ECLI:NL:RBNHO:2017:2182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
15/870343-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving van pizzakoerier met geweld en bedreiging

Op 14 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van een beroving. De zaak betreft een incident waarbij een pizzakoerier, die een bestelling moest afleveren, werd overvallen door drie personen. De overvallers omsingelden de koerier en bedreigden hem met geweld en een mes, waarna zij zijn portemonnee en een warmhoudtas met pizza's hebben afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het eerste feit, de beroving, wettig en overtuigend bewezen is, terwijl het tweede feit, de diefstal van een bromfiets, niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van negentig uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het houden van toezicht door de jeugdreclassering en het continueren van hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/870343-16 (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 februari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats] , op de openbare weg [openbare weg] , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin ongeveer 90 euro en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of andere pasjes) en/of een scootersleutel en/of een warmhoudtas (met daarin een of meerdere pizza's), in elk geval geld en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee (met daarin ongeveer 90 euro en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of andere pasjes) en/of een scootersleutel en/of en warmhoudtas (met daarin een of meerdere pizza's), in elk geval geld en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam] de weg heeft/hebben versperd en/of heeft/hebben omsingeld en/of
- een mes aan die [naam] heeft/hebben getoond en/of in de richting van die [naam] heeft/hebben gehouden en/of een stekende beweging ermee gemaakt en/of
- die [naam] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Je portemonnee, geef je portemonnee"en/of "Doe die box open" en/of "Je mobiel, geef je mobiel", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking en/of
- een of meermalen (met kracht) tegen de helm en/of de buik en/of de enkel, althans het lichaam van die [naam] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt (waardoor die [naam] op de grond is gevallen);
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van [datum] tot en met [datum] te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (witte) bromfiets (merk [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte
onder 2ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de bromfiets.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het
onder 1ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op [datum] is een bestelling gedaan bij de [naam] op het adres [adres] . De bezorger, aangever [naam] , was bijna op de plaats van bestemming om de pizza’s af te leveren toen drie personen van een bankje afsprongen en direct de weg oprenden. Zij versperden aangever de weg en hebben hem ingeklemd. [2]
Deze personen zijn [naam] [3] , [verdachte] en [naam] [4] [5]
De drie overvallers gingen links, rechts en voor de scooter van aangever staan. De jongen voor de scooter haalde de sleutel uit het contact. De jongen die rechts van aangever stond zei: “Je portemonnee, geef je portemonnee”. Op een gegeven moment bevolen ze alle drie dat aangever zijn portemonnee moest afgeven. Hierop pakte aangever zijn portemonnee en gaf deze aan de jongen die voor hem stond. In de portemonnee zaten 3 briefjes van 5 euro, 1 briefje van 50 euro, ongeveer 23 euro aan muntgeld, een rijbewijs, een ID-kaart, een pinpas, een zorgpas en andere pasjes.
De jongen die links van aangever stond zei met stemverheffing: “Doe die box open, doe die box open”. Aangever heeft daarop de knop omgedraaid en de jongen pakte een warmhoudtas met 5 pizza’s uit de box. De jongen rechts van aangever zei: “Geef je mobiel, geef je mobiel”. Hij had hierbij een mes in zijn hand en aangever zag dat de jongen dat mes ophief en dat de punt van het mes naar hem was gericht. De jongen hield het mes in de lucht en zette aan om een steekbeweging te maken in de richting van aangever. Aangever voelde een klap tegen zijn helm en hij zag dat de jongen rechts van de scooter hem klappen met zijn vuisten in zijn rechter zij gaf en een trap tegen zijn rechter enkel. Vervolgens voelde aangever nog een klap tegen de rechterzijde van zijn helm en hij viel op de grond. [6]
Op [adres] belt [naam] vanuit de PI [PI] naar [naam] . Hij vraagt hoe het met [naam] gaat, de bijnaam van [naam] , en zegt dat [verdachte] zijn bek moet houden als hij wordt geklemd. [7]
3.5.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter zitting bepleit dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Aangever [naam] heeft signalementen van de drie overvallers gegeven. [naam] heeft verklaard dat van de drie overvallers er twee negroïde waren en één getint was. In het dossier bevindt zich een foto van medeverdachte [naam] . Hij is een negroïde jongen. In het dossier bevindt zich tevens een foto van medeverdachte [naam] . Hij is geen negroïde jongen. Verdachte is evenmin een negroïde jongen. Er ontbreekt dus een negroïde jongen in het verhaal. Het opgegeven signalement van de getinte jongen is heel algemeen. Aangever [naam] zegt dat deze jongen een babyface heeft. Dit past niet bij verdachte, maar past beter bij medeverdachte [naam] . Er hebben geen Foslo of Osloconfrontaties plaatsgevonden. De politie trekt voorts conclusies uit het telecomonderzoek. De telefoon van verdachte straalt drie uur voor de overval aan op een zendmast in de buurt van de overval. Dit schreeuwt niet om een uitleg, alles wordt bij elkaar gehaald om tot een bewijs te komen.
Verdachte weet niet waarom [naam] in een tapgesprek tegen [naam] heeft gezegd dat hij de overval heeft gepleegd met [naam] en [verdachte] . Verdachte denkt dat [verdachte] een andere [naam] heeft bedoeld.
Gelet op de proceshouding van medeverdachte [naam] , waarin hij zich steeds heeft beroepen op zijn zwijgrecht, heeft de verdediging besloten hem niet als getuige op te roepen. Pas zeer recent is de raadsman op de hoogte van het vonnis van [naam] en dat hij op de zitting, waar zijn strafzaak werd behandeld, een bekennende verklaring over zijn eigen aandeel heeft afgelegd.
Er is een link gelegd met de jongens die een pizza aan het eten zijn. Zij zijn met vier jongens, terwijl bij de overval drie jongens zijn gezien. Dat wil niet zeggen dat de jongens die pizza eten ook de beroving hebben gepleegd. De getuigen die deze jongens hebben gezien, geven ook vrij algemene signalementen.
Het woordje “Kil” is straattaal, en betekent ‘kerel’, het zijn niet de beginletters van de achternaam van verdachte, Dit kan dus niet worden meegenomen voor het bewijs.
De verklaring van getuige [naam] is een ‘de auditu verklaring’.
Er is nog een tapgesprek waarin medeverdachte [naam] vraagt aan [naam] of hij tegen [verdachte] wil zeggen dat hij zijn bek moet houden. Verdachte heeft niets verklaard, maar daarom hoeft hij niet een van de daders te zijn, aldus de raadsman. Bovendien is het tapgesprek een maand na dato gevoerd en heeft dezelfde bron.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte [naam] heeft de beroving van aangever [naam] op de zitting waar hij zelf berecht is, bekend. Hij heeft dus eigen wetenschap van het strafbare feit en heeft aan [naam] telefonisch verteld dat hij de overval heeft gepleegd met ‘ [naam] ’ en ‘ [verdachte] ’. [naam] heeft bij de politie over dit telefoongesprek een verklaring afgelegd en gezegd dat het over de beroving van de pizzabezorger ging. Hij heeft verder desgevraagd verklaard dat met [naam] wordt bedoeld [naam] . Aan [naam] zijn door verbalisanten politiefoto’s getoond, waarop [naam] en verdachte staan afgebeeld. [naam] heeft hen daarop herkend als de [naam] en [verdachte] die hij in zijn verklaring bedoelt.
[naam] en [naam] zijn goed met elkaar bevriend, gaan veel met elkaar om en hebben veelvuldig telefonisch contact. Ook verdachte is een contact van [naam] .
Uit een tapgesprek van [datum] te 09.43 uur blijkt dat [naam] , die dan in de PI [PI] verblijft, belt met [naam] . Hij vraag hoe het met [naam] is, [naam] is de bijnaam van [naam] , en zegt tegen [naam] dat hij tegen [verdachte] moet zeggen dat hij zijn bek moet houden als hij wordt geklemd.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, anders dan de raadsman, het feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op [datum] te [plaats] , op de openbare weg [openbare weg] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scootersleutel en een warmhoudtas met daarin pizza’s, toebehorende aan [naam] en/of [naam] , welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld en vergezeld van geweld tegen [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee met daarin ongeveer 90 euro en een rijbewijs en een ID-kaart en andere pasjes toebehorende aan [naam] en/of [naam] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam] de weg hebben versperd en hebben omsingeld en
- een mes aan die [naam] hebben getoond en in de richting van die [naam] hebben gehouden en een stekende beweging ermee gemaakt en
- die [naam] dwingend hebben toegevoegd de woorden: "Je portemonnee, geef je portemonnee" en "Doe die box open" en
- met kracht tegen de helm en de buik en de enkel van die [naam] hebben geslagen en geschopt, waardoor die [naam] op de grond is gevallen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het onder 1 ten laste gelegde feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:de voortgezette handeling van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit op de openbare weg wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek van 2 uren per dag voor elke dag van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, onder oplegging van de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de meldplicht bij de jeugdreclassering, de [naam] , en de daaruit voortvloeiende afspraken en dat verdachte zal meewerken aan hulpverlening vanuit [naam] , waarbij aan de [naam] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De officier van justitie heeft tevens opheffing van het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd.
De officier van justitie heeft aangegeven dat een beslissing op het beslag niet meer nodig is, omdat de in beslag genomen telefoon al is teruggegeven aan verdachte.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft ter zitting verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met het flinke tijdsverloop in de zaak en de omstandigheid dat verdachte zich gedurende 6 maanden heeft gehouden aan een avondklok en elektronisch toezicht.
De raadsman heeft matiging van de werkstraf bepleit. Tevens heeft de raadsman bepleit verdachte geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar de genoemde bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke werkstraf, en verdachte geen contactverbod op te leggen. Ten slotte heeft de raadsman opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis verzocht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter zitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages is gebleken:
-het Pro Justitia rapport van drs. [naam] , GZ-psycholoog, van [datum] ;
-het rapport van dr. [naam] , GZ-psycholoog van [naam] , van [datum] ;
-het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van [datum] .
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Onder bedreiging met een mes en het toepassen van geweld hebben verdachte en zijn mededaders een pizzakoerier beroofd van zijn portemonnee, een scootersleutel en een warmhoudtas met pizza’s. Dit is een zeer ernstige feit dat veel impact voor het slachtoffer heeft gehad. Verdachte en zijn mededaders hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen voordeel en zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen voor de gedupeerde. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Daarnaast wakkert een dergelijk feit, gepleegd op de openbare weg, gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank, naast de eerder genoemde rapportage, gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd [datum] , waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
Uit het psychologisch rapport van psycholoog [naam] voornoemd blijkt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid op het verbale begripsniveau en lichte zwakzinnigheid op het vlak van het perceptueel redeneren. Er is voorts vanaf de kindertijd sprake van een ernstige gedragsstoornis die inmiddels heeft geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van de beroving van pizzabezorger [naam] . De psycholoog acht verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De mate waarin kan niet worden aangegeven aangezien verdachte niet over de tenlastegelegde feiten heeft willen praten.
In het kader van de kans op herhaling heeft de psycholoog het volgende benadrukt. Verdachte heeft geen inzicht en geen reflectievermogen. De ouders zijn onvoldoende in staat verdachte adequaat te begrenzen en hun gezagspositie neer te zetten. Verdachte is beïnvloedbaar en mogelijk statusgevoelig. Hij gaat al jaren om met criminele jongeren. De individuele risicofactoren en de gezinssituatie in combinatie met de contacten met criminele jongeren beïnvloeden en versterken elkaar. Behandeling is gewenst.
Uit het rapport van psycholoog [naam] blijkt, zakelijk weergegeven, dat de zorgen over de ontwikkeling van verdachte het laatste jaar zijn afgenomen en dat de behandeling bij [naam] zal worden afgerond. Ter voorkoming van terugval is het van belang dat verdachte de geleerde vaardigheden blijft toepassen. Het is noodzakelijk dat er voldoende toezicht en externe sturing is om hem te motiveren vol te houden, ook bij tegenslag.
Uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte heeft problemen in de agressie regulatie. Hij is impulsief, functioneert op zwak cognitief niveau en hij kan de consequenties van zijn gedrag nauwelijks overzien. Het ontbreekt hem aan inzicht en reflectievermogen. Zijn leerbaarheid en begeleiding lijken minimaal. Daarnaast speelt de ernstige gedragsstoornis die inmiddels heeft geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling eveneens een rol in het dagelijks leven van [verdachte] . Er is reeds langdurig sprake van gedragsproblemen en/of grensoverschrijdend gedrag. De Raad ziet derhalve een aantal risicofactoren bij verdachte.
Verdachte lijkt zich binnen een strafrechtelijk kader, zoals ITB harde kern, een avondklok en een Elektronische Controle te kunnen voegen naar de regels en afspraken. Dit kader geeft hem duidelijkheid en structuur. Hij is daarmee gebaat. De Raad schat de kans op herhaling als groot in. Hij heeft binnen zijn proeftijden een aantal keren gerecidiveerd. Daarbij wordt opgemerkt dat er toen geen begeleiding in een strafrechtelijk kader was. Dit onderschrijft, in de visie van de Raad, het belang en de noodzaak van een strafrechtelijk kader, anders dan het uitsluitend opleggen van een proeftijd.
Verdachte heeft een dagbesteding in de vorm van werk en scholing. Hij werkt sinds zeven maanden in een dönerzaak en twee keer per week sport [verdachte] . Er is geen zicht op de overige uren van zijn vrije tijd. [verdachte] blijft gevoelig voor en beïnvloedbaar door vrienden. Dit blijft een risicofactor, waardoor de begeleiding van [naam] gecontinueerd dient te worden.
De behandeling bij [naam] is op [datum] positief afgesloten. Hopelijk kan verdachte hiervan voldoende profiteren en is een gedragsverandering mogelijk.
De Raad adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie en een deels onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de medeverdachten, dat verdachte de hulpverlening van [naam] continueert en positief afsluit en gedurende zijn proeftijd en/of zolang er sprake is van een kwalificatieplicht onderwijs volgt en/of een dagbesteding heeft, waarbij aan de [naam] de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat een behandeling bij [naam] effect heeft gehad op verdachte. Verdachte heeft nog begeleiding nodig. Hij moet een stevige stok achter de deur krijgen.
De bijzondere voorwaarde dat verdachte geen contact mag hebben met zijn oude vrienden (medeverdachten) kan worden beperkt tot zes maanden.
De ter zitting aanwezige jeugdreclasseerder heeft aangegeven dat verdachte het afgelopen jaar een stijgende lijn heeft laten zien. Hij geeft meer prijs over zijn vrienden, heeft therapie vanuit [naam] geaccepteerd en heeft begeleiding vanuit [naam] .
Verdachte heeft thans afstand genomen van zijn vrienden. Begeleiding voor zijn school is nog wel nodig en verder moet verdachte begeleid worden bij het maken van keuzes. De jeugdreclassering is van mening dat het verdachte zal helpen als heel concreet wordt gemaakt dat hij geen contact mag hebben met zijn oude vrienden.
De rechtbank kan zich verenigen met de in voormelde rapportages gestelde diagnoses en de bevindingen met betrekking tot het psychisch functioneren van verdachte, en maakt deze tot de hare.
De rechtbank constateert dat verdachte geen verantwoording heeft willen nemen voor zijn handelen door zich consequent te beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, toezicht en begeleiding, waarvan de eerste zes maanden in het kader van ITB harde kern. De ITB harde kern is positief afgesloten en ook het Elektronisch Toezicht is positief beëindigd. Verdachte is niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank houdt verder rekening met het tijdsverloop in de zaak. De rechtbank is mede daarom ook van oordeel dat een contactverbod niet meer opportuun is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de jeugdreclassering, [naam] noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de hulpverlening vanuit [naam] continueert en positief afsluit. Dergelijke praktische hulpverlening kan voor verdachte gezien zijn beperkte cognitieve vermogens een houvast zijn, ook om de kans op herhaling te minimaliseren. Een en ander zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
DRIE (3) MAANDEN, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij de jeugdreclassering, [naam] , en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de [naam] te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • de hulpverlening vanuit [naam] continueert en positief afsluit.
Geeft opdracht aan de [naam] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
NEGENTIG (90) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VIJFENVEERTIG (45) DAGEN jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht (18 dagen).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. Ph. Burgers en mr. M.Th. Goossens, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2017.
Mr. M.M. van Weely en mr. Ph. Burgers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal met nummer [nummer] opgemaakt op [datum] door verbalisant [naam] , inhoudende de aangifte van [naam] , zaakdossier 01, pagina 34 bovenaan;
3.Schriftelijk stuk, te weten het vonnis van medeverdachte [naam] van [datum] waaruit blijkt dat [naam] heeft bekend een van de overvallers te zijn geweest.
4.Proces-verbaal met nummer 36, opgemaakt op [datum] door verbalisant [naam] , inhoudende tapgesprekken over overval, zaakdossier 01, pagina’s 163 onderaan en 166.
5.Proces-verbaal met nummer [nummer] opgemaakt op [datum] door verbalisanten [naam] en [naam] , inhoudende de verklaring van getuige [naam] , zaakdossier 01, pagina’s 117 en 118.
6.Proces-verbaal met nummer [nummer] opgemaakt op [datum] door verbalisant [naam] , inhoudende de aangifte van [naam] , zaakdossier 01, pagina’s 34 en 35 bovenaan.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 167, opgemaakt op [datum] door verbalisant [naam] , inhoudende een tapgesprek van medeverdachte [naam] met [naam] , zaakdossier 01, pagina’s 205 en 207.