ECLI:NL:RBNHO:2017:2994

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
C/15/240410 / HA ZA 16-153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Deloitte en bestuurders van Stichting Kenter Jeugdhulp in verband met onrechtmatige handelingen en tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht

In deze zaak vorderde de Stichting Kenter Jeugdhulp verklaringen voor recht dat Deloitte toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, dat accountant [gedaagde2] onrechtmatig heeft gehandeld, en dat de bestuurders [gedaagde3] en [gedaagde4] in strijd met artikel 2:9 BW hebben gehandeld. De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de Stichting onvoldoende bewijs had geleverd dat Deloitte haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen. De rechtbank stelde vast dat Deloitte de Stichting herhaaldelijk had gewaarschuwd voor de risico's van de betalingsconstructie en had geadviseerd om een inkoop- en aanbestedingsbeleid vast te stellen. De Stichting had deze adviezen echter niet opgevolgd, waardoor de schade die zij had geleden niet aan Deloitte kon worden toegeschreven. De vorderingen tegen Deloitte, [gedaagde2], [gedaagde3] en [gedaagde4] werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Stichting als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/240410 / HA ZA 16-153
Vonnis van 26 april 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING KENTER JEUGDHULP,
gevestigd te Haarlem en kantoor houdende te Santpoort-Noord, gemeente Velsen,
eiseres,
advocaat mr. C.C. Horrevorts te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELOITTE ACCOUNTANTS B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.S. Verhoeven te Rotterdam,
2.
[gedaagde2] AA MBA,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.H.S. Verhoeven te Rotterdam,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.J. van der Hauw te Velsen-Zuid,
4.
[gedaagde4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.H. Hartsuiker te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna de Stichting en Deloitte c.s., [gedaagde3] en [gedaagde4] genoemd worden. Deloitte c.s. zullen afzonderlijk met Deloitte en [gedaagde2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Stichting Kenter Jeugdhulp is een zorginstelling die jeugd- en opvoedhulp biedt. Een van haar rechtsvoorgangers was Stichting OCK Het Spalier. Beiden zullen hierna worden aangeduid als ‘de Stichting’.
2.2.
[gedaagde3] was van 1 januari 2004 tot 1 juni 2006 directeur Financiën en P&O/lid van de Raad van Bestuur van de Stichting. Vanaf 1 juni 2006 tot december 2012 was hij algemeen directeur en voorzitter van de Raad van Bestuur van de Stichting.
2.3.
De heer [A.] heeft [gedaagde3] per 1 februari 2013 opgevolgd als bestuurder van de Stichting.
2.4.
[gedaagde4] was van 1 januari 2004 tot 1 juli 2015 directeur Zorg en lid van de Raad van Bestuur van de Stichting.
2.5.
Vanaf 2004 tot en met 2013 heeft Deloitte accountancy diensten verricht in opdracht van de Stichting. Tot en met 2008 was de heer [B.] RA de verantwoordelijk accountant, vanaf 2009 was [gedaagde2] (gedaagde sub 2) de verantwoordelijk accountant.
2.6.
In de jaarlijks ondertekende opdrachtbevestigingen van Deloitte aan de Stichting is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Wij vestigen er de aandacht op dat het bestuur van de stichting verantwoordelijk is voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven (…) Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
(…)
Fraude
De primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en ontdekken van fraude berust bij zowel het toezichthoudend orgaan als het bestuur van de stichting. De accountant is niet verantwoordelijk en aansprakelijk voor de preventie van fraude.
Onze controle-opdracht richt zich niet specifiek op het ontdekken van fraude. Indien bij de uitvoering van de controle-opdracht aanwijzingen van fraude worden verkregen, zullen wij, ongeacht de mogelijke omvang en de aard van de vermoedelijke fraude, aanvullend onderzoek verrichten, afgestemd op het vaststellen van de aard en omvang van de fraude in relatie tot de jaarrekening. Indien wij een aanwijzing voor – of een redelijk vermoeden van – fraude verkrijgen, zullen wij hierover communiceren met het bestuur en/of toezichthoudend orgaan.
(…)
2.7.
Bij de controle over het boekjaar 2008 is Deloitte gestuit op een betaling van een factuur met betrekking tot ICT apparatuur, welke betaling was gedaan op de privérekening van een werknemer van de Stichting. Deloitte heeft het management van de Stichting van haar bevinding op de hoogte gesteld.
2.8.
In de managementletter 2008 van 11 december 2008 is onder meer het volgende vermeld:
(…)
3.2
Proces inkopen en investeringen
Inkopen en investeringen (gegroepeerd naar procesonderdeel)
Bevinding 2007
Aanbeveling 2007
Follow-up 2008
Beschrijving procedures
1
Er is geen inkoop- en/of aanbestedingsbeleid vastgesteld. Het risico is aanwezig dat inkopen niet conform de organisatiedoelstellingen zijn gedaan en goederen of diensten niet conform de best mogelijke condities zijn ingekocht. (…)
Opstellen van een inkoop- en/of aanbestedingsbeleid.
(…)
Deels gerealiseerd.
Er is een procedurebeschrijving opgesteld in het kader van de HKZ-certificering. In deze procedurebeschrijving zijn bepaalde elementen met betrekking tot inkoop- en aanbesteding opgenomen. Dit moet/kan nog wel nader worden uitgewerkt.
Autorisatie facturen en opboeking crediteurenadministratie
2
Bij onze controle op 18 facturen > € 5.000 hebben wij vastgesteld dat bij 15 facturen slechts één lid van de raad van bestuur voor akkoord heeft getekend. Volgens het reglement tekeningsbevoegdheden dient bij een bedrag
> € 5.000 een tweede lid van de raad van bestuur mee te tekenen voor akkoord.
Verscherp de interne controle op ondertekening door twee leden van de raad van bestuur of overweeg om het reglement tekeningsbevoegdheden aan te passen.
(…)
Deels gerealiseerd.
Bij vergadering van de raad van toezicht in april 2008 is besloten dat het bedrag waarboven 2 leden van de raad van bestuur moeten autoriseren is verhoogd naar € 10.000. Dit moet nog wel in het reglement tekeningsbevoegdheden worden aangepast. (…)
3
(…)
Betaalbaarstellen
4
U heeft in 2006 reeds aangegeven dat u de naam- nummercontrole van de betaaladvieslijst bewust niet uitvoert. Tevens zijn onvoldoende interne controlemaatregelen aanwezig rondom het crediteurenbestand. (…)
Ga na of het mogelijk is om een controle op het logbestand van het crediteurenstambestand uit te voeren met behulp van de originele facturen.
Bij onze controle van 31 betalingen hebben wij geconstateerd dat 1 inkoopfactuur niet is betaald aan het rekeningnummer van de betreffende leverancier. Deze constatering en de inmiddels door u getroffen maatregelen hebben wij met u besproken.
Reactie management:
Er zal worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om interne controle uit te voeren op het crediteurenstambestand.
(…)
2.9.
In het gespreksverslag van de bespreking van 10 december 2008, waarbij onder meer de concept managementletter 2008 werd besproken, is het volgende vermeld:
(…)
Concept manageletter 2008
Managementletter besproken. (…) Ook bevindingen t.a.v. betalingen (proces inkopen) besproken. Situatie is als volgt: medewerker automatisering betaalt facturen van een bepaald bedrijf zelfstandig omdat dat een korting wordt gerealiseerd. OCK Het Spalier betaalt vervolgens de factuur (die gewoon aan OCK is gericht) uit aan de medewerker automatisering. Dit betrof een oude afspraak waarvan [gedaagde3] en [C.] niet op de hoogte waren. Inmiddels heeft [gedaagde3] ook gesproken met de betreffende medewerker. Risico betreft vooral dat de betreffende medewerker een (deel) van de inkoopkorting in zijn eigen zak steekt. [gedaagde3] gaf aan dat dit niet het geval, maar zal dit nog expliciet laten bevestigen door de betreffende medewerker. Verder zal de situatie worden vastgelegd in zijn personeelsdossier. (…)
Bij deze bespreking waren aanwezig [gedaagde3] en [C.] namens de Stichting en [B.] en mevrouw [D.] namens Deloitte.
2.10.
Op 18 december 2008 is de definitieve managementletter 2008 besproken in de vergadering van de Raad van Toezicht. Bij die bespreking waren aanwezig mevrouw [E.] en de heren [F.] (voorzitter), [A.], [gedaagde3], [G.] en [gedaagde4].
Deze notulen houden onder meer het volgende in:
(…)
Vanaf 16.00 uur is er een presentatie van de managementletter door de accountants van Deloitte, [D.] en [B.]. Deze managementletter is een rapport van bevindingen.
(…)
Proces inkopen & investeringen (…)
Op zich is dit proces goed op orde, met de juiste functiescheidingen in het proces, analyses en een reglement voor tekeningsbevoegdheden etc. Toch zou een formeel inkoop- een aanbestedingsbeleid wenselijk zijn, met daarbij ook aangegeven welke personen daarbij betrokken zijn.
Verbeterpunten zijn de interne controle in het betaalproces, bijv. wordt er uitbetaald aan de rechthebbende? De controle van nummers (erg fraudegevoelig) daarop is echter arbeidsintensief. [C.] moet dat technisch nog uitzoeken.
2.11.
In de managementletter 2009 van 18 maart 2010 is in Bijlage 1 onder meer het volgende vermeld:
(…)
Follow-up adviezen uit voorgaande jaren
Bevinding
Advies
Reactie management
(…)
Inkopen en investeringen
Er is geen inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld waarin onder andere Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn verwerkt.
In de procedurebeschrijving in het kader van de HKZ-certificering zijn bepaalde elementen met betrekking tot het inkoop- en aanbestedingsbeleid opgenomen, maar nog niet alle elementen.
Werk de HKZ-procedurebeschrijving nader uit.
(…)
Wij constateerden in 2008 dat één betaling niet heeft plaatsgevonden aan het bankrekeningnummer van de juiste leverancier. Door het ontbreken van een naam-nummercontrole is het risico aanwezig dat dit wederom gebeurd.
Ga na of het mogelijk is een controle op het logbestand van het crediteurenstambestand uit te voeren met behulp van originele facturen.
Vorig jaar heeft u aangegeven dat er onderzocht zal worden welke mogelijkheden er zijn om interne controle uit te voeren op het crediteurenstambestand.
In 2009 vond geen controle plaats op het stambestand. Voor onze controle betekent dit dat wij aanvullende waarnemingen op dit onderdeel moeten verrichten. Overigens hebben wij bij onze controle op 31 betalingen geen onjuistheden geconstateerd.
Deze controle kan niet worden uitgevoerd met behulp van een logbestand. Enige mogelijkheid is om de bevoegdheden tot mutatie in het crediteurenstambestand te beperken.
(…)
2.12.
In voornoemde presentatie van de accountants [B.] en [D.] kwam onder meer het volgende aan de orde:
(…)
Proces inkopen & investeringen
Sterke punten
Functiescheiding tussen autorisatie facturen en verwerken facturen
(…)
Voldoende functiescheiding in betaalproces
Reglement tekeningsbevoegdheden.
Verbeterpunten
Formeel vastgelegd inkoop- en aanbestedingsbeleid

Interne controle in betaalproces kan beter t.a.v. aspect uitbetaling aan rechthebbende.
2.13.
In de concept-reactie van de Stichting op de managementletter 2009 van 24 februari 2010 (productie 8 bij de conclusie van antwoord van Deloitte) is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Investeringsbegroting:
Bij de investeringen moet het volgende onderscheid gemaakt worden:
(…)
Investeringen in computers:
In de werkplannen van de afd. ICT en de FA is opgenomen dat er afstemming tussen de investeringen in computers op dit moment ontbreekt en de hoofden van de beide diensten zijn gezamenlijk naar een oplossing aan het zoeken voor dit probleem, wat vooral een registratieprobleem is. Er heeft wel een beoordeling plaatsgevonden van de beschikbare investeringsruimte, die op basis van de huidige configuratie voldoende ruimte geeft om elke 3 jaar de computers te vervangen. Een knelpunt is echter wel dat voor nieuwe ontwikkelingen zoals bijv. telewerken, maar ook computers voor kinderen, nog onvoldoende budget beschikbaar is.
N.a.v. 3
- Op dit punt is eerder uitgebreid op gereageerd en o.i. zijn geen wijzigingen op dit punt noodzakelijk. In 2009 werd tijdens de controle vastgesteld dat aanschaffingen van computers aan een medewerker werden overgemaakt, die deze vervolgens doorvergoede aan de leverancier. Deze procedure was echter noodzakelijk om een korting op de prijs te kunnen realiseren en wel vooraf, hoewel niet schriftelijk vastgelegd, wel gemeld bij de directie. Naar onze mening is, zoals in eerdere rapportages vermeld, de controle op de crediteuren voldoende.
(…)
N.a.v. Bijlage 1 Follow-up adviezen
(…)
Inkoop/aanbestedingsbeleid:
Graag horen wij van Deloitte welke nadere uitwerking gewenst is. Op dit moment is een HEAO-stagiair bezig met de beoordeling van het inkoopbeleid. De uitkomsten van zijn onderzoek zullen gebruikt worden bij de beoordeling of het inkoopbeleid moet worden aangepast.
(…)
Controle logbestand crediteuren
Bij Exact is hierover nagevraagd en het is technisch niet mogelijk om d.m.v. een logbestand mutaties in stambestanden van crediteuren te genereren. De enige oplossing zou zijn een zeer strikte functiescheiding binnen de financiële administratie, maar eerder is al uitgebreid aangegeven dat een 100% dekkende controle vrijwel niet mogelijk is.
(…)
2.14.
In de gelijkluidende reactie van [gedaagde3] en [C.] van 18 maart 2010 op de managementletter 2009 wordt eveneens vermeld:
In 2009 werd tijdens de controle vastgesteld dat aanschaffingen van computers aan een medewerker werden overgemaakt, die deze vervolgens doorvergoede aan de leverancier Deze procedure was echter noodzakelijk om een korting op de prijs te kunnen realiseren en wel vooraf, hoewel niet schriftelijk vastgelegd, wel gemeld bij de directie. Naar onze mening is, zoals in eerdere rapportages vermeld, de controle op de crediteuren voldoende.
(…)
2.15.
In de managementletter 2010 van 18 november 2010 is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Follow-up adviezen uit voorgaande jaren
Bevinding
Advies
Reactie management
(…)
Inkopen en investeringen
Er is geen inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld waarin onder andere Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn verwerkt.
In de procedurebeschrijving in het kader van de HKZ-certificering zijn bepaalde elementen met betrekking tot het inkoop- en aanbestedingsbeleid opgenomen, maar nog niet alle elementen
Werk de HKZ-procedurebeschrijving nader uit.
Folluw-up 2010:
Op dit moment is een stagiair facilitair bedrijf bezig met een afstudeeropdracht inzake het inkoopbeleid. Na gereedkomen van deze rapportage, zal deze besproken worden met de accountant en beoordeeld worden op mogelijke leemtes.
Naar verwachting is het rapport aan het einde van het eerste kwartaal 2011 gereed.
In 2009 was geen investeringsbegroting opgesteld. Hierdoor is het risico aanwezig dat er met name voor inventaris en ICT geen goed inzicht is in de benodigde investeringen en bijbehorende afschrijvingslasten.
Stel voor 2010 een investeringsbegroting op en geef hierin aan voor welke investeringen subsidieaanvragen zijn verstuurd aan de provincie.
Follow-up 2010:
In 2010 is geen investeringsbegroting opgesteld. Wel is een opzet gemaakt van de vaste lasten over de periode 2010-2013.
Op dit moment wordt gewerkt aan de investeringsbegroting, die weer een normaal onderdeel van de begroting wordt voor 2011.
(…)
Wij constateerden in 2008 dat één betaling niet heeft plaatsgevonden aan het bankrekeningnummer van de juiste leverancier. Door het ontbreken van een naam-nummercontrole is het risico aanwezig dat dit wederom gebeurd.
Ga na of het mogelijk is een controle op het logbestand van het crediteurenstambestand uit te voeren met behulp van originele facturen.
Vorig jaar heeft u aangegeven dat er onderzocht zal worden welke mogelijkheden er zijn om interne controle uit te voeren op het crediteurenstambestand.
Follow-up 2010:
In de financiële administratie is een functiescheiding aangebracht tussen het muteren in het crediteurenstambestand en het aanmaken van facturen. Medewerkers van de financiële administratie hebben hiermee geen mogelijkheid meer om zowel facturen te boeken als bankrekeningnummers van crediteuren aan te passen.
(…)
2.16.
In de managementletter 2011 van 24 november 2011is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Bijlage 1: Detailbevindingen interim-controle
Onderwerp
Bevinding
Risico/oorzaak
Aanbeveling
(…)
Inkopen en investeren
Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is nog in ontwikkeling
Medewerkers bestellen goederen/diensten waartoe zij niet bevoegd zijn of niet tegen de meest gunstige voorwaarden.
Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur
2.17.
In de managementletter 2012 van 28 november 2012 is onder meer het volgende vermeld ten aanzien van het onderwerp inkopen en investeren:
(…)
Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is nog niet geformaliseerd.
(…)
Bijlage 1: Follow-up 2011
Bevinding 2011
Advies 2011
Follow-up 2012
Reactie managementteam
(…)
Het inkoop – en aanbestedingsbeleid is nog in ontwikkeling.
Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur.
Er is geen follow-up gegeven aan dit advies, derhalve niet gerealiseerd.
Een stagiaire van de Hogeschool Haarlem heeft een studie gedaan naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de facilitaire inkoop bij OCK Het Spalier. Deze studie wordt gebruikt bij de vaststelling van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Dit vindt in 2013 plaats (…)
2.18.
In de managementletter 2013 van 29 november 2013 is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Bijlage 1: Procesbevindingen
Onderwerp
Bevinding 2013
Risico/consequentie
Advies
Reactie
Management
(…)
Inkopen en investeren
Beide leden van de raad van bestuur zijn, zonder tussenkomst van de financiële administratie, bevoegd tot het zelfstandig doen van betalingen tot een bedrag van € 10.000.
(…)
Het risico is aanwezig dat ten onrechte betalingen worden gedaan.
(…)
Wij adviseren u te overwegen of u het noodzakelijk acht om de bevoegdheden bij de bank aan te passen.
Dit is conform het Reglement tekeningsbevoegd-heden
(…)
Onderwerp
Bevinding 2012
Advies 2012
Follow-up 2013
Reactie management
Inkopen en investeren
Het inkoop- en aanbestedings-beleid is nog in ontwikkeling
Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur
Deels gerealiseerd.
Een student van Hogeschool Haarlem heeft in 2012 een studieopdracht (…) gedaan naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de facilitaire inkoop OCK. De uitkomsten van deze opdracht gebruikt u om een inkoop- en aanbestedingsbeleid vast te stellen. De vaststelling heeft nog niet plaatsgevonden.
Wij adviseren u om het huidige inkoop- en aanbestedings-beleid nog wel te actualiseren naar de huidige grenzen van de EU-aanbestedings-plicht.
2.19.
De heer [H.] is vanaf 14 april 2001 tot 1 mei 2014 voor de Stichting werkzaam geweest, laatstelijk in de functie van hoofd automatisering van de ICT-afdeling.
2.20.
Als gevolg van een meningsverschil tussen [H.] en [A.] heeft [H.] zich vanaf juni 2013 ziek gemeld. De arbeidsovereenkomst van [H.] is met ingang van 1 mei 2014 beëindigd met wederzijds goedvinden.
2.21.
[A.] heeft met ingang van 1 mei 2014 een interim hoofd automatisering aangesteld. Dit interim afdelingshoofd heeft het reilen en zeilen van de ICT-afdeling kritisch onderzocht en een aantal onjuistheden ontdekt. Hij heeft hiervan melding gemaakt aan [A.]. Vervolgens heeft de Raad van Bestuur op 26 juni 2014 aangifte gedaan bij de politie van verduistering.
Uit het door de politie verrichte onderzoek is gebleken dat [H.], samen met twee andere medewerkers, in de periode van 2005 tot en met juli 2013 in totaal een bedrag van
€ 2.032.014,-- heeft ontvangen op zijn rekening op grond van door hem valselijk opgemaakte Vobis facturen voor computers en toebehoren die niet aan de Stichting zijn geleverd (constructie 1) alsmede door het ophogen van facturen van Computerlab voor apparatuur die wel aan de Stichting is geleverd (constructie 2).
2.22.
De Stichting heeft Integis B.V. te Velsen-Zuid opdracht gegeven onderzoek te doen naar vermoedelijke onregelmatigheden bij OCK Het Spalier ter zake uitgaande gelden in relatie tot ICT; het onderzoek richt zich op het verstrekken van inzicht in de aard, omvang en frequentie van de vermoedelijke onregelmatigheden, (de rol van) de daarbij betrokken personen en partijen alsmede de overige (relevante) feiten en omstandigheden. Integis heeft over dit onderzoek op 27 oktober 2014 een rapport uitgebracht.
2.23.
[H.] heeft de verduistering toegegeven. De Stichting heeft tegen de drie betrokken medewerkers een civiele procedure gevoerd bij de kantonrechter in deze rechtbank. In de procedure tegen [H.] is de schadevordering nagenoeg geheel toegewezen, de vordering tegen de ene medewerker (de vriendin van [H.]) is afgewezen en met de andere medewerker heeft de Stichting een schikking getroffen.
[H.] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Het vonnis van de kantonrechter is evenwel uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de Stichting heeft een begin gemaakt met executiemaatregelen.
2.24.
Aan de Raad van Bestuur van de Stichting is door de Raad van Toezicht telkens over het voorafgaande jaar bij de goedkeuring van de jaarrekening décharge verleend voor het door de Raad van Bestuur gevoerde financiële beleid.
2.25.
Bij beslissing van 14 oktober 2016 heeft de Accountantskamer de klacht van de Stichting tegen [gedaagde2] dat hij als accountant heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van waarschuwing. Daarbij heeft de Accountantskamer de klacht van de Stichting aldus verstaan dat zij [gedaagde2] verwijt dat hij is tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden en bij de jaarrekeningen 2009 tot en met 2013 van de Stichting geen goedkeurende verklaringen had mogen afgeven. Onder meer heeft de Accountantskamer bij zijn beslissing in 4.7 overwogen als volgt:
(…) De Accountantskamer is van oordeel dat deze omstandigheden voor betrokkene aanleiding hadden moeten zijn nader onderzoek te verrichten, mede gelet op het onderkende risico in de gebrekkige administratieve organisatie en de interne beheersing. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat betrokkene vanaf het begin dat hij verantwoordelijk is voor de controlewerkzaamheden (boekjaar 2009) op de hoogte is geweest van de afspraken tussen klaagster en de ex-werknemer inzake de (zogenaamde) leveringen via deze door Vobis en tevens dat betrokkene wist van één ter zake gedane betaling op het bankrekeningnummer van de ex-werknemer.(…)

3.Het geschil

3.1.
De Stichting vordert samengevat dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht zal verklaren dat Deloitte toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met de Stichting gesloten overeenkomst van opdracht;
  • voor recht zal verklaren dat de accountant [gedaagde2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Stichting;
  • voor recht zal verklaren dat de bestuurders ([gedaagde3] en [gedaagde4]) hebben gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 2:9 BW althans onrechtmatig hebben gehandeld jegens de Stichting;
alsmede:
Primair:
Deloitte en/of de accountant en/of de bestuurders hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan de Stichting van € 1.805.388 (artikel 6:102 BW)
Subsidiair:
Deloitte en/of de accountant en/of de bestuurders hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van dat deel van de schade van de Stichting dat aan ieder van hen is toe te rekenen;
Meer subsidiair:
Deloitte en/of de accountant en/of de bestuurders hoofdelijk zal veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
Alle bedragen vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van Deloitte en/of de accountant en/of de bestuurders hoofdelijk in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
Deloitte c.s., [gedaagde3] en [gedaagde4] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Formeel verweer

4.1.
Door [gedaagde3] is het verweer gevoerd dat productie 4 van Deloitte c.s. geen onderdeel uitmaakt van de stukken die betrekking hebben op het geschil tussen de Stichting en hem, zodat van die productie bij de beoordeling van de zaak tegen hem geen gebruik gemaakt mag worden.
4.2.
Dit verweer faalt. Er is geen sprake van afzonderlijke procedures van de Stichting tegen de verschillende gedaagden. Gedaagden zijn allen gezamenlijk in één procedure betrokken door de Stichting inzake hetzelfde geschil. Dat de juridische grondslagen voor de vordering tegen de verschillende gedaagden op onderdelen van elkaar verschillen, maakt dit niet anders. Partijen hebben ieder ook de door de medegedaagden in het geding gebrachte stukken ontvangen, hebben daarvan kennis kunnen nemen en daarop bij gelegenheid van de comparitie van partijen kunnen reageren. Van die mogelijkheid heeft [gedaagde3] ook ruimschoots gebruik gemaakt. Daarbij heeft hij zelf ook geciteerd uit de door hem gewraakte productie 4. De door Deloitte c.s. overgelegde stukken maken derhalve onderdeel uit van het dossier en kunnen ook in de beoordeling van het geschil tussen de Stichting en [gedaagde3] betrokken worden.
Inhoudelijk
4.3.
De rechtbank zal eerst de aansprakelijkheid van de verschillende gedaagden beoordelen en daarna eventueel op de schade ingaan.
Ten aanzien van Deloitte
4.4.
De Stichting heeft aan haar vordering jegens Deloitte ten grondslag gelegd dat Deloitte haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht tussen partijen niet is nagekomen en onvoldoende professioneel-kritisch en zorgvuldig heeft gehandeld. De Stichting heeft aangevoerd dat de accountant sinds september 2008 ermee bekend was dat een werknemer van de Stichting computers op eigen naam bestelde en dat de betalingen door de Stichting verliepen via de privérekening van die werknemer, maar dat Deloitte heeft nagelaten in de daarop volgende jaren extra controles uit te voeren ten aanzien van de Vobis-facturen en als gevolg daarvan niet heeft vastgesteld dat de Vobis-facturen vervalst waren. Tevens verwijt de Stichting Deloitte dat zij genoegen genomen heeft met de verklaring dat de vastgestelde betalingswijze voortkwam uit een afgesproken betalingsconstructie en dat zij de Stichting onvoldoende heeft gewaarschuwd voor de risico’s die zij liep als gevolg van de betalingsconstructie en haar niet heeft geadviseerd haar procedures aan te scherpen.
4.5.
Deloitte heeft dit gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat de primaire verantwoordelijkheid om fraude te voorkomen en te ontdekken bij de Stichting zelf ligt. Zij heeft er op gewezen dat dit ook is benadrukt in de Letter of Representation waarin de opdracht telkens werd bevestigd en ook wordt omschreven in de Nadere Voorschriften Controle en overige standaarden (NV COS 240). Zij heeft verklaard dat in die NV COS 240 is bepaald dat de accountant die een controle overeenkomstig de Standaarden uitvoert, verantwoordelijk is voor het verkrijgen van een
redelijke mate van zekerheiddat de financiële overzichten als geheel geen afwijkingen van materieel belang bevatten die het gevolg zijn van fraude of fouten. Voorts heeft zij aangevoerd dat uit het enkele feit dat door een accountant niet wordt vastgesteld dat er binnen een organisatie wordt gefraudeerd, nog niet betekent dat deze accountant zijn werkzaamheden niet op de juiste wijze heeft uitgevoerd. Er bestond voor de accountant geen reden om te veronderstellen dat de facturen die werden gepresenteerd geen authentieke documenten waren en er bestond derhalve voor hem geen verplichting om aanvullend onderzoek te doen.
Deloitte heeft betoogd dat van de constatering in 2008, dat een Vobis-factuur niet op rekening van de leverancier was betaald maar op een privérekening van een medewerker, melding is gemaakt aan het bestuur en in de managementletter 2008. Deloitte heeft zich op het standpunt gesteld dat de Stichting met de wetenschap van die betalingsstromen en de inrichting van de administratieve organisatie waarin was opgenomen dat leden van de Raad van Bestuur de facturen voor akkoord dienden te ondertekenen, over alle wetenschap en informatie beschikte die noodzakelijk was om haar interne toezichtstaak (zoals het kritisch lezen en beoordelen van de Vobis-facturen) naar eigen inzicht uit te voeren. Nu de Stichting dit heeft nagelaten is sprake van eigen schuld aan de zijde van de Stichting zodat de schade die de Stichting als gevolg van de fraude heeft geleden voor haar eigen rekening dient te blijven. In dat verband heeft zij benadrukt dat zij de Stichting bij herhaling heeft gewaarschuwd voor de risico’s die de Stichting liep als gevolg van de betalingsconstructie en dat zij de Stichting voldoende heeft geadviseerd haar interne inkoop- en aanbestedingsbeleid aan te scherpen alsmede om bij betalingen naam- en nummercontrole door te voeren, aan welke adviezen zij geen, althans niet voortvarend, opvolging heeft gegeven. Tot slot heeft Deloitte aangevoerd dat haar eventuele aansprakelijkheid op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden – behoudens opzet of daarmee gelijk te stellen grove nalatigheid - is beperkt tot een bedrag van maximaal driemaal het honorarium voor de desbetreffende opdracht, derhalve in casu maximaal circa € 120.000,-- per jaar.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat Deloitte haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht met de Stichting niet naar behoren is nagekomen. Uit de inhoud van de stukken en uit hetgeen naar voren is gebracht op de zitting volgt dat de door Deloitte voor de opdracht aangewezen accountants de Stichting hebben gewaarschuwd voor het risico dat zij liep bij het hanteren van de betalingsconstructie en haar meermalen hebben geadviseerd haar inkoop- en aanbestedingsbeleid vast te stellen en haar interne crediteurenadministratie beter te controleren. De Stichting heeft er echter voor gekozen deze adviezen niet, althans niet volledig, op te volgen. De Stichting heeft weliswaar een splitsing van taken aangebracht bij de medewerkers die zich bezig hielden met de crediteurenadministratie, maar de aanbevolen naam- en nummercontrole heeft zij met het oog op de daaraan verbonden kosten niet (standaard) ingevoerd. Ook heeft zij geen inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld. De Stichting heeft er derhalve voor gekozen de adviezen van de accountants naast zich neer te leggen en kan de schade die daarvan het gevolg is niet aan Deloitte toeschrijven. De vorderingen tegen Deloitte worden afgewezen.
Ten aanzien van [gedaagde2]
4.7.
De Stichting heeft aan haar vordering jegens [gedaagde2] ten grondslag gelegd dat hij als feitelijk uitvoerend accountant in verband met de opdracht die aan Deloitte is verstrekt niet voldoende professioneel-kritisch en zorgvuldig heeft gehandeld, hetgeen onrechtmatig is jegens de Stichting. In dat verband heeft de Stichting onder meer gewezen op de uitspraak van de accountantskamer d.d. 14 oktober 2016 naar aanleiding van de klacht van de Stichting tegen de accountant. Zij heeft benadrukt dat in die uitspraak onder meer is geoordeeld dat de Accountantskamer van oordeel is dat de geconstateerde omstandigheden (bestellingen door werknemer en betalingen via zijn privérekening) aanleiding hadden moeten zijn voor de accountant om nader onderzoek in te stellen, mede gelet op het onderkende risico in de gebrekkige administratieve organisatie en de interne beheersing bij de Stichting.
4.8.
[gedaagde2] heeft verweer gevoerd. Hij heeft betwist dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij zijn controles voor de Stichting. Hij heeft er op gewezen dat van de 95 Vobis-facturen die in de periode van 17 maart 2005 tot en met 26 juli 2013 zijn ontvangen door de Stichting er 28 zijn ontvangen in de periode voor 2009, het jaar waarin hij als accountant bij de Stichting betrokken raakte. Hij heeft verklaard dat in 2008 was geconstateerd dat één factuur was voldaan op een privérekening van een medewerker, maar dat dit voorval niet in zijn achterhoofd bleef spelen als een gebeurtenis die nog extra aandacht behoefde, teminder omdat OCK Het Spalier indertijd een overzichtelijke organisatie was. Hij heeft benadrukt dat de facturen steekproefsgewijs werden gecontroleerd en dat bij de gecontroleerde Vobis-facturen telkens werd vastgesteld dat deze door één of meerdere bestuurders en het hoofd van automatisering voor akkoord waren getekend en dat het niet logisch is dat bijvoorbeeld een factuur van ruim € 28.000,-- voor de levering van 10 laptops voor akkoord zou zijn getekend als deze computers niet zouden zijn geleverd. [gedaagde2] heeft er voorts op gewezen dat de Stichting meermalen aanwijzingen zijn gegeven om de interne controle en/of de administratieve organisatie aan te passen, maar dat de Stichting telkens van mening bleef dat de controle op de crediteuren voldoende was en dat aanpassing dus niet nodig was, zodat de geleden schade thans voor rekening van de Stichting dient te blijven.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde2] niet aansprakelijk voor het ontstaan van de schade en/of het voortduren van de fraude. Bij de controle in 2008 is eenmaal een extra opdracht gegeven aan de accountant om naam/nummercontrole toe te passen en daarbij is een factuur van 2008 aangetroffen die niet aan de leverancier was betaald maar op een privérekening van een medewerker. Van deze constatering is melding gemaakt bij het hoofd financiële administratie ([C.]) en bij de Raad van Bestuur. Ook is dit voorval vermeld in de managementletter 2008 en is het aangestipt in de bespreking van die managementletter met het bestuur en leden van de Raad van Toezicht. In de daarop volgende jaren heeft de accountant aan de Stichting steeds het advies gegeven in algemene zin om haar inkoop- en/of aanbestedingsbeleid vast te stellen en om naam/nummercontrole in te voeren voor de betalingen. Ook daarbij is meermaals verwezen naar de in 2008 aangetroffen factuur die was uitbetaald op een andere rekening dan die van de leverancier. De Stichting zelf heeft hierop echter geen, dan wel onvoldoende, extra zekerheid ingebouwd om te voorkomen dat de geconstateerde betalingsconstructie kon voortbestaan. Er is wel een scheiding doorgevoerd in de administratie voor het aanpassen van rekeningnummers in het debiteurenstambestand en de feitelijke betaling van facturen, maar er is geen extra controle ingevoerd ten aanzien van de Vobis-facturen om te controleren of de betalingsconstructie daadwerkelijk was gestopt. Naar het oordeel van de rechtbank was dat in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Stichting zelf en niet van de accountant. De uitspraak van de accountantskamer van 14 oktober 2016 doet daar niets aan af. Uit deze uitspraak volgt niet dat [gedaagde2], naar civielrechtelijke maatstaven, onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. De vorderingen tegen [gedaagde2] worden om die reden afgewezen.
Ten aanzien van [gedaagde3]
4.10.
Aan haar vordering jegens [gedaagde3] legt de Stichting ten grondslag dat hij als bestuurder geen dan wel onvoldoende actie heeft ondernomen om het bestaan van de betalingsconstructie waardoor de fraude mogelijk was te beëindigen of te controleren. Zij verwijt [gedaagde3] dat hij in reactie op de melding door de accountant over de factuur die niet was betaald aan de leverancier, maar betaald bleek te zijn op een privérekening van een medewerker, geen dan wel onvoldoende actie heeft ondernomen om de betalingsconstructie te stoppen. Hij heeft uitsluitend een gesprek gehad met de bewuste medewerker en vervolgens volledig vertrouwd op het antwoord van die medewerker. Hierdoor kon de fraude door deze werknemer blijven voortbestaan, aldus de Stichting, die in dit verband betoogde dat zij (mede) door [gedaagde3] als bestuurder is misleid. De Stichting heeft [gedaagde3] bij brief van 2 februari 2015 aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van de fraude geleden schade.
4.11.
[gedaagde3] heeft verweer gevoerd. [gedaagde3] heeft onder meer betwist dat hij bekend was met het bestaan van de betalingsafspraak die erop neer kwam dat een medewerker apparatuur bestelde bij Vobis om zo een personeelskorting van 10% te krijgen waarbij de betalingen zouden verlopen via de privérekening van die medewerker. Hij heeft nadrukkelijk betwist dat hij ooit met een dergelijke constructie heeft ingestemd. Hij heeft verder aangevoerd dat hij de bewuste medewerker, het hoofd automatisering, heeft aangesproken op de geconstateerde betaling uit 2008 en hem, toen deze hem vertelde dat dit voortkwam uit een bestaande afspraak, duidelijk heeft gemaakt dat een dergelijke constructie niet aanvaardbaar was en moest stoppen. [gedaagde3] heeft verklaard dat de medewerker hem toen heeft toegezegd dat het niet meer zou voorkomen en heeft benadrukt dat hij geen reden had om aan die toezegging te twijfelen. Verder heeft hij erop gewezen dat er nadien door de accountant ook geen andere onjuiste betalingen zijn geconstateerd. Voorts heeft hij aangevoerd dat een bestuurder fouten moet kunnen maken, maar dat fouten niet zonder meer leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van die bestuurder. Hij heeft betwist dat hem een ernstig verwijt te maken valt en heeft benadrukt dat de Raad van Toezicht van de Stichting sinds 2008 over dezelfde informatie beschikte als de Raad van Bestuur en dat ook zij geen aanvullende vragen heeft gesteld en de Raad van Bestuur jaarlijks décharge heeft verleend voor het gevoerde financiële beleid. [gedaagde3] heeft betwist dat er causaal verband bestaat tussen de door de Stichting geleden schade en het door het bestuur van de Stichting gevoerde beleid. Daarbij heeft hij nog aangevoerd dat de Stichting ook na zijn pensionering geen aanleiding heeft gezien om het (controle)beleid te veranderen, zodat het blijkbaar ook voor de Raad van Toezicht en de nieuwe bestuurder niet duidelijk was dat de organisatie moest worden aangepast om fraude te voorkomen.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. De beoordeling spitst zich toe op de vraag of aan [gedaagde3] als bestuurder van de Stichting persoonlijk een ernstig verwijt te maken valt ten aanzien van het gevoerde financieel beleid en dan met name ten aanzien van de (valse) Vobis-facturen. Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag ontkennend worden beantwoord en daarbij wordt het volgende redengevend geacht.
4.13.
Op grond van inhoud van de stukken staat vast dat de Raad van Toezicht (derhalve de Stichting) in ieder geval door de inhoud van de managementletter 2008 op de hoogte was van de aangetroffen factuur en de mededeling van [gedaagde3] en [C.] dat het zou gaan om een eerder afgesproken ‘betalingsconstructie’. Hierdoor beschikte zij vanaf dat moment over dezelfde informatie als de Raad van Bestuur. Toch heeft zij er voor gekozen geen nadere vragen te stellen op dit punt aan de Raad van Bestuur of er op aan te dringen dat een nadere controle op de facturen van Vobis werd uitgevoerd. Zij heeft daarentegen aan de Raad van Bestuur décharge verleend voor het gevoerde financiële beleid. Hieruit kan worden afgeleid dat de Raad van Toezicht in ieder geval voor 2008 met de uitleg van [gedaagde3] genoegen heeft genomen. Daarnaast staat op grond van de stukken vast dat de accountant de Stichting jaarlijks heeft geadviseerd om een inkoop- en/of aanbestedingsbeleid vast te stellen en om naam/nummercontrole in te voeren bij betalingen. De Stichting heeft ervoor gekozen deze adviezen niet op te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan bij die stand van zaken niet worden geoordeeld dat de Raad van Toezicht van de Stichting op enigerlei wijze is misleid door de Raad van Bestuur. Men beschikte immers vanaf 2008 over dezelfde informatie als de Raad van Bestuur en heeft zonder verdere vragen te stellen telkenmale aan de Raad van Bestuur décharge verleend voor het gevoerde beleid. Dat op een later tijdstip is vastgesteld dat er jarenlang fraude is gepleegd, nota bene door de budgethouder ICT die mee moest tekenen voor het akkoord van de ICT-facturen, maakt niet dat achteraf de verantwoordelijkheid voor het kunnen voortduren van deze fraude volledig buitten de Stichting gelegd kan worden. Dit klemt temeer nu verklaard is dat de betalingsconstructie al vóór 2005 tot stand zou zijn gekomen maar de Stichting ervoor gekozen heeft om niet alle bestuurders die betrokken geweest zijn bij het accorderen van de valselijk opgemaakte facturen in rechte te betrekken. Daarnaast is ervoor gekozen om aan alle betrokken leden van de Raad van Toezicht décharge te verlenen. Een dergelijke aanpak strookt niet met de evenwichtigheid die in dit soort zaken dient te worden betracht. De Raad van Toezicht heeft aan [gedaagde3] décharge verleend voor het gevoerde beleid en zij heeft onvoldoende gronden aangevoerd om op die décharge te kunnen terugkomen. Gelet op het vorenstaande wordt geoordeeld dat onvoldoende basis bestaat om te kunnen zeggen dat aan [gedaagde3] een persoonlijk ernstig verwijt te maken valt. De vordering tegen [gedaagde3] wordt afgewezen.
Ten aanzien van [gedaagde4]
4.14.
Aan haar vordering jegens [gedaagde4] legt de Stichting ten grondslag dat hij als bestuurder geen dan wel onvoldoende actie heeft ondernomen om de handelwijze van de betalingsconstructie waardoor de fraude mogelijk was te beëindigen of te controleren, maar volledig heeft vertrouwd op de woorden van [gedaagde3] dat de betalingsconstructie was beëindigd. De omstandigheid dat de betalingen vielen onder de directe verantwoordelijkheid van [gedaagde3] als algemeen directeur en niet onder de directe verantwoordelijkheid van [gedaagde4] als directeur Zorg, maakt dit niet anders, aangezien er sprake was van een collectieve aansprakelijkheid van het bestuur. De Stichting heeft [gedaagde4] bij brief van 24 februari 2015 aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van de fraude geleden schade.
4.15.
[gedaagde4] heeft verweer gevoerd. Hij heeft zijn aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt te maken valt. Hij heeft aangevoerd dat het bestuur in de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2015 bestond uit een algemeen directeur en een directeur zorg. Hij heeft betoogd dat de algemeen directeur (aanvankelijk [gedaagde3] en later [A.]) voorzitter was van het bestuur en zorg droeg voor externe contacten, financiën, personeel en organisatie, huisvesting en automatisering. Zelf was hij directeur zorg waarmee hij plaatsvervangend voorzitter was van het bestuur en verder ging over het inhoudelijk beleid, de kwaliteit en innovatie, organisatieontwikkeling, informatiseringsbeleid en het cliëntregistratiesysteem. Hij heeft betwist dat ten aanzien van hem sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid; de Raad van Toezicht heeft telkens décharge verleend aan het bestuur terwijl zij (net als hij) op de hoogte was van de inhoud van de managementletters en van de aanpak van [gedaagde3] van de geconstateerde betalingsconstructie. Nu zowel de accountant als de Raad van Toezicht genoegen namen met de reactie van [gedaagde3] mocht [C.] daaruit opmaken dat er geen indicatie van fraude was. Hierdoor bestond er voor hem geen reden om in te grijpen op een taakgebied dat niet tot zijn verantwoordelijkheid behoorde of om te vermoeden dat er in de algemene gang van zaken op het gebied van de financiën iets niet goed ging. Hij heeft er op gewezen dat het in die zin opmerkelijk is dat wel [gedaagde3] maar niet zijn opvolger [A.] door de Stichting aansprakelijk gehouden wordt voor onbehoorlijk bestuur, terwijl zij beiden algemeen directeur waren in de tijd dat de fraude plaatsvond.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Ook in dit geval staat de vraag centraal of aan [gedaagde4] als bestuurder van de Stichting persoonlijk een ernstig verwijt te maken valt. Hiervoor is in rechtsoverweging 4.13 ten aanzien van [gedaagde3] geoordeeld dat geen aansprakelijkheid bestaat. Ten opzichte van [gedaagde4] wordt geoordeeld dat daarvan evenmin sprake is. Zijn aansprakelijkheid zou eventueel voort kunnen komen uit een gedeelde aansprakelijkheid voor het bestuur. Echter, net zo min als de Raad van Toezicht klaarblijkelijk aanleiding vond om te twijfelen aan de aanpak van [gedaagde3] en zijn mededeling dat hij maatregelen had genomen om de betalingsconstructie te beëindigen, had [gedaagde4], die over dezelfde informatie beschikte als de Raad van Toezicht, aanleiding om daaraan te twijfelen. Daarbij komt dat er in de jaren na 2008 geen dubieuze ICT-facturen meer zijn aangetroffen door de accountant, zodat [gedaagde4] ook om die reden geen aanleiding had om te twijfelen aan de algemene gang van zaken en [gedaagde3] daarover vragen te stellen. De Raad van Toezicht heeft aan [gedaagde4] décharge verleend voor het gevoerde beleid en zij heeft onvoldoende gronden aangevoerd om op die décharge te kunnen terugkomen. Ook de vordering tegen [gedaagde4] wordt derhalve afgewezen.
Conclusie
4.17.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat jegens geen van de gedaagden aansprakelijkheid kan worden aangenomen en dat de vorderingen van de Stichting worden afgewezen. Om die reden kan de door de Stichting opgevoerde schade onbesproken blijven.
4.18.
De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4.19.
De door Deloitte c.s. gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de vergoeding voor de nakosten kunnen worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Stichting in de kosten van deze procedure aan de zijde van Deloitte c.s. tot op heden begroot op € 3.864,-- aan vastrecht en op € 6.422,-- ( 2 punten à € 3.211,--) aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de Stichting in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde3] tot op heden begroot op € 1.533,-- aan vastrecht en op € 6.422,-- ( 2 punten à € 3.211,--) aan salaris advocaat;
5.4.
veroordeelt de Stichting in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde4] tot op heden begroot op € 1.533,-- aan vastrecht en op € 6.422,-- ( 2 punten à
€ 3.211,--) aan salaris advocaat;
5.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van vorenstaande proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
veroordeelt de Stichting in de na dit vonnis ten aanzien van Deloitte c.s. ontstane kosten, begroot op:
- € 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de Stichting niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. M. Goedhuis-Visser en mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1155