ECLI:NL:RBNHO:2017:344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
5595628 KG EXPL 16-177 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.B. Rip
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over prostitutie in seniorenwoning met belangenafweging voor kwetsbare huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, op 30 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Intermaris en mevrouw [X], die huurt van Intermaris. De zaak betreft de beschuldiging dat in de huurwoning van mevrouw [X] prostitutie wordt bedreven, wat in strijd is met de huurvoorwaarden. Mevrouw [X], bijna 60 jaar oud en onder bewind, heeft eerder waarschuwingen ontvangen van Intermaris na constatering van prostitutie door de politie in 2015 en 2016. Intermaris vorderde ontruiming van de woning, maar mevrouw [X] betwistte de spoedeisendheid van de vordering en stelde dat zij niet op de hoogte was van de activiteiten van haar zoon, die mogelijk betrokken was bij de prostitutie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 5595628 \ KG EXPL 16-177 (H.K.)
Uitspraakdatum: 30 januari 2017
Vonnis in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
De stichting STICHTING INTERMARIS
gevestigd en kantoorhoudende te Hoorn
eisende partij in kort geding
verder te noemen Intermaris
gemachtigde: mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn
tegen

1.mevrouw [X]

wonende te [woonplaats]
verder te noemen mevrouw [x]
gemachtigde: mr. E.J. Woud, advocaat te Hoorn
[toevoeging nr. [nummer] ]
2. [Y]en
[Z]
handelende onder de naam Bewindvoering Zaanstad e.o.
wonende/gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad
handelend in hun hoedanigheid van beschermingsbewindvoerders over de goederen van
mevrouw [x]
verder gezamenlijk te noemen de bewindvoerder
in rechte verschenen bij [Y]
gedaagde partijen in kort geding.

1.Het procesverloop

Intermaris heeft bij dagvaarding d.d. 29 december 2016 een voorziening gevorderd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 16 januari 2017, alwaar zijn verschenen:
Intermaris bij de heer [S] , bijgestaan door de gemachtigde, mevrouw [x] in persoon, bijgestaan door de gemachtigde, en de bewindvoerder bij [y] (mede namens [Z] ) en [k] .
Intermaris heeft de vordering bij monde van haar gemachtigde toegelicht aan de hand van pleitnotities. Mevrouw [x] en de bewindvoerder hebben tegen de vordering verweer gevoerd, waarbij door de gemachtigde van mevrouw [x] pleitnotities en producties zijn overgelegd.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.Mevrouw [x] huurt van Intermaris sinds 10 juni 2014 de zelfstandige woning aan het [adres] .
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden, waaronder de verplichting van de huurder om zich als goed huurder te gedragen, onder meer door geen overlast of hinder te veroorzaken en het gehuurde netjes te verzorgen en in te richten, bij overtreding waarvan Intermaris op kosten van de huurder rechtsmaatregelen kan nemen.
In art. 7 lid 11 van de huurvoorwaarden is specifiek vermeld, dat het niet is toestaan om in de woning prostitutie te (laten) bedrijven.
2.3.
Op maandag 2 februari 2015 heeft de zedenpolitie geconstateerd dat in de woning van mevrouw [x] sprake was van prostitutie. Op 8 juni 2015 heeft mevrouw [x] om die reden een waarschuwing ontvangen van Intermaris vanwege ernstig tekortschieten in de nakoming van haar verplichting als huurder. Haar wordt, bij een volgende soortgelijke overtreding, ontbinding van de huurovereenkomst in het vooruitzicht gesteld.
2.4.
Op zaterdag 1 oktober 2016 heeft de Politie Noord-Holland, afdeling Vreemdelingen-politie, Identificatie en Mensenhandel wederom bedrijfsmatige prostitutie aangetroffen in de woning van mevrouw [x] . Via een advertentie op de website www.kinky.nl werd telefonisch contact opgenomen met iemand die seksuele handelingen tegen betaling aanbood. Deze handelingen werden aangeboden op het adres [adres] . Toen de politie de woning van mevrouw [x] betrad, trof de politie in een slaapkamer een man en vrouw aan. De man gaf aan een klant te zijn van de vrouw.
2.5.
Naar aanleiding van de constatering van de politie van 1 oktober 2016 heeft de gemeente Hoorn bij brief van 14 december 2016 Intermaris een last onder dwangsom van € 5.000,-- opgelegd per geconstateerde overtreding met een maximum van € 20.000,--. Aan mevrouw [x] is een soortgelijk brief gestuurd. Zij heeft hiertegen bezwaar aangetekend.

3.Het geschil

3.1.
Intermaris vordert bij wege van voorziening ex artikel 254 lid 5 BRv bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van mevrouw [x] en/of de bewindvoerder tot ontruiming van de woning aan het [adres] en wel binnen twee dagen na betekening van het vonnis, met veroordeling van mevrouw [x] en/of de bewindvoerder tot de werkelijke proceskosten en de nakosten.
3.2.
Intermaris stelt ter onderbouwing van haar vordering, zakelijk weergegeven, het volgende.
Na de eerste constatering van prostitutie in de woning van mevrouw [x] door de zedenpolitie, op 2 februari 2015, heeft mevrouw [x] een duidelijke waarschuwing van Intermaris gekregen dat dit niet nog eens moet gebeuren. Dit was een laatste kans voor haar. Zij had gehandeld in strijd met art. 7 lid 11 van de algemene huurvoorwaarden. Nadat de politie op 1 oktober 2016 wederom constateerde dat prostitutie in de woning van mevrouw [x] werd bedreven, was voor Intermaris de maat vol, ook al heeft de zoon van mevrouw [x] hier wellicht een belangrijke rol in gespeeld. Intermaris gaat ervan uit dat mevrouw [x] er ook van wist en bovendien heeft zij een sleutel van de woning aan haar zoon
gegeven.
Uit de verklaring van de politie blijkt dat de op 1 oktober 2016 in de woning aanwezige mevrouw [e] heeft verklaard dat zij als thuisprostituee werkzaam is in de woning [adres] , dat zij op kinky.nl adverteert, dat zij ongeveer 4 à 8 klanten per week heeft, dat zij € 10,-- aan de zoon van mevrouw [x] afdraagt en daarnaast € 10,-- aan mevrouw [x] zelf en aan een zwangere dame. Gelet op deze herhaalde constatering en de aanschrijving van de gemeente rest Intermaris niet anders dan ontruiming van de woning te vorderen. Hierbij speelt ook een rol, dat het hier gaat om een woning in seniorencomplex en dat deze seniorenwoning in een problematische wijk ligt. Intermaris doet er in samenwerking met de gemeente alles aan om de leefbaarheid in de wijk te vergroten.
3.3.
Mevrouw [x] betwist dat de vordering spoedeisend is en zij verzet zich tegen de gevorderde ontruiming van de woning. Het is de zoon van mevrouw [x] , die achter haar rug om gebruik heeft gemaakt van de woning en heeft mogelijk gemaakt dat er prostitutie werd bedreven. Mevrouw [x] wist hier niets van. De zoon heeft een sleutel van de woning, omdat hij zijn moeder regelmatig komt bezoeken. Mevrouw [x] zelf werkt minimaal 36 uur per week als schoonmaakster en is dus vaak niet thuis. Ze kan zich financieel redden en heeft geen extra geld nodig. Dat mevrouw [x] van niets wist, valt ook te verklaren uit de omstandigheid dat zij kampt met ernstige beperkingen, zoals blijkt uit het overgelegde rapport van de UWV. Ontruiming van de woning zou ernstige gevolgen voor haar hebben. Ze verzoekt de kantonrechter de vordering af te wijzen en haar nog een kans te geven. Ze staat niet afwijzend tegenover een mentorschap, zodat zij meer ondersteuning kan krijgen.
3.4.
De bewindvoerder sluit zich aan bij het verweer van mevrouw [x] en ook hij verzoekt om mevrouw [x] nog een kans te geven. De bewindvoerder was destijds door de verhuurder op hoogte gebracht van het incident in februari 2015, maar hij ging er vanuit dat dit een eenmalige gebeurtenis betrof. Pas achteraf heeft de bewindvoerder vernomen dat op 1 oktober 2016 wederom sprake was van prostitutie in de woning van mevrouw [x] .

4.De beoordeling

4.1.
Ofschoon de vennootschap onder firma Bewindvoering Zaanstad e.o. is gedagvaard als bewindvoerder, gaat de kantonrechter ervan uit dat dit op een vergissing berust. Gelet op de mededeling ter zitting wordt aangenomen dat [Y] en [Z] de bewindvoerders zijn en vrijwillig zijn verschenen.
4.2.
De spoedeisendheid van de zaak vloeit uit het gestelde voort en is in voldoende mate gebleken, ook gelet op de aanschrijving van de gemeente aan Intermaris.
4.3.
Vaststaat dat de politie op 2 februari 2015 en 1 oktober 2016 heeft geconstateerd dat in de woning van mevrouw [x] prostitutie werd bedreven, hetgeen in strijd is met art. art. 7 lid 11 van de algemene huurvoorwaarden. Ook staat vast dat aan mevrouw [x] in 2015 een duidelijke waarschuwing is gegeven in verband met de overtreding van februari 2015.
Echter, gelet op de door mevrouw [x] aangevoerde omstandigheden ontkomt de kantonrechter niet aan een belangenafweging, waarbij aan de orde is de vraag, of mevrouw [x] nog een laatste kans moet krijgen om in de huurwoning te mogen blijven of dat zij die kans in 2015 reeds heeft gehad.
De kantonrechter gaat er zonder meer vanuit dat de verhuurder, in samenwerking met de gemeente Hoorn, een belangrijke taak heeft bij het bewoonbaar houden van de (senioren)woningen in de omgeving van het [Adres] , temeer daar het hier om een kwetsbare wijk gaat die al vaker negatief in het nieuws is geweest, zoals Intermaris ter zitting heeft toegelicht. Voorts is van belang dat Intermaris een aanschrijving van de gemeente heeft ontvangen met oplegging van een boete, die zal worden geïncasseerd bij de eerstvolgende vergelijkbare overtreding in de woning van mevrouw [x] .
Echter, de belangen van mevrouw [x] zijn ook groot. Zij is een vrouw van bijna 60 jaar oud met serieuze (geestelijke) beperkingen, zoals uit het rapport van de UWV blijkt, dat zich bij de stukken bevindt. Het verlies van haar woning zal voor haar dramatische gevolgen hebben en vermoedelijk ook voor haar werk; zij heeft op dit moment een vaste baan.
Vaststaat dat de zoon van mevrouw [x] een grote rol heeft gespeeld in het gebeuren en het feitelijk mogelijk heeft gemaakt dat klanten en een prostituee elkaar konden ontmoeten in de woning van mevrouw [x] . Of zijzelf van de activiteiten van haar zoon heeft geweten of hier financieel voordeel van heeft gehad, valt in het kader van dit kort geding moeilijk te beoordelen. Volgens Intermaris is dat wel het geval, maar dit wordt gemotiveerd betwist. In ieder geval is voldoende aannemelijk geworden dat mevrouw [x] sterk beïnvloedbaar is en haar zoon, die over een sleutel van de woning beschikt, niet heeft durven aanspreken op zijn gedrag.
Of de prostitutieactiviteiten in de woning stelselmatig hebben plaatsgevonden, is niet duidelijk geworden. Twee keer heeft de politie de woning bezocht, in februari 2015 en oktober 2016, en beide keren bleek dat sprake was van prostitutie. Het is aannemelijk dat dit vaker gebeurd zal zijn. Aan de andere kant zijn er geen klachten van buren of omwonenden geweest over ondervonden overlast van prostituees en/of klanten in of nabij de woning van mevrouw [x] . Ten slotte acht de kantonrechter van belang, dat de bewindvoerder er niet van op de hoogte is geweest en/of gesteld dat na februari 2015 wederom sprake was van prostitutie in de woning van mevrouw [x] .
4.4.
Alles overziende, is de kantonrechter van oordeel, dat aan mevrouw [x] nog een laatste kans moet worden geboden om te laten zien dat ze zich als goed huurder kan gedragen, waarbij zij er zelf verantwoordelijk voor is dat haar zoon niet langer over een sleutel van de woning beschikt. Ook wordt aan mevrouw [x] in overweging gegeven om serieus na te denken over het ter zitting besproken voorstel om een (professionele) mentor te benoemen die haar niet-financiële belangen kan helpen behartigen.
4.5.
De vordering van Intermaris zal daarom worden afgewezen.
Gelet op de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, als na te melden.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. Rip, kantonrechter, bijgestaan door J.A.J. Kreijger, griffier en in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2017.
De griffier
De kantonrechter