Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
1. Het is huurder zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan iets aan het gehuurde te wijzigen. Hieronder worden niet alleen begrepen verbouwingen en wegbrekingen in het gehuurde, maar ook het aanbrengen van zonweringen, windschermen en afsluitingen en het plaatsen van antennes op of aan het gehuurde.
van de woning, schutting en/of balkon. De antenne mag niet buiten het balkon steken, op
het dak of aan de gevelmuur bevestigd zijn.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
De kantonrechter oordeelt dat een en ander een voldoende geconcretiseerd en zwaarwegend belang vormt. De omstandigheden dat het onderhavige complex van Intermaris geen bijzonder architectonisch gebouw is en de schotelantenne is aangebracht zonder schade aan het gehuurde toe te brengen, doen daar niet aan af.
“
Alle ter uitvoering van deze overeenkomst gemaakte of te maken kosten, waaronder begrepen administratiekosten, alsmede alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die verhuurder maakt in geval van niet nakoming van enige bepaling van deze overeenkomst zijn voor rekening van huurder, […]”
Gesteld noch gebleken is dat over deze bepaling is onderhandeld of dat [gedaagde] hierop uitdrukkelijk is gewezen bij het aangaan van de overeenkomst. Nu de bepaling voorts lijkt te zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, en niet de kern van de prestatie aangeeft, gaat de kantonrechter ervan uit dat het hier een algemene voorwaarde betreft. Intermaris maakt op grond hiervan aanspraak op vergoeding van de werkelijke kosten, waaronder salaris advocaat. De kantonrechter moet op grond van de wet toetsen of de vordering niet in strijd komt met het objectieve recht en of de aangevoerde gronden de vordering kunnen dragen.
In aanmerking wordt genomen dat op de kantonrechter op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (o.a. 4 juni 2009, C-243/08) de verplichting rust om de toepasselijke algemene voorwaarden ambtshalve te toetsen op onredelijk bezwarende bedingen. Ingevolge de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 30 mei 2013, C-488/11 geldt dit ook in zaken met betrekking tot een huurovereenkomst voor woonruimte, gesloten tussen een verhuurder die in handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten en een huurder die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. In dit geding is sprake van een huurovereenkomst in voornoemde zin. De kantonrechter is van oordeel dat het beding oneerlijk is in de zin van richtlijn 93/13 EG. Daarbij acht de kantonrechter doorslaggevend dat het beding [gedaagde] kan belemmeren in het voeren van verweer vanwege de – in vergelijking met het gebruikelijke liquidatietarief – hoge kosten die daaraan verbonden zijn, waarbij meeweegt dat aan die kosten geen maximum verbonden is. De vordering tot voldoening van de volledige proceskosten zal daarom worden afgewezen.
6.De beslissing
€ 500,00 per week of een gedeelte daarvan met een maximum van € 5.000,00 dat hij nalatig zal zijn aan het vonnis te voldoen;