ECLI:NL:RBNHO:2017:3643

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
15/800413-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en misbruik van persoonsgegevens in een seksadvertentie

Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en het misbruik van persoonsgegevens. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 oktober 2016 in Landsmeer, waar de verdachte samen met een medeverdachte de aangever, [aangever 1], onder druk zette om geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de woning van de aangever benaderden, op de ramen klopten en bedreigingen uitten, waarbij ze zeiden dat ze weg zouden gaan als de aangever zou betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot afpersing, omdat hij met geweld en bedreiging probeerde geld af te dwingen van de aangever.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens van [aangever 2] door haar foto's zonder toestemming te gebruiken in een seksadvertentie op de website Speurders.nl. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit van identificerend gebruik van persoonsgegevens, omdat de identiteit van de afgebeelde persoon niet aan de hand van de foto kon worden vastgesteld. Echter, de rechtbank vond wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, waarbij hij [aangever 2] dwong iets te dulden door haar foto's zonder toestemming te plaatsen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn strafrechtelijk verleden. De uitspraak benadrukt de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de impact van dergelijke delicten op hun leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800413-16 (P)
Uitspraakdatum: 14 april 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Venrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 01 oktober 2016 te Landsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, met zijn mededader naar de woning van die [aangever 1] is gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben geprobeerd een raam van die woning te forceren en/of op het raam/de ramen van die woning heeft/hebben geklopt en/of tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd dat ze weg zouden gaan als hij zou betalen en/of (met luide stem) heeft/hebben gezegd dat zij de ruiten van de woning van die [aangever 1] eruit zouden gooien en/of die woning in de brand zouden steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
Primair
hij in of omstreeks de periode van 17 september tot en met 3 oktober 2016 te Amsterdam en/of te Enschede en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, te weten vijf, althans één of meer, (facebook)foto's, van een ander ( [aangever 2] ) heeft gebruikt met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen of de identiteit van die [aangever 2] te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan en welk gebruik erin bestond
dat hij, verdachte, deze foto's heeft gebruikt voor een (seks)advertentie op de site www.speurders.nl (advertentienummer [nummer] );
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 3 oktober 2016 te Amsterdam en/of te Enschede en/of elders in Nederland, [aangever 2] , door enige (andere) feitelijkheid, te weten het buiten het weten van en/of zonder toestemming van die [aangever 2] plaatsen van vijf, althans een of meer, (facebook)foto's van die [aangever 2] in een (seks)advertentie op de site www.speurders.nl (advertentienummer [nummer] ), wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten te dulden dat haar foto's (buiten haar wil en zonder daarvoor toestemming te hebben gegeven), herkenbaar voor derden, op het internet zijn geplaatst in een (seks)advertentie, door voornoemde foto's buiten het weten en/of buiten de wil en/of zonder toestemming van die [aangever 2] te plaatsen in voornoemde (seks)advertentie.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit gesteld dat uit het dossier volgt dat het de bedoeling van verdachte en [medeverdachte] was om geld afhandig te maken van aangever. Hiertoe heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van aangever en [medeverdachte] .
Hoewel aangever als enige heeft verklaard over de geuite bedreigingen volgt uit de omstandigheden en verklaringen dat er een bedreigende situatie is ontstaan. Er is overigens ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever.
Uit de telefoongegevens van de telefoon waarvan verdachte heeft verklaard dat deze van hem is, blijkt dat er contact is geweest tussen aangever en verdachte. Ook staan er berichten in over het innen van geld, die de verklaring van aangever over eerdere incidenten ondersteunen.
Het gegeven dat aangever in paniek zijn buurman heeft opgebeld geeft de ernst van de situatie weer. Als de buurman bij de woning van aangever aankomt staan er twee mannen die de buurman bedreigend vindt en aangever is doodsbang. Gezien voornoemde situatie kan het niet anders zijn dan dat het gedrag van verdachte zeer dreigend was en aangever zich bedreigd met geweld heeft gevoeld.
Verdachte heeft inconsequent en onsamenhangend verklaard over de reden van zijn aanwezigheid bij de woning van aangever en zijn verklaring strookt niet met de andere verklaringen in het dossier.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat uit onderzoek van de telefoon van verdachte is gebleken dat daarmee advertenties met erotische lading zijn geplaatst op de website ‘Speurders.nl’. Ook is gebleken dat de foto’s van de profielpagina van aangeefster op de telefoon van verdachte zijn opgeslagen. Deze foto’s zijn zonder toestemming van aangeefster gebruikt voor een seksadvertentie. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de identiteit van aangeefster is misbruikt waardoor nadeel is ontstaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de hem ten laste gelegde feiten ontkend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot afpersing en daartoe aangevoerd dat er in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn voor het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Ook voor de ten laste gelegde uitingen is onvoldoende bewijs, nu aangever de enige is die daarover heeft verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat het gegeven, dat op een telefoon die bij verdachte in beslag is genomen afbeeldingen zijn gevonden die in een seksadvertentie zijn gebruikt, geen bewijs oplevert dat verdachte de bewuste advertentie heeft geplaatst. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman gesteld dat, indien kan worden bewezen dat verdachte de advertentie heeft geplaatst, niet kan worden gezegd dat aangeefster daardoor werd gedwongen iets te dulden, nu zij niet op de hoogte was van de geplaatste advertentie.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten laste is gelegd het wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegevens. In onderhavig geval gaat het om het gebruik van op Facebook gepubliceerde foto’s waarop aangeefster is afgebeeld in een seksadvertentie. In deze seksadvertentie staat de naam ‘ [naam] ’ vermeldt als zijnde de naam van de persoon op de foto. Dit is niet de werkelijke naam van de persoon op de foto. Ook het vermelde telefoonnummer is niet het telefoonnummer van de persoon op de foto. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van identificerende persoonsgegevens, nu de identiteit van de afgebeelde persoon niet aan de hand van de foto op zich kan worden vastgesteld.
De rechtbank concludeert derhalve dat een enkele foto op zich niet onder het bereik valt van artikel 231b Wetboek van Strafrecht.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden [1] [2]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 1 oktober 2016 kreeg de politie de melding om te gaan naar [adres] , alwaar twee mannen voor een woning zouden staan om geld op te halen. De politie kwam ter plaatse en zag dat er twee personen voor de deur stonden, die opgaven te zijn: [verdachte] en [medeverdachte] . [3] De bewoner van de [adres] gaf op te zijn: [aangever 1] . [4]
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van afpersing.
Over de gebeurtenissen voorafgaand aan 1 oktober 2016 –
en daarmee voorafgaand aan de tenlastegelegde datum– heeft [aangever 1] verklaard dat hij op een zondagavond, waarschijnlijk 11 september, een sms-bericht had gestuurd naar een meisje dat haar diensten aanbood en met haar had afgesproken dat zij op zondag naar hem toe zou komen. Er kwam echter niemand. Rond half twee ’s nachts werd er op het raam geklopt, waardoor [aangever 1] wakker werd. [aangever 1] opende de voordeur en zag een donkere man aan de zijkant van zijn woning staan. [5] Deze donkere man zei tegen hem dat hij een dame had gereserveerd en hiervoor moest betalen. De man was intimiderend en dwingend en duldde geen tegenspraak. Hij zei meerdere keren dat [aangever 1] moest betalen. [6] [aangever 1] voelde zich niet veilig en wilde niet bij de man in de taxi stappen. Hij reed in zijn eigen auto naar de ABN AMRO en de donkere man reed achter hem aan. Bij de ABN AMRO heeft [aangever 1] geld gepind en aan de donkere man gegeven.
Op 16 september 2016 kreeg [aangever 1] een sms van ene [naam] , waarmee hij een afspraak maakte. Toen [aangever 1] een sms stuurde of de afspraak nog doorging hoorde hij niets meer. Diezelfde dag, omstreeks 17:30 uur, werd hij wakker van geschreeuw komende uit zijn woonkamer. [aangever 1] liep naar zijn woonkamer en trof daar dezelfde donkere man en een onbekende vrouw aan. De donkere man begon gelijk over geld en wilde geld hebben, omdat [aangever 1] een reservering had gemaakt. [aangever 1] was bang en is wederom in zijn auto naar de pinautomaat gereden en heeft geld gepind. De donkere man en de vrouw reden met hem mee in de auto. [aangever 1] heeft het geld aan de donkere man gegeven en nadien geen afspraken meer gemaakt.
Op 1 oktober 2016 was [aangever 1] thuis toen er omstreeks 22:00 uur op de ramen werd geklopt. [aangever 1] zag dat dezelfde donkere man voor de deur stond, dit keer samen met een blanke man. [aangever 1] deed niet open en zei dat hij de politie zou bellen. Beide mannen zeiden dat zij weg zouden gaan als [aangever 1] zou betalen. Volgens de mannen had [aangever 1] weer een afspraak gemaakt en moest hij daarvoor betalen. De mannen begonnen [aangever 1] te bedreigen en zeiden dat ze een rel zouden beginnen door tegen de buren te zeggen dat [aangever 1] ontucht zou plegen met kleine kinderen. De blanke man begon bedreigingen te uiten door met luide stem te zeggen dat ze de ruiten van zijn woning eruit zouden gooien en zijn woning in brand zouden steken. De donkere man bedreigde [aangever 1] ook en zei dat hij tegen de politie zou zeggen dat [aangever 1] ontucht zou plegen met minderjarigen. [aangever 1] voelde zich bedreigd en belde de buurman. [7]
De buurman van [aangever 1] , [getuige] , heeft als getuige verklaard dat hij op 1 oktober 2016 omstreeks 22:00 uur werd gebeld door [aangever 1] , die in paniek was. [aangever 1] vertelde hem dat er twee mannen voor de deur stonden die hem bedreigden en geld van hem wilden. Toen [getuige] bij de woning van [aangever 1] aankwam zag hij twee mannen voor de woning staan. De mannen waren dreigend. De blanke man zei dat ze nog geld kregen en daarom voor de woning stonden. [8] [aangever 1] was doodsbang. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] naar de woning van aangever is gegaan, op de ramen heeft geklopt [10] en een rondje heeft gelopen om de woning. [11] Hij was boos op aangever. [12]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij met verdachte naar Landsmeer is gegaan, nadat verdachte hem had gevraagd of hij wat wilde verdienen. Ze zouden een man die niet wilde betalen een beetje onder druk gaan zetten. Verdachte heeft op het raam geklopt en tegen aangever gezegd dat hij een meisje had gereserveerd en dat hij moest betalen. Verdachte heeft gezegd dat zij weg zouden gaan zonder problemen als aangever zou betalen. [medeverdachte] heeft ook tegen aangever gezegd dat hij moest betalen en dat zij dan weg zouden gaan. [13] Verdachte bleef zeggen dat de man moest betalen en bleef rondjes lopen om de woning. Verdachte was boos en verhief zijn stem. [14]
Bij de fouillering van verdachte is een zwarte Apple IPhone 3 in beslag genomen [15] , waarvan verdachte heeft verklaard dat deze van hem is. [16] De IPhone is uitgelezen en op de telefoon zijn (onder meer) de volgende berichten aangetroffen:
- een bericht van 18 september 2016, ontvangen van het aangever, inhoudende:
“Ik heb nog nooit iemand zo hard weg zien lopen en probeer je nooit meer om bij vreemde in huis te staan ga werken voor je geld. Probeer niet nog een keer komen met je vrouwen handel. (…)”
- een bericht van 20 september 2016, verzonden aan aangever, inhoudende: ‘
Wij komen binnenkort langs meer geld innen voor deze situatie ivm met zieke dames en respect’. [17]
In de IPhone werden op 3 oktober 2016 ook berichten aangetroffen van de advertentiepagina ‘Speurders.nl’. In de internethistorie stonden diverse hyperlinks van Speurders.nl waaruit viel op te maken dat er met het toestel diverse advertenties met erotische lading waren geplaatst, waaronder een advertentie met [nummer] . Deze advertentie stond sinds 16 dagen online.
Uit de internethistorie bleek dat het profiel van [aangever 2] was bekeken, en dat de foto’s op het profiel waren geraadpleegd. Deze foto’s kwamen overeen met de foto’s op de speurders advertentie met [nummer] . [18] [aangever 2] is op de hoogte gesteld van de aangetroffen foto’s bij de advertentie en heeft verklaard dat er vijf foto’s van haar afgeschermde Facebook account ten onrechte en zonder dat zij daarvan wist zijn gebruikt voor een seksadvertentie op de website Speurders.nl. [19]
Bewijsoverwegingen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de Apple IPhone 2 à 3 dagen geleden had geleend van ene [naam] acht de rechtbank ongeloofwaardig en onlogisch. Daarbij is deze verklaring niet verifieerbaar nu verdachte enkel heeft verklaard dat deze [naam] in Enschede woont en verder geen informatie over haar heeft kunnen geven. De rechtbank houdt verdachte aan zijn bij de politie afgelegde verklaring dat de betreffende telefoon van hem is.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangever dat de daders hebben gedreigd met geweld, in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 1 oktober 2016 te Landsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [aangever 1] , met zijn mededader naar de woning van die [aangever 1] is gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader op de ramen van die woning hebben geklopt en tegen die [aangever 1] hebben gezegd dat ze weg zouden gaan als hij zou betalen en met luide stem hebben gezegd dat zij de ruiten van de woning van die [aangever 1] eruit zouden gooien en die woning in de brand zouden steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
Subsidiair
hij in de periode van 17 september 2016 tot en met 3 oktober 2016 in Nederland, [aangever 2] , door enige feitelijkheid, te weten het buiten weten van en zonder toestemming van die [aangever 2] plaatsen van vijf facebookfoto's van die [aangever 2] in een seksadvertentie op de site www.speurders.nl (advertentienummer [nummer] ), wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten te dulden dat haar foto's (buiten haar wil en zonder daarvoor toestemming te hebben gegeven), herkenbaar voor derden, op het internet zijn geplaatst in een seksadvertentie.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander/derden, wederrechtelijk dwingen iets te dulden
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis acht geslagen op de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor afpersing. De officier van justitie heeft in strafverzwarende zin meegewogen dat het feit in vereniging is gepleegd en dat verdachte geen first offender is. Daarnaast heeft de officier van justitie acht geslagen op de rol van verdachte en de aanloop naar het strafbare feit.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de informatie in het reclasseringsrapport oud is en dat het volgens verdachte goed met hem gaat. Verdachte heeft inkomsten uit een eigen bedrijf en hij heeft geen hulp nodig van de reclassering. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het verschil in strafeis tussen verdachte en medeverdachte uitzonderlijk groot is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd aangever te dwingen een geldbedrag te betalen door naar zijn woning te gaan, op de ramen te kloppen en bedreigingen te uiten.
Het initiatief om dit te doen lag bij verdachte. Een en ander vond plaats bij de woning van aangever, hetgeen een ernstige inbreuk betekent op het recht van een ieder op een ongestoord privéleven. Een feit als het onderhavige wordt over het algemeen door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend en beangstigend ervaren.
Voorts heeft verdachte foto’s van het Facebookprofiel van aangeefster gebruikt in een seksadvertentie. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de integriteit van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij erg ontdaan was toen zij de advertentie zag en bovendien vreest dat haar afbeelding nu voor meer websites gebruikt zal gaan worden. Ook is zij erg bang dat vrienden of bekenden de advertentie zullen zien.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten en bedreigingen onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 december 2016 van A. Botto, werkzaam bij Reclassering Nederland;
- het psychiatrisch rapport gedateerd 30 december 2016 van I. Maksimovic waarin wordt vermeld dat verdachte niet mee heeft willen werken aan een psychiatrisch onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie, in aanmerking genomen de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld en zijn strafrechtelijk verleden, recht doet aan de ernst van de feiten en zij zal deze straf opleggen.

7.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten
- 1.00 STUK Telefoontoestel Kl: Zwart, APPLE Iphone 3 (661955),
dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 45, 47, 57, 63, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STUK Telefoontoestel Kl: Zwart, APPLE Iphone 3 (661955).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2017.
mr. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2016, p. 29.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2016, p. 31.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 1 oktober 2016, p. 14.
6.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 3 oktober 2016, p. 17.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 1 oktober 2016, p. 14-16.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 2 oktober 2016, p. 34.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 2 oktober 2016, p. 36.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2017.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 oktober 2016, p. 55.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 oktober 2016, p. 68.
13.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 2 oktober 2016, p. 89-91.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 6 oktober 2016, p. 96.
15.Een geschrift, te weten een ‘Kennisgeving inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering’ d.d. 2 oktober 2016, p. 127.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 oktober 2016, p. 54.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2016, p. 137.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2016 met bijlagen, p. 137, 138 en 159.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 13 oktober 2016, p. 22.