negroïde persoon over haar heen gebogen. Deze man trekt aan de zwarte handtas van het meisje. Toen hij de man met een andere getuige weg joeg, schopte de man hem tegen zijn linker scheenbeen. Later ziet hij dat deze man werd aangehouden door de politie [6] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in Utrecht in de trein naar Alkmaar is gestapt [7] en een groene legerjas aan had [8] .
Ten aanzien van parketnummer 15/205412-16:
Op 9 oktober 2016 komt een melding binnen dat een man een kind met geld probeert te lokken. De melder vertelt dat de man perceel Jonkstraat 5 te Alkmaar is binnengegaan. Verbalisant Huiskens ziet in de woning twee personen staan. Hij herkent de man als [verdachte] . De vrouw, [betrokkene] , vertelt dat [verdachte] een portemonnee bij zich had die nu op tafel in haar woning ligt. Huiskens ziet in de portemonnee meerdere pasjes zitten die op naam staan van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] vertelt telefonisch dat zij nu pas door heeft dat haar portemonnee weg is. Op 7 oktober rond 12.30 uur had zij de portemonnee nog [9] .
In haar aangifte verklaart [slachtoffer 3] dat zij op 8 oktober 2016 haar woning gelegen aan de Jonkstraat 1 te Alkmaar heeft verlaten. Op 9 oktober 2016 rond 13.45 uur wordt zij door de politie gebeld dat haar portemonnee is aangetroffen bij een aangehouden verdachte. In haar portemonnee zaten diverse pasjes met daarop haar naam [10] . Zij mist haar portemonnee nog niet, omdat zij hem niet elke dag gebruikt. Thuisgekomen ontdekt zij dat er spullen verplaatst zijn. Zij ziet dat in de logeerkamer twee onbekende schoenen op de vloer liggen. Ook ziet zij in de slaapkamer naast haar bed op de grond een donkerblauwe spijkerbroek met bruinkleurige riem liggen. Deze kleding is niet van haar. Zij heeft geen idee wie er in de woning is geweest en weet ook niet hoe de persoon is binnengekomen [11] .
Verdachte verklaart dat hij de portemonnee die bij hem is aangetroffen één dag had. Hij zag in een open huis een portemonnee liggen. Deze lag op de tafel in dat huis. Ik heb de portemonnee weggepakt. Het huis stond open, ik kon daar zo naar binnen [12] .
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/800454-16:
hij op 28 oktober 2016 in de trein van Amsterdam naar Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (die voornoemde [slachtoffer 1] te hulp schoot), te plegen met het oogmerk om die diefstal, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, immers heeft hij verdachte de tas van die [slachtoffer 1] vastgepakt en met kracht aan de tas van die [slachtoffer 1] getrokken en tegen die [slachtoffer 1] gezegd :'je tas, je tas' en 'je telefoon, je telefoon', en tegen de benen van die Bouman geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 15/205412-16:
hij omstreeks 9 oktober 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3] .
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/800454-16:
Poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Ten aanzien van parketnummer 15/205412-16:
Diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat het feit niet kan worden toegerekend aan verdachte en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages, zijnde een psychiatrisch onderzoek van 29 januari 2017, opgemaakt door [psychiater] , geregistreerd psychiater, en een psychologisch onderzoek van 20 januari 2017, opgemaakt door [psycholoog] , gezondheidszorgpsycholoog.
De psychiater [psychiater]rapporteert als volgt. Bij betrokkene worden ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de vorm van ongespecificeerde psychotische stoornis, PTSS, normoverschrijdend-gedragsstoornis en cannabis afhankelijkheid geconstateerd. Tevens wordt een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking geconstateerd. Deze waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene ontkent het ten laste gelegde. Naar eigen zeggen viel hij in slaap in de trein en zag hij plotseling de politie voor zich. Vervolgens werd hij opgepakt en beschuldigd van zaken waar hij niets van weet. In verband met zijn normoverschrijdend gedragsstoornis, zijn gerichtheid op korte termijn behoeftebevrediging en zijn impulsregulatieprobleem en moeite om de gevolgen van zijn gedrag te kunnen overzien vanuit zijn lichte verstandelijke beperking, zou hij het op agressieve wijze afpakken van de tas van het slachtoffer als korte termijn oplossing van zijn geldprobleem kunnen zien. Uitgaande van dit scenario zou ondergetekende bij bewezenverklaring adviseren om betrokkene het ten laste gelegde in mindere mate toe te rekenen. Echter, het blijft een hypothese omdat er, door de ontkenning van betrokkene, geen inzicht gekregen kan worden in de doorwerking van zijn stoornis op het ten laste gelegde. Er kan niet gekomen worden tot accurate beantwoording van de vraag over toerekeningsvatbaarheid.
Uit het rapport van
de psycholoog [psycholoog]valt het volgende op te maken.
Betrokkene is lijdend aan een ziekelijke stoornis in de zin van een fors posttraumatisch stressstoornis en een ongespecificeerde psychotische stoornis. Daarnaast is sprake van cannabisgebruik en gedragsproblematiek, geclassificeerd als een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking.
Duidelijk is dat betrokkene functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau, hetgeen niet enkel op intellectueel, cognitief gebied tot uiting komt, maar ook tot een scheefgroei van zijn gehele sociale, emotionele en morele ontwikkeling heeft geleid. Van hieruit kent betrokkene beperkingen in het zoeken van adequate probleemoplossingen en het overzien van de consequenties van zijn gedrag. De licht verstandelijk beperking kent ook zijn doorwerking in de bij betrokkene gevonden lacunes in de gewetensfunctie, het zeer beperkte inlevend vermogen in anderen, een egocentrisch beleving en zijn gerichtheid op primaire en directe behoeftebevrediging. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard kan men er vanuit gaan dat bovenstaande beperkingen, gezien het chronische karakter, ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig waren en invloed hadden op de gedragskeuzes van betrokkene. Geadviseerd wordt om dan betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Uit de rapportages is gebleken dat de psycholoog adviseert om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De psychiater is van oordeel dat niet gekomen kan worden tot accurate beantwoording van de vraag over toerekeningsvatbaarheid maar adviseert ingeval van bewezenverklaring tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt deze conclusies over en zij acht, nu het door de deskundigen besproken geweldsfeit bewezen wordt geacht, gelet op het bovenstaande alsmede gelet op het verhandelde ter terechtzitting, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van beide, in dezelfde maand gepleegde, feiten.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens slechts gedeeltelijk worden toegerekend.

6.Motivering van de maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel van onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling (hierna: TBS), met dwangverpleging.
Gelet op deze eis vordert zij dat de vorderingen voorwaardelijke tenuitvoerlegging worden afgewezen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzet zich tegen oplegging van de TBS-maatregel omdat het geweldsaspect, mits bewezen verklaard, flinterdun is en wellicht een minder ingrijpende straf of maatregel mogelijk is. De raadsman verzoekt in overweging te nemen of een ISD-maatregel op zijn plaats is, nu niet duidelijk is of de recente veroordeling door de rechtbank Midden Nederland is meegenomen in de afweging van het openbaar ministerie. Aansluitend zou een opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek in het kader van een BOPZ-maatregel kunnen volgen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging diefstal met geweld en een diefstal uit een woning. De diefstal met geweld vond plaats in een trein. Het slachtoffer heeft zich met hand en tand tegen de diefstal verzet, waardoor het bij een poging is gebleven. Deze poging heeft op het slachtoffer een grote impact gehad in die zin dat zij zich thans nog niet veilig voelt in de trein. Verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat hij de telefoon nodig had om daarmee te kunnen bellen en hij toont daarbij geen enkel inzicht in de gevolgen van zijn gedrag voor degene die haar eigendommen probeert te beschermen.
Ook de diefstal uit een woning heeft bij de bewoonster gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht, temeer nu zij niet weet hoe verdachte in haar woning is gekomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 april 2017 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensmisdrijven.
- het bovengenoemd rapport van de psychiater [psychiater] , onder meer inhoudende dat bij betrokkene het gevaar op recidive hoog is. Gezien de aard en ernst van het ten laste gelegde, de veelvuldigheid van de voorafgegane veroordelingen en de noodzaak van een langdurende klinisch gestructureerde behandeling in een hoog beveiligde omgeving, adviseert de psychiater om betrokkene de Tbs-maatregel met dwangverpleging, als ultimum remedium, op te leggen. Voorwaardelijke varianten of een ISD-maatregel werden overwogen. Echter, betrokkene is momenteel niet in staat, mede gezien zijn verstandelijke beperking en impulsiviteit, tot naleving van welke voorwaarde ook. Een ISD-maatregel behoort niet tot de mogelijkheden. Toch bestaat er gevaar op escalatie waardoor er geen andere mogelijkheid meer lijkt te resteren dan hem een TBS met dwangverpleging op te leggen.
- het bovengenoemd rapport van de psycholoog [psycholoog] . Vanuit de voorgeschiedenis is duidelijk geworden dat, met het oog op risicopreventie, een hoge mate van beveiliging en structuur gewenst is. Eerder bleek dat zelfstandig wonen met ambulante begeleiding, een begeleide woonvorm en ook een beschermde woonvorm met zeer intensieve begeleiding binnen een reguliere setting gespecialiseerd in SGLV problematiek niet afdoende was om recidive te voorkomen. Ook een benadering binnen een op SGLVG-problematiek gespecialiseerde forensisch psychiatrische afdeling (FPA) had geen invloed op het beperken van recidive. Geconcludeerd wordt dat de toename in intensiteit van begeleiding, zorg en beveiliging er niet toe heeft geleid dat er een verandering op het gebied van risico op recidive heeft plaatsgevonden. Derhalve zal gedacht moeten worden aan een forensische behandeling binnen een hoger beveiligingsniveau dan een FPA kan bieden. Behandeling zal van langdurige (meer dan 2 jaar) en begeleidende aard moeten zijn om resocialisatie van betrokkene mogelijk te maken.
Nu behandelingen in het kader van bijzondere voorwaarden reeds zijn geprobeerd wordt een TBS met voorwaarden niet haalbaar geacht. Ook een ISD-maatregel bleek niet mogelijk. Daarom rest rapporteur niets anders dan, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en, mits de feiten ernstig genoeg worden beoordeeld, te adviseren om betrokkene de maatregel van TBS met bevel tot dwangverpleging op te leggen.
- het over de verdachte uitgebrachte advies van 5 april 2017, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, dat onder meer het volgende inhoudt. Na het onderzoek van het NIFP, waar uitvoerig is gekeken naar eerdere trajecten waarin voorwaarden zijn gesteld en herhaaldelijk is gebleken dat betrokkene zich hier niet aan heeft weten te houden, in combinatie met forse recidive, is de reclassering van mening dat het advies van het NIFP beter past op dit moment en sluiten wij ons hier bij aan.
Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank stelt voorop dat de deskundigen met recht hebben afgewogen of de ernst van de poging tot diefstal met geweld de geadviseerde maatregel noodzakelijk maakt. Immers, een poging tot tasjesroof met licht geweld vergt als zodanig niet noodzakelijkerwijs de maatregel van TBS met dwangverpleging. In deze zaak zijn echter andere modaliteiten om te komen tot de noodzakelijke behandeling en begeleiding gewogen en onuitvoerbaar bevonden, terwijl de kans op herhaling en zelfs escalatie van geweldsdelicten te hoog is om van behandeling af te zien. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank deze maatregel onontkoombaar.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit onder parketnummer 15/800454-15 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld tegen personen kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 110,00 (honderdtien euro) ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/800454-16 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/800454-16 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/800454-16 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging diefstal met geweld tegen personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 31 augustus 2016 in de zaak met parketnummer
15/121668-16heeft de politierechter te Alkmaar verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 375,00. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat van deze voorwaardelijke straf de tenuitvoerlegging al is bevolen bij onherroepelijk vonnis van de politierechter Midden Nederland van 9 januari 2017. De officier van justitie zal daarom overeenkomstig haar eis ter zitting niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Bij vonnis van 22 januari 2016 in de zaak met
parketnummer 15/800317-15heeft de meervoudige strafkamer bij deze rechtbank verdachte ter zake van poging diefstal met geweld tegen personen, poging diefstal, diefstal meermalen gepleegd, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaren bepaald, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen, nu zij voor onderhavige strafzaak de maatregel van TBS met dwangverpleging heeft gevorderd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien zij aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de parketnummer 15/800454-16 en onder parketnummer 15/205412-16 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15/800454-16 en onder parketnummer 15/205412-16 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte
[verdachte]hiervoor strafbaar.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
toewijzing vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 110,00 (honderdtien euro), bestaande uit vergoeding van de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 110,00 (honderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
2 (twee) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15/121668-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord Holland in de zaak met parketnummer 15/800317-15 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk , voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A.M.M. van Leuven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2017.
Mr. E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016240167-1 van 28 oktober 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 20.
3.Idem, doorgenummerde pagina 21, 4e, 5e en 6e alinea
4.Idem, doorgenummerde pagina 22, eerste en tweede alinea
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016240167-2 van 28 oktober 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisanten] , doorgenummerde pagina 8.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-2016240167-3 van 28 oktober 2016, inhoudende de verklaring van J. [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 25.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2016240167-12 van 29 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 31.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2016240167-12 van 29 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 33.
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016226207-6, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisanten] , doorgenummerde pagina 5 e.v.
10.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016226575-1 van 10 oktober 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 15.
11.Idem, doorgenummerde pagina 16.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2016226207-8 van 9 oktober 2016, inhoudende de verklaring van [verdachte] , doorgenummerde pagina 31.