Geschil3.In geschil is of verweerder de informatiebeschikkingen terecht heeft vastgesteld, meer in het bijzonder of eisers hebben voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit artikel 52 van de AWR.
4. Eisers stellen dat verweerder de informatiebeschikkingen ten onrechte heeft vastgesteld en voeren daartoe het volgende aan. Eiser hield de administratie bij. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat privé en zakelijk door elkaar liepen. Van derden contant ontvangen gelden werden op de privérekening gestort en vervolgens overgeboekt naar de zakelijke rekening, waarna deze werden overgemaakt naar een Indonesisch bankrekeningnummer. In Indonesië werden de gelden weer opgenomen en afgegeven aan de rechthebbenden. Eiser wist welk gedeelte zakelijk was en daarover werd afgedragen. De voorraden werden niet bijgehouden, want dat is moeilijk bij een restaurant. Van dag tot dag werd gekeken wat besteld moest worden. De waarde van de voorraad aan het einde van het boekjaar werd elk jaar op € 3.000 geschat. De berekeningen van verweerder zijn niet juist. Eiser weet zeker dat zijn eigen administratie klopt, maar kan dat niet bewijzen. Achteraf is het niet meer te reconstrueren. In maart 2013 heeft het geautomatiseerde afrekensysteem het begeven. Het is niet gelukt de bestanden veilig te stellen. De omzetgegevens, contante ontvangsten, pin- en creditcardontvangsten en de kleine uitgaven werden dagelijks vastgelegd in een Excel-sheet. Deze werden op datum in een ordner gearchiveerd. De ordners met dagrapporten zijn opgeslagen in een schuur en de stukken zijn door een storm en regen bijna allemaal onleesbaar geworden. De Excel-sheets werden met de overige kastransacties zoals afstortingen, privéopnames en salarisbetalingen met bijlagen aangevuld en naar de boekhouder gezonden. Deze gegevens vormden het kasboek. In het kasboek werden het beginsaldo, het eindsaldo, uitgaven, ontvangsten, salarisbetalingen en privéopnames onder vermelding van het bedrag, de omschrijving en extra toelichting op datum geregistreerd.
Eisers concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikkingen.
6. Verweerder stelt dat de informatiebeschikkingen terecht zijn vastgesteld en voert daartoe het volgende aan. De stortingen vanuit de kas naar de zakelijke bankrekening en diverse privéuitgaven zijn niet verantwoord. Er zijn negatieve kassaldi. De vermogensvergelijking voor de jaren 2009 tot en met 2012 leidt tot een negatief netto privé. Er kan geen aansluiting worden gemaakt tussen de maandelijkse kassarapporten en de verantwoorde creditcard bedragen op de uitdraaien van de Excel-bestanden. Het kasboek, de voorraadlijsten en de digitale bestanden van het kassasysteem vormen een wezenlijk onderdeel van de administratie van de onderneming. Eisers hebben deze primaire gegevens niet bewaard. Zonder deze gegevens kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat in het kasboek alle bestellingen per dag zijn verantwoord en kan geen goederenbeweging worden gemaakt. Hierdoor is het niet mogelijk op het niveau van bestellingen per dag de volledigheid van de omzet te controleren. Het ontbreken van deze gegevens kan niet worden beschouwd als een gebrek van ondergeschikte aard. Eisers dienen te zorgen voor een deugdelijke back-up en het goed beveiligen en bewaren van kopieën van administratieve bescheiden. Omdat zij dit niet hebben gedaan komt eisers geen beroep op overmacht toe. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
7. Op grond van artikel 52a, eerste lid, van de AWR kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig aan de verplichtingen van onder meer artikel 52 van de AWR is voldaan.
8. Artikel 52, eerste lid, van de AWR bepaalt - voor zover thans van belang - dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Op grond van artikel 52, vierde lid, van de AWR zijn administratieplichtigen verplicht deze gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren. Op grond van artikel 52, vijfde lid, van de AWR kunnen de op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met de juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt. Artikel 52, zesde lid, van de AWR bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers zodanig dienen te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de nodige medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
9. Eisers hebben ter zitting de bevindingen aangaande de gebreken in de administratie, zoals vermeld in het rapport van het boekenonderzoek, en de stellingen van verweerder niet meer, althans onvoldoende, weersproken. Vaststaat dat de primaire bescheiden als de dagelijkse en maandelijkse kassarapporten en dagafsluitingsrapporten van de pinbetalingen, de in- en verkoopfacturen, de bankafschriften en de onderliggende bescheiden grotendeels niet bewaard zijn gebleven, terwijl die bescheiden een wezenlijk deel van de administratie van een onderneming vormen. Vaststaat dat zich in de onderzochte jaren negatieve privévermogens hebben voorgedaan van -/- € 106.461 (2009), -/- € 66.110 (2010), -/- € 81.030 (2011) en -/- € 69.136 (2012). Eisers hebben hiervoor geen afdoende verklaring gegeven. Vaststaat voorts dat zich in alle jaren aanzienlijke negatieve kassen hebben voorgedaan als gevolg van niet verantwoorde structurele contante afstortingen naar privé. Eisers hebben daarvoor als verklaring gegeven dat derden contant geld hebben gestort ten behoeve van familie in Indonesië. Bij gebreke van enige onderbouwing acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig en gaat zij daarom daaraan voorbij. Voorts is ter zitting erkend dat er geen voorraadlijsten werden bijgehouden. De rechtbank concludeert uit dit een en ander dat geen aansluiting tussen omzet in geld en goederen kan worden gemaakt en dat het niet mogelijk is de volledigheid van de verantwoording van de omzet te verifiëren. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat eisers niet hebben voldaan aan de in artikel 52 van de AWR gestelde eisen. Gelet hierop heeft verweerder terecht de informatiebeschikkingen vastgesteld.
10. Eisers hebben betoogd dat het geautomatiseerde afrekensysteem het heeft begeven, dat het niet gelukt is de bestanden veilig te stellen en dat de papieren administratie in een schuur werd bewaard en door storm en regen onleesbaar is geworden. Voor zover zij hiermee een beroep doen op overmacht, kan dit betoog hun niet baten. Van eisers mag immers worden verwacht dat zij de digitale en de papieren administratie op een deugdelijke manier bewaren en dat zij zo nodig zorgdragen voor het maken van kopieën. Het bewaren van een papieren administratie in een schuur die kennelijk onvoldoende tegen weersinvloeden beschermt en het verzuim kopieën te maken moeten voor rekening van eisers blijven en rechtvaardigen daarom niet een beroep op overmacht.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de AWR een (nieuwe) termijn te stellen voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen. Het betreft hier immers niet een situatie waarin daaraan nog gevolg kan worden gegeven door eisers.
12. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.