ECLI:NL:RBNHO:2017:2898

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4496
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ziektewetuitkering en de beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering op grond van de Ziektewet ontving, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had zich ziekgemeld en ontving vanaf 26 augustus 2014 een ziektewetuitkering. Echter, op 12 mei 2015 heeft het UWV besloten om deze uitkering per 27 juni 2015 te beëindigen, wat eiseres niet accepteerde. Na een bezwaarprocedure, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zittingen is eiseres vertegenwoordigd door haar dochter en heeft het UWV zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde R. Roos. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om aanvullende informatie op te vragen bij de huisarts van eiseres. Na het indienen van een nadere rapportage door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, heeft de rechtbank de zaak voortgezet. Eiseres was niet aanwezig bij de tweede zitting, maar het UWV heeft zijn standpunt verdedigd.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres had aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages voldoende informatie bevatten om de beperkingen van eiseres vast te stellen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het UWV op goede gronden de ziektewetuitkering van eiseres heeft beëindigd en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4496

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van eiseres op een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) beëindigd per 27 juni 2015.
Bij besluit van 7 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2016. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar dochter [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde R. Roos.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Verweerder heeft, met machtiging van eiseres, informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 3 mei 2016 een nadere rapportage uitgebracht.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te reageren op de nadere rapportage.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 9 maart 2017. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde mr. K. Ait Moha.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres was werkzaam als kassamedewerkster in een supermarkt. Vanaf 4 juli 2012 ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft zich per 27 mei 2014 ziekgemeld bij verweerder en verweerder heeft per 26 augustus 2014 aan eiseres een ziektewetuitkering toegekend.
1.2
Op 20 april 2015 is eiseres door een verzekeringsarts van verweerder onderzocht in het kader van de eerstejaarsziektewetbeoordeling. De verzekeringsarts stelt de diagnoses chronische lage rugklachten, peesontsteking aan de rechterschouder, myomen, anemie, hypertensie, diabetes type 2 en hoofdpijn/migraine. De verzekeringsarts neemt vervolgens beperkingen op in een functionelemogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige van verweerder stelt op basis van de FML vast dat eiseres niet geschikt is voor haar oude functie van kassamedewerkster (de maatman), maar dat op basis van de door hem geduide functies eiseres 70,36 % van het maatmanloon kan verdienen. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend en zij is vervolgens onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van verweerder. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen redenen om af te wijken van de beoordeling door de primaire verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder ziet evenmin aanleiding om af te wijken van de beoordeling van de primaire arbeidsdeskundige. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen. Door haar ernstige schouderklachten kan zij ook geen huishoudelijke taken uitvoeren. De verzekeringsarts heeft ten onrechte geen informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres.
3. In beroep heeft verweerder nog een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd. Hierin licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat geen informatie bij de huisarts is opgevraagd omdat op grond van de voorgeschiedenis, de anamnese en het lichamelijk onderzoek voldoende informatie aanwezig was om tot een verantwoorde vaststelling van de beperkingen van eiseres te komen. In de FML zijn ook beperkingen ten aanzien van de rechterschouder van eiseres opgenomen.
4.1
Het besluit berust wat betreft het medische gedeelte, op het rapport van de verzekeringsarts van 20 april 2015 en van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 juli 2015. Gelet op hetgeen door eiseres is aangevoerd, moet de rechtbank allereerst beoordelen of het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport zorgvuldig tot stand is gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de inhoud ervan. Na de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie die verkregen is van de huisarts bestudeerd, maar heeft daarin geen aanleiding gezien een ander standpunt in te nemen, omdat de informatie van de huisarts geen gegevens bevat die niet reeds bekend waren tijdens de bezwaarprocedure.
4.2
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig tot stand is gekomen, dan wel onvolledig zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsartsen kennis hebben genomen van het dossier en eiseres lichamelijk hebben onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts kennis genomen van de bezwaren van eiseres.
4.3
Evenmin bestaan er aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de rapportages van de verzekeringsartsen. Uit hun rapportages volgt ook dat de verzekeringsartsen bij hun onderzoek de schouderklachten hebben betrokken. In de FML zijn ook beperkingen opgenomen ten aanzien van (onder meer) duwen, trekken, tillen en het hanteren van zware lasten. Dat eiseres haar klachten mogelijk als meer beperkend ervaart kan daar niet aan af doen. Eiseres heeft geen informatie overgelegd die (objectieve) aanknopingspunten biedt voor haar standpunt dat voor haar schouderklachten meer beperkingen dienen te worden aangenomen. De informatie van de huisarts die in de beroepsprocedure door verweerder is gevraagd en ontvangen biedt die aanknopingspunten evenmin.
5. Op grond van het hiervoor overwogene berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag.
6. Eiseres heeft geen arbeidskundige gronden aangevoerd. Nu uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder op goede gronden de ziektewetuitkering van eiseres heeft beëindigd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.