6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft zijn minderjarige zoon, [minderjarige 1] , van zes jaar, onttrokken aan het over hem gestelde gezag door hem zonder toestemming van de moeder mee te nemen naar Spanje, hem daar te houden en hem niet tijdig terug te brengen naar zijn moeder. Hiermee heeft hij [minderjarige 1] ook van school weggehouden. Voorts neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij de moeder geheel in het ongewisse heeft gelaten over de verblijfplaats en het welzijn van haar zoon. Verdachte had de mogelijkheid om te bellen, maar heeft gekozen om dit niet te doen. Dit terwijl de moeder wist dat verdachte met haar zoon ergens in het buitenland verbleef. Dit heeft tot een groot gevoel van onrust en onzekerheid geleid.
Daarnaast heeft verdachte, midden in de nacht, een auto dermate vernield dat rijden niet meer mogelijk was. Hij heeft de vier banden lek gestoken, een raam eruit gehaald en daarbij krassen in de lak veroorzaakt. Dit feit brengt veel ongemak, naast kosten, voor de aangeefster met zich.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld maar wel in het verleden voor geweldsfeiten is veroordeeld.
- het psychologisch rapport gedateerd 9 december 2016 opgemaakt door, drs. J.R. Terwiel, GZ-psychologe.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheid met antisociale en borderline trekken is geconstateerd. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van cannabis-afhankelijkheid en cocaïne-afhankelijkheid, welke ten tijde van het onderzoek volledig in remissie was.
Het onderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd om te kunnen bepalen of de motieven, emoties en redeneringen van betrokkene vooraf en tijdens zijn gedragskeuzes van dien aard waren dat het ten laste gelegde mede uit zijn diagnoses verklaard kan worden. De psycholoog onthoudt zich van een risico-inschatting.
Met de inhoud van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 19 december 2016 van de heer [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Palier.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat wordt geadviseerd aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met onder andere de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting, een contactverbod met [aangeefster] en de kinderen, alsmede andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De ernst van de feiten, de omstandigheid dat er sprake is van onttrekking van een minderjarige die weggehouden is bij zijn moeder en van school, het feit dat moeder gedurende anderhalve week in onzekerheid heeft gezeten met betrekking tot de verblijfplaats en welzijn van haar zoon, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf ter hoogte van de tijd die reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 101 dagen, passend is. Anders dan de officier van justitie, die daarnaast een voorwaardelijk gedeelte passend acht met daarnaast hulp en begeleiding van de reclassering, ziet de rechtbank geen ruimte voor oplegging van een straf die boven het voorarrest uitgaat. Met name gelet op de persoon van verdachte, waaronder ook zijn zwakbegaafdheid, en de wijze waarop verdachte zonder enige planning achtereenvolgende verkeerde beslissingen heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat volstaan moet worden met deze straf, waardoor de rechtbank niet toekomt aan het opleggen van een voorwaardelijk deel.