In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Design Badkamers Utrecht B.V. en de omroepvereniging BNN-VARA, met betrekking tot een publicatieverbod van een uitzending van het consumentenprogramma Kassa. Design Badkamers Utrecht vorderde een verbod op de uitzending van een item dat betrekking had op een geschil met een klant, [gedaagde partij sub 2]. De eiseres stelde dat de uitzending onrechtmatig zou zijn en haar goede naam zou schaden, wat zou kunnen leiden tot faillissement. BNN-VARA verweerde zich door te stellen dat de uitzending een publiek belang diende en dat het vooraf verbieden van de uitzending in strijd was met de vrijheid van meningsuiting.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een fundamenteel recht is dat slechts onder strikte voorwaarden kan worden beperkt. De rechter concludeerde dat het belang van BNN-VARA bij de uitzending zwaarder woog dan het belang van Design Badkamers Utrecht bij bescherming van haar goede naam. De rechter oordeelde dat er geen voldoende onderbouwing was voor de stelling dat de uitzending onherroepelijk zou leiden tot faillissement van Design Badkamers Utrecht. De vorderingen van Design Badkamers Utrecht werden dan ook afgewezen, en de proceskosten werden aan haar opgelegd.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen de bescherming van de goede naam van een onderneming en de vrijheid van meningsuiting, waarbij in dit geval de vrijheid van meningsuiting prevaleerde. De rechter wees erop dat de uitzending ook de mogelijkheid bood voor Design Badkamers Utrecht om haar standpunt naar voren te brengen, wat bijdroeg aan de zorgvuldigheid van de berichtgeving.