In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal over de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke ondersteuning. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 oktober 2015, waarin haar pgb voor 2016 was vastgesteld op € 2.835,98. Eiseres stelde dat dit bedrag niet toereikend was om de benodigde zorg in te kopen, en verwees naar de geldende CAO-lonen en bijkomende kosten zoals vervangingen en reiskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het pgb is gebaseerd op het Besluit maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2015, waarin een maximumtarief voor pgb is vastgesteld. Eiseres voerde aan dat het pgb niet voldeed aan de eisen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die stelt dat het pgb toereikend moet zijn om de benodigde zorg in te kopen. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres toegekende pgb niet voldoende was om de noodzakelijke hulp in te kopen, en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de CAO-lonen en bijkomende kosten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 990,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen.