ECLI:NL:RBNHO:2017:3822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
1587090616
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving van minderjarige jongens in Heilooërbos met gebruik van geweld en bedreiging

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte vijf minderjarige jongens in het Heilooërbos heeft beroofd. De feiten vonden plaats op 7 mei 2016, toen de jongens, die rond een kampvuur zaten, werden benaderd door de verdachten. Deze hebben hen met geweld en bedreigingen gedwongen om hun scootersleutels en mobiele telefoons af te geven. De slachtoffers werden langdurig bedreigd met een schroevendraaier en ondergingen fysiek geweld, waaronder slaan en schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing, waarbij de slachtoffers letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de beroving en mishandeling hebben ervaren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870906-16 (P)
Uitspraakdatum: 9 mei 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats] ,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2016 te Heiloo, in het Heilooërbos, nabij De Zandslootweg, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier mobiele telefoons en/of twee sleutelbossen en/of een Eastpack rugtas met JBL geluidsbox en/of drie portemonnees met inhoud en/of twee scooters, merk Piaggio Zipp en/of een horloge en/of een jas en/of een base-ballcap,
in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van vier mobiele telefoons en/of twee sleutelbossen en/of een Eastpack rugtas met JBL geluidsbox en/of drie portemonnees met inhoud en/of twee scooters, merk Piaggio Zipp en/of een horloge en/of een jas en/of een base-ballcap, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- meermalen (dreigend) heeft/hebben gezegd tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] : "Geef de sleutels van de scooters wilden anders gaan wij gaan slaan en/of schoppen en/of iemand vermoorden", en/of "Als je de telefoon niet geeft, dan ga ik hem prikken" en/of "Als jullie aangifte doen, komen we terug" en/of "Jullie mogen niet naar de politie, anders overleven jullie het niet" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl een van hen hierbij een schroevendraaier in zijn hand heeft gehad en/of met die schroevendraaier dreigend zwaaide en/of
- meermalen (met kracht) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] in/tegen het gezicht/hoofd en/of elders op het lichaam hebben geslagen en/of geschopt en/of - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] met een schroevendraaier in het lichaam heeft geprikt en/of met een smeulende tak tegen het gezicht en/of elders op het lichaam heeft geslagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij heeft aangevoerd dat verdachte geen fysiek geweld heeft gebruikt. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dat deel van de tenlastelegging.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van het volgende.
[slachtoffer 4] (destijds 17 jaar), [slachtoffer 5] (destijds 17 jaar), [slachtoffer 1] (destijds 16 jaar), [slachtoffer 2] (destijds 15 jaar) en [slachtoffer 3] (destijds 16 jaar) hebben aangifte gedaan van diefstal met geweld en afpersing in het Heilooërbos, op een open veld aan het einde van de Zanderslootweg [2] te Heiloo, op 7 mei 2016 door twee jongens die zichzelf [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] noemden.
De aangevers zaten rond een kampvuur in het Heilooërbos toen twee jongens die zich als [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] voorstelden zich bij hen voegden. [3] Na middernacht zei [bijnaam verdachte] tegen [slachtoffer 4] : “Stel mij voor de keuze. Of je geeft mij je scootersleutels en je hoort er niets meer van. Of je brengt ons naar de plaats waar wij willen inbreken. Ik tel tot 10 en dan geef je mij de sleutels”. [bijnaam verdachte] telde af en bij ‘3’ haalde hij een schroevendraaier uit zijn mouw. Bij ‘1’ gooide [bijnaam verdachte] [slachtoffer 4] op de grond en prikte hij hem met de schroevendraaier rond zijn hals en schouders. [4]
Op een gegeven moment zei [bijnaam verdachte] dat de aangevers op een bankje moesten zitten omdat hij een mop zou vertellen. Hij vertelde dat de moraal van zijn verhaal was dat de twee eigenaren van de scooters binnen 10 seconden de sleutels van hun scooters aan hem moesten geven, anders zouden [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] de aangevers slaan en schoppen. [5] [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zeiden dat zij de sleutels niet zouden krijgen, waarop [bijnaam verdachte] hen een vuistslag in hun zij gaf. [bijnaam verdachte] zei tegen de overige aangevers dat de sleutels tevoorschijn moesten komen, omdat ze anders iemand zouden vermoorden. [6] [bijnaam verdachte] stond voor het bankje met de schroevendraaier in zijn hand. [bijnaam medeverdachte] stond achter het bankje en schopte en sloeg [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] met een smeulende tak. [7] [bijnaam medeverdachte] sloeg op de hoofden van de aangevers, alsof hij aan het trommelen was. [8] De aangevers moesten vervolgens hun telefoons inleveren. [slachtoffer 2] wilde zijn telefoon niet afgeven. [bijnaam verdachte] zei op intimiderende wijze dat hij hem dood zou steken. Hierbij voelde [slachtoffer 2] dat [bijnaam verdachte] de schroevendraaier tegen zijn keel drukte. [9] [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] gaven [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] meerdere vuistslagen op hun gezicht en lichaam. Ook [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kregen vuistslagen van [bijnaam medeverdachte] . [bijnaam verdachte] gaf [slachtoffer 1] ook een klap in zijn gezicht en [bijnaam medeverdachte] schopte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] gaven hun telefoons aan [bijnaam verdachte] . [slachtoffer 1] gaf zijn telefoon aan [bijnaam medeverdachte] , nadat hij eerst een klap in zijn gezicht hadden gekregen. [10] Onder bedreiging van [bijnaam verdachte] met de schroevendraaier heeft [slachtoffer 3] zijn mobiele telefoon aan [bijnaam medeverdachte] gegeven. [bijnaam verdachte] zei daarbij: “Als je de telefoon niet geeft dan ga ik hem prikken”. [11]
[slachtoffer 5] moest zijn telefoon aan [bijnaam medeverdachte] geven, die hem sloeg waardoor het linkeroog van [slachtoffer 5] hard werd geraakt en dicht werd geslagen. Zijn telefoon viel op de grond en hij moest de telefoon zoeken. [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] moesten die telefoon hebben, want anders zou [slachtoffer 5] worden doodgestoken. [12] [slachtoffer 5] heeft kruipend over de natte grond naar zijn telefoon gezocht, terwijl hij werd geslagen en geschopt door [bijnaam medeverdachte] . [13] [slachtoffer 5] lag bijna bewusteloos op de grond. [14] Daarbij dreigden [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] hem in zijn rug te steken. [15]
Vervolgens moesten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] met [bijnaam medeverdachte] mee om de sleutels van [slachtoffer 4] te zoeken. [bijnaam medeverdachte] zei: “Jullie hebben 30 seconden om die sleutels te vinden”. [slachtoffer 2] zei dat dat onmogelijk was en werd vervolgens direct geslagen. [16] [slachtoffer 4] had zijn sleutels in het bos verstopt en hij moest op een gegeven moment zijn sleutels zoeken. [bijnaam medeverdachte] is met [slachtoffer 4] meegegaan en heeft hem geslagen en geschopt. [slachtoffer 5] heeft vervolgens de scootersleutels van [slachtoffer 4] gevonden. [17]
Voordat [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] op de scooters van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] vertrokken, stelden zij de vraag: “Wie ben ik?”. [slachtoffer 4] en zijn vrienden moesten antwoorden dat zij hen niet kenden. Ook mochten zij niet naar de politie gaan, want dan zouden ze het niet overleven. [18]
Van [slachtoffer 4] zijn weggenomen: zijn scooter van het merk Piaggio Zip, zijn mobiele telefoon, zijn horloge, zijn jas en zijn portemonnee met 170 euro aan contant geld en diverse pasjes. [19] Van [slachtoffer 5] zijn weggenomen: zijn scooter van het merk Piaggio Zip, zijn portemonnee met 10 euro en muntgeld en diverse pasjes en zijn baseball cap. [20] Van [slachtoffer 2] zijn weggenomen: zijn rugtas van het merk Eastpak met daarin een geluidsbox van het merk JBL. [21] De mobiele telefoon, huis- en schuursleutel en portemonnee met 15 euro en diverse pasjes zijn weggenomen van [slachtoffer 3] . Zijn portemonnee en sleutels zaten in de buddyseat van de scooter van [slachtoffer 4] . [22] [slachtoffer 1] moest zijn sleutelbos met zijn fietssleutel, huissleutel en een sleutel van zijn schoolkluisje aan [bijnaam verdachte] geven. [23]
[slachtoffer 4] verklaarde dat hij en zijn vrienden een aantal uren zijn mishandeld en dat hij na afloop een dikke lip en pijn in zijn wangen en kaak had. [24] [slachtoffer 5] verklaarde dat de beroving en mishandeling wel drie uur duurde en dat hij na afloop een snijwondje op zijn borst had door [bijnaam verdachte] met de schroevendraaier, een dichtgeslagen oog en veel blauwe plekken over zijn hele lichaam. [25] [slachtoffer 1] verklaarde dat het geweld wel een uur duurde. Zowel door [bijnaam verdachte] als [bijnaam medeverdachte] is [slachtoffer 1] tegen de zijkant van zijn hoofd geslagen. Hier heeft hij twee dagen last van gehad. [26] [slachtoffer 2] had het gevoel dat deze beroving drie uur duurde. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een lichte zwelling onder zijn linkeroog had en een bloedneus. Aan beide kanten van zijn oogkassen voelde hij pijn en er waren drie tanden door zijn lip. [27] Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij het opnemen van de aangifte opgemerkt dat zij bij [slachtoffer 2] een zwelling aan het linkeroog zag waar het ook rood was. Tevens zag zij dat de onderlip van [slachtoffer 2] blauw en gezwollen was. [28] [slachtoffer 3] heeft als gevolg van de klappen die hij heeft gekregen schaafwondjes aan de linkerzijde van zijn gezicht overgehouden. Ook had hij een bult op zijn voorhoofd. [29]
[bijnaam medeverdachte] bleek te zijn medeverdachte [medeverdachte] . [30]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 april 2017 verklaard dat hij op 7 mei 2016 aanwezig was in het Heilooërbos en dat hij [bijnaam verdachte] wordt genoemd. Hij heeft verklaard dat hij de scooters, sleutelbossen, portemonnees met inhoud en mobiele telefoons heeft weggenomen. Ook heeft hij verklaard een schroevendraaier in zijn handen te hebben gehad en de aangevers te hebben bedreigd. [31]
Bewijsoverweging
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij geen geweld heeft gebruikt jegens de aangevers, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Aangevers hebben zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerd, consistent en overeenkomstig met elkaar verklaard over hetgeen is gebeurd en het geweld dat zij hebben moeten ondergaan. Dat de verklaringen onderling enigszins verschillen, doet daar niet aan af. Zowel verdachte als zijn mededader hebben aangevers meermalen bedreigd, geschopt en geslagen, al dan niet met een schroevendraaier en een smeulende tak. Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van de sleutelbossen, Eastpak rugtas met JBL geluidsbox, portemonnees, scooters, horloge, jas en de baseball cap en aan afpersing in vereniging van de mobiele telefoons.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 mei 2016 te Heiloo, in het Heilooërbos, nabij de Zanderslootweg, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee sleutelbossen en een Eastpak rugtas met JBL geluidsbox en twee scooters, merk Piaggio Zip, drie portemonnees met inhoud en een horloge en een jas en een baseball cap,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , heeft gedwongen tot de afgifte van vier mobiele telefoons, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- meermalen dreigend hebben gezegd tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] : “Geef de sleutels van de scooters anders gaan wij slaan en schoppen en iemand vermoorden”, en “Als je de telefoon niet geeft, dan ga ik hem prikken” en “Als jullie aangifte doen, komen we terug” en “Jullie mogen niet naar de politie, anders overleven jullie het niet”, terwijl een van hen hierbij een schroevendraaier in zijn hand heeft gehad en met die schroevendraaier dreigend zwaaide en
- meermalen (met kracht) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in/tegen het gezicht/hoofd en elders op het lichaam hebben geslagen en geschopt en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] met een schroevendraaier in het lichaam hebben geprikt en/of met een smeulende tak tegen het gezicht en/of elders op het lichaam hebben geslagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die
diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten en aan een voorwaardelijk op te leggen strafdeel toezicht van de reclassering en ambulante behandelverplichting te verbinden omdat verdachte hulp nodig heeft. De raadsvrouw heeft de rechtbank tevens verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met een ander midden in de nacht in het Heilooërbos vijf minderjarige jongens met geweld en bedreiging met geweld spullen afhandig gemaakt. De slachtoffers zijn bedreigd en geprikt met een schroevendraaier, geslagen, geschopt en met een brandende tak geslagen. In hun belevingen duurde de beroving en het geweld uren. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 5] blijkt dat hij zelfs op een moment dacht “maak mij maar af”, omdat hij wilde dat het geweld ophield. Met name de ernst van het geweld en de bedreiging met geweld, waarbij de minderjarige slachtoffers volledig speelbal waren van verdachte en zijn mededader en precies moesten doen wat zij zeiden, terwijl zij daar kennelijk ondertussen om moesten lachen, zoals uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt, maakt dat de situatie ’s nachts voor de veel jongere jongens buitengewoon beangstigend moet zijn geweest.
Verdachte en zijn mededader hebben geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van de slachtoffers. Integendeel. Sommige slachtoffers hebben aangegeven dat verdachte en zijn mededader er plezier aan leken te beleven. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten gedurende langere tijd psychisch nadelige effecten hiervan kunnen ondervinden. Daarbij komt dat enkele slachtoffers letsel hebben opgelopen, waarvan zij gedurende enige tijd hinder hebben ondervonden. Daarnaast hebben zij ook materiële schade geleden, doordat de daders hun telefoons, geld, sleutels en/of scooters hebben weggenomen. Een dergelijk gewelddadig en intimiderend feit, gepleegd in de nachtelijke uren op een voor het publiek toegankelijke plek, is daarnaast zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid niet alleen bij de jonge slachtoffer en hun familie, maar ook in de samenleving in het algemeen. Tevens houdt de rechtbank er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee dat verdachte weliswaar een deels bekennende verklaring heeft afgelegd, maar geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in het toegepaste geweld. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 maart 2017, blijkt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke strafbare feiten tot vrijheidsbenemende straffen en de PIJ-maatregel is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Ook dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee.
Uit het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 11 juli 2016 van [reclasseringsmedewerker 1] , werkzaam bij GGZ Reclassering Palier, blijkt dat aan verdachte in 2012 de maatregel Plaatsing in een Instelling voor Jeugdigen (PIJ) werd opgelegd, welke maatregel op 29 april 2016, derhalve kort voor het tenlastegelegde, voorwaardelijk werd beëindigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport opgemaakt door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 4 januari 2017 en ondertekend door [deskundige 1] , psycholoog en [deskundige 2] , psychiater.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat verdachte niet heeft meegewerkt aan psychologisch (test)onderzoek en geen toestemming heeft gegeven voor het opvragen van (medische) informatie, waardoor de deskundigen beperkt zicht hebben verkregen op het functioneren van verdachte. Bij verdachte bestaan op basis van de antisociale aspecten uit zijn levensloop en de bevindingen tijdens de observatieperiode sterke aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hierbij kan gedacht worden aan een persoonlijkheidsstoornis met cluster-B (antisociale, narcistische en eventuele borderline) -trekken. Tegelijkertijd valt op dat er tijdens de observatieperiode geen problemen in de agressieregulatie te zien zijn geweest, er ook geen andersoortige incidenten zijn geweest, hij niet bijzonder krenkbaar overkomt en dat er geen zicht is verkregen op de rol van middelengebruik bij vroegere antisociale aspecten in zijn levensloop. Een persoonlijkheidsstoornis kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld, maar evenmin worden uitgesloten. In 2012 werkte verdachte wel mee aan een onderzoek, waarbij een gedragsstoornis werd beschreven (hetgeen in algemene zin kan worden gezien als een voorbode van een antisociale persoonlijkheidsstoornis) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en borderline kenmerken. De deskundigen komen niet tot diagnostische conclusies, waardoor het niet mogelijk is een uitspraak te doen of bij verdachte sprake is geweest van een verminderde mate van controle en/of een beperking ten aanzien van het genereren van gedragsalternatieven, voortvloeiende uit een eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De deskundigen hebben ook geen zicht gekregen op mogelijk relevante dynamiek ten aanzien van het bewezenverklaarde. Hierdoor is tevens niet mogelijk om tot een taxatie van het pathologische bepaalde recidiverisico te komen. De deskundigen onthouden zich daarom van een behandeladvies in een juridisch kader.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 10 april 2017 van [reclasseringsmedewerker 2] , werkzaam bij GGZ Reclassering Palier. In afwijking van het onderzoek door het NIFP adviseert de reclassering de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hiertoe is overwogen dat een intensieve behandeling noodzakelijk is en aangenomen moet worden dat de eerder in het kader van de PIJ rapportage geconstateerde gedragsstoornis/persoonlijkheidsstoornis nog steeds aanwezig is. Een voorwaardelijke straf wordt niet geadviseerd, omdat verdachte drie keer eerder gedurende een lopende proeftijd recidiveerde, waardoor het vermoeden bestaat dat verdachte niet in staat kan worden geacht om zich te conformeren aan een voorwaardelijke strafoplegging.
Ter terechtzitting heeft de getuige [reclasseringsmedewerker 2] dit advies nader toegelicht. De PIJ-maatregel heeft niet geholpen om het recidiverisico te verlagen. Verdachte heeft eerder aan de reclassering te kennen gegeven niet te willen meewerken aan begeleid wonen en ambulante behandelverplichting, waardoor de reclassering een voorwaardelijke straf niet als optie ziet. Verdachte zou gelet op zijn leeftijd profijt kunnen hebben van een klinische behandeling. Vanuit die gedachte heeft de reclassering TBS met dwangverpleging geadviseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel als volgt.
De weigering van verdachte vormt in beginsel geen belemmering voor de rechtbank om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Verdachte heeft volledige medewerking aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC) geweigerd, waardoor de deskundigen niet tot een conclusie met betrekking tot de doorwerking van een eventuele stoornis in het bewezenverklaarde feit zijn gekomen. In het dossier, en in het bijzonder gelet op voornoemde bevindingen van de deskundigen, ziet de rechtbank echter onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat tijdens het begaan van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis. Nu niet wordt voldaan aan één van de formele voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, kan de rechtbank deze maatregel niet aan verdachte opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank past bij de ernst van het feit geen andere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In het fors gebruikte geweld, de ernstige bedreigingen, de kwetsbare slachtoffers, het medeplegen en het strafblad van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om in de duur van de op te leggen gevangenisstraf enigszins af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, zodat verdachte nog enig zicht heeft op een toekomst buiten detentie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 32.971,62 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit:
  • scooter € 2.405,02
  • horloge € 100,00
  • geld dat in zijn portemonnee zat € 170,00
  • jas € 140,00
  • nieuwe sloten en sleutels € 156,60
  • immateriële schade € 30.000,00
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Met betrekking tot de schadepost voor de scooter heeft de benadeelde partij ter terechtzitting verklaard dat de scooter inmiddels terug in zijn bezit is en dat deze schadepost kan komen te vervallen. Dit onderdeel van de vordering komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking en in zoverre zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van het horloge, het geld, de jas en de nieuwe sloten en sleutels voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die door de raadsvrouw niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij € 30.000,00 aan immateriële schade heeft gevorderd om duidelijk te maken hoeveel impact deze gebeurtenis op hem, zijn familie en zijn vrienden heeft gehad. De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.566,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.025,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit:
  • huissleutels € 14,50
  • fietssleutel € 10,50
  • immateriële schade € 3.000,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Deze schadeposten, die door de raadsvrouw niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen en de rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.025,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.189,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Eastpak rugtas € 50,00
  • JBL geluidsbox € 139,00
  • Ziekenhuiskosten onbekend
  • Immateriële schade € 3.500,00 – € 5.000,00
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Met betrekking tot de ziekenhuiskosten heeft de benadeelde partij ter terechtzitting verklaard dat deze reeds zijn vergoed, waarmee deze schadepost kan komen te vervallen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de rugtas en geluidsbox voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die door de raadsvrouw niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen en de rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.189,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op € 23,00.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.998,72 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Scooter € 100,00
  • Kleding € 136,72 (pet € 29,95; schoenen € 80,00; joggingbroek € 26,77)
  • Contant geld € 12,00
  • Immateriële schade € 1.750,00
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Met betrekking tot de kosten voor de kleding is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade aan de schoenen niet is vast te stellen. Tevens is in de aangifte geen melding gedaan van beschadigde schoenen. Ten aanzien van de pet overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij in zijn aangifte spreekt over een pet van het merk For Twenty, maar dat de verzochte vergoeding ziet op een pet van het merk Rose. Deze onderdelen van de vordering komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking en in zoverre zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de scooter, de joggingbroek en het contante geld voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die door de raadsvrouw niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen en de rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.138,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.5.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.020,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
  • Portemonnee € 20,00
  • Immateriële schade € 1.000,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Deze schadepost, die door de raadsvrouw niet is weersproken, zal dan ook worden toegewezen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen met een totaalbedrag van € 1.020,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
 Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.566,60 (zegge: vijftienhonderdzesenzestig euro en zestig cent), bestaande uit € 566,60 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van de materiële schade.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.566,60 (zegge: vijftienhonderdzesenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
25 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.025,00 (zegge: duizend vijfentwintig euro), bestaande uit € 25,00 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.025,00 (zegge: duizend vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.189,00 (zegge: elfhonderdnegenentachtig euro), bestaande uit € 189,00 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 23,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.189,00 (zegge: elfhonderdnegenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
21 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.138,77 (zegge: elfhonderdachtendertig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit € 138,77 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.138,77 (zegge: elfhonderdachtendertig euro en zevenenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
21 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.020,00 (zegge: duizend twintig euro), bestaande uit € 20,00 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.020,00 (zegge: duizend twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. F.G. Hijink en mr. K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2017.
Mr. Van Leeuwen en mr. Witteman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 23).
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 41) en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 50).
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 42).
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 54), proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 59) en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 67).
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 54) en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 50).
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 67), proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 59), proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017 (separaat, pagina 2) en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017 (separaat, pagina 2).
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 67).
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 61).
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina’s 54 en 55).
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 67).
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina’s 49 tot en met 51).
13.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017 (separaat, pagina 2).
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 55).
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 62).
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 54) en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 59).
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 43).
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina’s 41 tot en met 44), proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 51) en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 55).
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 43).
20.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 51).
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 63).
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 68).
23.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 55).
24.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017 (separaat, pagina’s 2 en 3).
25.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017 (separaat, pagina’s 2 en 3).
26.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2017 (separaat, pagina 2).
27.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina’s 58 tot en met 63).
28.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina 62).
29.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 7 mei 2016 (dossierpagina’s 66 tot en met 68).
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2016 (dossierpagina’s 95 en 96).
31.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 april 2017.