In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, voortvloeiend uit een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft op 7 december 2016 een dagvaarding ontvangen, waarna hij schriftelijk heeft geantwoord. Zilveren Kruis heeft haar vordering vervolgens verminderd, maar de gedaagde heeft de vordering betwist.
De feiten van de zaak tonen aan dat de gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst had met Zilveren Kruis, waarbij hij een maandelijkse premie verschuldigd was. Er zijn verschillende betalingen gedaan door de gedaagde, maar Zilveren Kruis heeft deze betalingen niet altijd correct afgeboekt. De gedaagde heeft betoogd dat hij bij elke betaling duidelijk heeft aangegeven waarop deze betrekking had en dat hij ten onrechte is aangemaand voor een betalingsachterstand die niet bestond.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanmaning van Zilveren Kruis onterecht was, aangezien de gedaagde de premie voor mei 2016 al had betaald. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, evenals de vordering tot betaling van wettelijke rente, omdat deze niet correct was berekend. De kantonrechter heeft Zilveren Kruis veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan op 5 april 2017.