2.7.1.Partijen hebben beiden verzocht een voorziening te treffen ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen. De bij akte van 17 juli 2006 door notaris [naam] opgemaakte huwelijksvoorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1.
lid 1. De echtgenoten zijn gehuwd onder uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen.
lid 2. Ieder der echtgenoten behoudt derhalve al hetgeen hij ten huwelijk aanbrengt of tijdens het huwelijk op enigerlei wijze zal verkrijgen, waaronder begrepen als hetgeen wordt verkregen door erfenis, making of schenking danwel door belegging, wederbelegging of ruiling daarvan. (…)
Daartegenover blijven de schulden ten huwelijk aangebracht en die tijdens het huwelijk opgekomen, waaronder schulden die zullen opkomen door erfenis, making of schenking, ten laste van de echtgenoot die deze aanbrengt ten huwelijk of tijdens huwelijk aangaat, danwel van wiens zijde deze anderszins opkomen. (…)
Artikel 2.
lid 1. Vermogensrechten niet zijnde registergoederen, behorend tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van een echtgenoot behoren toe aan die echtgenoot, ongeacht van wiens zijde deze goederen zijn opgekomen (…);
lid 2. Kleding en lijfsieraden (…) zijn eigendom van die echtgenoot in wiens gebruik zij zijn of tot wiens gebruik ze bestemd zijn (…).
lid 3. Bestaat overigens tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een vermogensrecht niet zijnde een registergoed toebehoort en kan geen van hen beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan geldt het vermoeden dat het goed aan ieder van de echtgenoten voor de helft toebehoort.
lid 4. Bestaat tussen de echtgenoten een geschil voor welk aandeel zij gerechtigd zijn in op gezamenlijke naam staande goederen doch zonder uitdrukking van het aandeel van ieders gerechtigdheid, dan geldt het vermoeden dat zij ieder voor de helft daarin gerechtigd zijn, behoudens tegenbewijs.
Artikel 3.
lid 1. De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten behoeve van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.
lid 2. De vorenbedoelde vergoedingen zijns terstond opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzetten.
Artikel 6.
lid 1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van de verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen (...) worden voldaan uit inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voor zover deze inkomens ontoereikend zijn worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
lid 2. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten;
lid 3. De rente, verschuldigd ter zake van een lening, aangegaan voor de financiering van de gezamenlijk door de echtgenoten bewoonde woning of een vakantiewoning, wordt gerekend tot de kosten van de huishouding. De bedragen terzake van de aflossing van een dergelijke lening komen voor rekening van de echtgeno(o)t(e) die eigenaar is/zijn van de betreffende woning.
Artikel 7.
lid 1. De echtgenoot, die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
lid 2. Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen twee jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar heeft plaatsgehad of (schriftelijk) gevorderd is.
Artikel 9.
lid 1. De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hun inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van wat hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding samen te voegen ter verdeling bij helfte, met dien verstande dat het inkomen dat de vrouw ontvangt van de commanditaire vennootschap [C.V.] gevestigd te [plaats] van verdeling wordt uitgesloten.
lid 2. De verdeling vindt plaats doordat de ene echtgenoot aan de andere een bedrag uitkeert, zo, dat ieder van hen de helft geniet van de door de samenvoeging ontstane som.
(...)
Artikel 10.
lid 1. De uitkering bedoeld in artikel 9 moet gedaan of verrekend worden binnen twee jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar.
lid 2. (…).
lid 3. Ook indien de echtgenoten, om welke reden dan ook, de hiervoor in artikel 9 bepaalde jaarlijkse verrekening niet uitvoeren, zal het bepaalde in Titel 8 Afdeling 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek - of de daarvoor in de plaats te treden regeling - indien en voor zover daarvan kan worden afgeweken niet van toepassing zijn.
Artikel 11.
Het recht tot het vorderen van verdeling als voormeld vervalt:
a. (..).
b. indien de verdeling niet heeft plaats gehad of schriftelijk gevorderd is binnen een jaar na ontbinding van het huwelijk (…).’
Artikel 12.
Geen samenvoeging en verdeling heeft plaats:
a. over de tijd dat echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen (…).
2.7.4.De man betwist dat artikel 1:141 BW integraal van toepassing is, omdat partijen het bepaalde in titel 8 afdeling 2 boek 1 BW in de huwelijksvoorwaarden uitdrukkelijk hebben uitgesloten voor zover het gaat om regelend recht. Artikel 1:141 BW is, met uitzondering van het zesde lid, een bepaling van regelend recht en daarom mag ervan worden afgeweken. De man voert aan dat een vervalbeding volgens vaste jurisprudentie in beginsel geldig is, maar dat vermoed wordt dat een beroep erop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, tenzij blijkt van feiten of omstandigheden die een beroep op het beding rechtvaardigen.
Volgens de man kan hij, gelet op de specifieke omstandigheden van deze zaak, een gerechtvaardigd beroep doen op het vervalbeding uit artikel 10 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden en behoeft hij om die reden louter af te rekenen over de jaren 2014, 2015 en de eerste 22 dagen van 2016, omdat de samenleving van partijen op 22 januari 2016 is verbroken. De man betoogt dat op grond van de huwelijksvoorwaarden overgespaard inkomen wel moet worden verrekend, maar overgespaarde rente niet.