Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder
[naam], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. J. van Groningen).
Procesverloop
Overwegingen
“(…) Even los van het feit dat [naam] in zijn bezwaarschrift stelt dat de fundering van de loods ongemoeid is gelaten en het dus op zijn minst bevreemdend is dat hij dus honderden kubieke meters, mogelijk zeer vervuilde grond, ONDER zijn fundering heeft weggehaald, rijst de vraag waar [naam] deze grond gelaten heeft. Kan het zijn dat hij deze illegaal gestort heeft op de grond achter de weilanden van [nummer 2] en [nummer 1] (…).
Verzoek tot handhaving. Los van alles ben ik van mening dat dergelijke activiteiten onwettig en illegaal zijn, gezien het bestemmingsplan, de functie van het gebouw et cetera. Gezien de enorme overlast van ouders met auto’s op de [straatnaam] , soms zelfs dronken, die hun kroost met de auto naar deze happenings brengen: auto’s op de weg en overal in de berm zodat verdere toegang tot de [straatnaam] geblokkeerd is, lawaai, muziek enzovoort. Verzoek ik u hierbij handhavend op te treden tegen [naam] en dergelijke activiteiten, desnoods onder dwang, deze activiteiten stop te laten zetten en te verbieden. Gelet op de spoedeisendheid (de gezondheid van kinderen is immers in geding) dient een begunstigingstermijn achterwege te blijven. (…)”
Beslissing
mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017.