ECLI:NL:RBNHO:2017:2168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
15/800180-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van een minderjarig meisje

Op 16 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting van een minderjarig meisje, geboren op 11 november 1998. De zaak kwam aan het licht na een melding van de Belgische politie over de mogelijke prostitutie van het slachtoffer in Nederland. De verdachte had het slachtoffer, dat op dat moment in een psychiatrische instelling in België verbleef, naar Nederland gehaald met de belofte van onderdak, maar onder de voorwaarde dat zij als zijn slavin zou functioneren. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij via een website in contact kwam met de verdachte, die haar onderdak aanbood in ruil voor seksuele diensten. De verdachte heeft het slachtoffer gefaciliteerd in haar prostitutiewerkzaamheden door haar een werkplek, een werktelefoon en condooms ter beschikking te stellen, en door advertenties te plaatsen waarin het slachtoffer als prostituee werd aangeboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van het slachtoffer, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en klinische opname. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van €3.150,- voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800180-16 (P)
Uitspraakdatum: 16 maart 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 28 april 2016 te Heerhugowaard, en/of elders in Nederland en/of te Brugge (België) en/of elders in België
een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op 11 november 1998, (telkens)
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]
(artikel 273 f lid 1 sub 2°)
en/of
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
(artikel 273 f lid 1 sub 5°)
en/of
3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met en/of voor een derde tegen betaling (artikel 273 f lid 1 sub 8°), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij "enige handeling(en)" (zoals genoemd onder 2)) (onder meer) hebben/heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning (gelegen aan de [adres] );
- het inrichten van en/of gereedmaken van en/of het ter beschikking stellen van een werkplek aan die [slachtoffer] (in zijn, verdachtes, woning);
- het geven van (werk)instructies aan die [slachtoffer] en/of het instrueren van die [slachtoffer] dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 21 jaar oud was;
- het maken van (naakt)foto's van die [slachtoffer] ;
- het aanmaken en/of plaatsen en/of onderhouden (waaronder begrepen zogeheten omhoogplaatsen) van advertenties op één of meer website(s) (waaronder in elk geval sexjobs.nl en/of bdsmgirl.nl) waarin die [slachtoffer] als prostituee en/of slavin werd aangeboden en/of waarbij voornoemde (naakt)foto's van die [slachtoffer] werden gebruikt;
- het ter beschikking stellen van een mailadres ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
- het ter beschikking stellen van een (werk)telefoon aan die [slachtoffer] ;
- het onderhouden van contacten met (potentiële) prostitutieklant(en) van die [slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en);
- het ter beschikking stellen van condooms ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
- het maken van afspraken met een ander, [verdachte 2] , over de overdracht (waaronder begrepen het onderbrengen en/of huisvesten en/of het regelen van een werkplek voor prostitutiewerkzaamheden) van die [slachtoffer] als "slavin" (waaronder begrepen het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling door die [slachtoffer] ) door hem, verdachte, aan die [verdachte 2] , naar aanleiding van een door hem, verdachte, geplaatste advertentie.
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 28 april 2016 te Heerhugowaard en/of elders in Nederland en/of te Brugge (België) en/of elders in België, een ander, te weten [slachtoffer] , heeft aangeworven, met het oogmerk die [slachtoffer] , in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van de gedragingen die verdachte worden verweten onder feit 1 sub 1 en sub 3 het oogmerk respectievelijk het opzet ontbreekt. Immers, uit de inhoud van het psychologisch pro justitia rapport dat omtrent verdachte is opgemaakt, blijkt dat verdachte “voortvloeiend uit zijn cognitieve beperking en persoonlijkheidsproblematiek onvoldoende besef had (…) dat hij zich schuldig maakte aan mensenhandel. Tevens had hij onvoldoende inzicht in de gevolgen van zijn handelen.”
Ten aanzien van de onder feit 1 sub 2 verweten gedragingen heeft de raadsman zich, behoudens de gedragingen onder gedachtestreepjes 8 en 10, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder
1 en 2ten laste gelegde feiten op
grond van het volgende.
Op 28 april 2016, omstreeks 10:00 uur, kreeg de politie te Heerhugowaard van de politie in België het verzoek te gaan naar de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] . [2] Aldaar zou de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op 11 november 1998, [3] geprostitueerd worden. Nadat omstreeks 11:30 uur, diezelfde dag, de tweede melding binnen kwam, inhoudende dat [slachtoffer] op korte termijn zou worden verplaatst, heeft de politie zich begeven naar bovengenoemd adres. Aldaar troffen ze [slachtoffer] aan in een van de vertrekken van de woning. [4]
[slachtoffer] heeft op 28 april 2016 verklaard dat zij in een psychiatrische instelling verblijft in België. [5] Op zaterdag (de rechtbank begrijpt: zaterdag 23 april 2016) zat zij op de website www.bdsmgirl.nl en gaf zij aan dat ze woonruimte en werk zocht. Via deze website kwam ze in contact met verdachte. Verdachte bood [slachtoffer] onderdak aan op voorwaarde dat zij zijn slavin zou worden. Dat hield in dat [slachtoffer] seks zou hebben met zowel verdachte als met andere mannen. [slachtoffer] zou prostitutiewerkzaamheden verrichten tegen betaling. [6] [slachtoffer] heeft reeds tijdens de chat met verdachte aangegeven dat zij 17 jaar oud was. [7] Op 24 april 2016 is [slachtoffer] per trein vanuit België naar Heerhugowaard afgereisd, [8] alwaar zij is opgehaald door verdachte. Samen met verdachte zijn ze vervolgens naar zijn woning aan de [adres] gegaan.
De volgende dag, op 25 april 2016, heeft verdachte foto’s van [slachtoffer] gemaakt ten behoeve van een seksadvertentie [9] waarin hij [slachtoffer] aanbood als prostituee/slavin. Die seksadvertentie heeft verdachte vervolgens op 26 april 2016 [10] geplaatst op www.sexjobs.nl [11] en teneinde aandacht te vestigen op de advertentie deze op 27 april 2016 ‘omhoog geplaatst’ door middel van betaling. [12] De in de advertentie geboden diensten heeft verdachte in overleg met [slachtoffer] bepaald. De eveneens daarin genoemde bedragen per dienst werden door verdachte bepaald. [slachtoffer] kreeg van verdachte een werktelefoon waarop ze rechtstreeks gebeld kon worden door (potentiële) klanten. [13] Verdachte onderhield via het e-mailadres [e-mailadres] zelf contact met (potentiële) klanten. [14]
Verdachte faciliteerde [slachtoffer] ’s prostitutiewerkzaamheden door haar zijn slaapkamer als werkplek, en condooms ter beschikking te stellen. [15] Voorts zei hij tegen [slachtoffer] om aan haar klanten te vertellen dat ze 21 jaar oud was. [16] [slachtoffer] heeft vier klanten ontvangen en heeft daarmee €150,- verdiend. [17] De afspraak was dat de opbrengst verdeeld zou worden tussen [slachtoffer] en verdachte. [18]
Op 28 april 2016 is er chatcontact [19] geweest tussen Master NH, het account van verdachte, [20] [21] en, Mr Sam, [verdachte 2] [22] , waarin laatstgenoemde aangeeft dat hij interesse heeft in de slavin. Master NH vraagt Mr Sam in dat gesprek wanneer hij de slavin kan ophalen, waarop laatstsgenoemde antwoordt dat dat die avond al kan. [23] [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar zou doorverkopen aan meester Sam. [24] Ze had zelf ook contact gehad met deze man via WhatsApp, waarin hij onder meer heeft gezegd: “
Dus jij gaat verkocht worden aan mij (…) dan kom ik vanmiddag langs om je te keuren en mee te nemen”. [25] [26]
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank verwerpt allereerst het verweer met betrekking tot het ontbreken van het oogmerk van seksuele uitbuiting bij verdachte. Voor oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit (HR 27 oktober 2009, LJN BI7099). Verdachte heeft, gelet op de gevoerde chatgesprekken en zijn verklaring op zitting, van meet af aan de bedoeling gehad om [slachtoffer] naar Nederland te laten komen en haar alhier met hem en andere mannen seks te laten hebben. Verdachte heeft een kamer in zijn woning beschikbaar gesteld en heeft advertenties geplaatst voor betaalde seksuele diensten door die [slachtoffer] . De rechtbank heeft dan ook geen enkele twijfel dat verdachte het oogmerk heeft gehad op seksuele uitbuiting. Bovendien heeft hij zich een deel van de opbrengsten toegeëigend en heeft hij daarmee ook willens en wetens voordeel getrokken uit de seksuele handelingen, verricht door [slachtoffer] .
Het feit dat de psycholoog in het psychologisch pro justitia rapport meldt dat verdachte onvoldoende besef had dat hij zich daarmee schuldig maakte aan mensenhandel, hetgeen een juridische kwalificatie van de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte betreft, doet daar niets aan af.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die afspraken heeft gemaakt met [verdachte 2] over een overdracht van [slachtoffer] aan die [verdachte 2] . Dit op grond van (de inhoud van) het in de redengevende feiten en omstandigheden genoemde chatgesprek op 28 april 2016 en de inhoud van het daarop volgende eveneens genoemde WhatsAppgesprek tussen [slachtoffer] en [verdachte 2] . De rechtbank acht niet aannemelijk dat [slachtoffer] , zoals gesuggereerd, gebruik heeft gemaakt van het account ‘Master NH’, waarvan verdachte ter zitting heeft verklaard dat dit zijn account was, om vervolgens over zichzelf in de derde persoon te chatten met [verdachte 2] .
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 23 april 2016 tot en met 28 april 2016 te Heerhugowaard of elders in Nederland en/of te België
een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op 11 november 1998,
1) heeft geworven, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]
en
2) ten aanzien van die [slachtoffer] handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
en
3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij "handelingen" (zoals genoemd onder 2) hebben bestaan uit:
- het laten verblijven van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning gelegen aan de [adres] ;
- het ter beschikking stellen van een werkplek aan die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning;
- het instrueren van die [slachtoffer] dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 21 jaar oud was;
- het maken van (naakt)foto's van die [slachtoffer] ;
- het aanmaken en plaatsen en onderhouden waaronder begrepen zogeheten omhoogplaatsen van een advertentie op één website (sexjobs.nl) waarin die [slachtoffer] als prostituee werd aangeboden en waarbij voornoemde (naakt)foto's van die [slachtoffer] werden gebruikt;
- het ter beschikking stellen van een mailadres ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
- het ter beschikking stellen van een werktelefoon aan die [slachtoffer] ;
- het onderhouden van contacten met potentiële prostitutieklanten van die [slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die potentiële klanten;
- het ter beschikking stellen van condooms ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
- het maken van afspraken met een ander, [verdachte 2] , over de overdracht van die [slachtoffer] als "slavin" door hem, verdachte, aan die [verdachte 2] , naar aanleiding van een door hem, verdachte, geplaatste advertentie;
2.
hij in de periode van 23 april 2016 tot en met 28 april 2016 te Heerhugowaard of elders in Nederland en/of in België, een ander, te weten [slachtoffer] , heeft aangeworven, met het oogmerk die [slachtoffer] , in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de eendaadse samenloop op van:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel
en
ten aanzien van feit 2:
mensenhandel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

In opdracht van de officier van justitie hebben de psycholoog S.A. Moonen en A. de Jong een psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen van de deskundigen, zoals neergelegd in het psychologisch pro justitiarapport van 25 oktober 2016.
De deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte weliswaar niet lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, doch dat er wel sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek met narcistische trekken. Verdachte had vanwege zijn cognitieve beperking en persoonlijkheidsproblematiek onvoldoende inzicht in de gevolgen van zijn handelen. Met name de narcistische kwetsbaarheid, de sterke geldingsdrang en de neiging tot overcompensatie hebben geleid tot het tenlastegelegde. Het verlangen naar succes is zo groot dat morele en empathische overwegingen minder belangrijk worden voor verdachte. De combinatie van zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek heeft in enige mate doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. De deskundigen adviseren mitsdien om verdachte
verminderd toerekeningsvatbaarte achten.
De kans op recidive wordt reëel geschat. Teneinde de kans op recidive te verkleinen achten de deskundigen het nodig om een begeleidingskader voor verdachte te organiseren om orde te krijgen op zijn leven. Gesproken is over een RIBW-traject. Ofschoon verdachte er tegen op ziet, beseft hij dat er geen andere uitweg is. Desalniettemin is de motivatie van verdachte fragiel om bovenstaande begeleiding re realiseren. Mitsdien wordt een strak juridisch kader in de vorm van reclasseringstoezicht met als voorwaarde dat verdachte zich laat begeleiden door een RIBW-groep of overeenkomstige instelling noodzakelijk geacht.
De rechtbank neemt de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten over en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden geoordeeld dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld de door Reclassering Nederland geïndiceerde bijzondere voorwaarden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk te stellen aan het voorarrest. Hij heeft voorts verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel de door reclassering geïndiceerd bijzondere voorwaarden, behoudens de klinische plaatsing binnen de forensische opnamekliniek van GGZ Noord Holland Noord, te koppelen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door [slachtoffer] , een minderjarig meisje dat op dat moment de leeftijd van 17 jaar had en te kampen had met psychiatrische problematiek, opzettelijk vanuit België te laten overkomen en te prostitueren vanuit zijn woning en hier voordeel uit te trekken. De rechtbank rekent verdachte sterk aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer] .
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het hiervoor onder 5 besproken psychologisch pro justitiarapport van 25 oktober 2016 en het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 1 maart 2017, van mevrouw E. de Graaf, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Evenals de deskundigen signaleert de rapporteur dat verdachte over onvoldoende vaardigheden beschikt zelfstandige oplossingen te vinden voor zijn problemen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij diverse bijzondere voorwaarden geïndiceerd zijn, waaronder:
- een meldplicht
- opname in zorginstelling (klinische behandeling)
- opname in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en
- het meewerken aan schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting heeft mevrouw De Graaf haar rapport nader toegelicht en verklaard dat uitsluitend de forensische RIBW te Heiloo bereid is verdachte woonruimte aan te bieden, doch dat zij als voorwaarde stellen dat verdachte voorafgaand aan de RIBW voor de duur van maximaal 6 maanden klinisch wordt geplaatst bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord Holland Noord in Heiloo. Deze klinische opname is bedoeld om verdachte te leren kennen en de aandachtsgebieden helder in kaart te krijgen, zodat een geschikte vorm van begeleiding tijdens het RIBW-traject kan worden opgestart.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 17 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank op grond van het reclasseringsadvies verplichte begeleiding door de reclassering noodzakelijk en een meldplicht geïndiceerd. De rechtbank acht op grond van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en de toelichting ter terechtzitting van mevrouw De Graaf noodzakelijk dat verdachte uiteindelijk terechtkomt in een instelling voor beschermd wonen en dat hij derhalve voorafgaand hieraan, klinisch wordt geplaatst bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord Holland Noord in Heiloo. De rechtbank zal evenwel bepalen dat deze plaatsing voor de duur van
maximaal 4 maandenzal zijn, teneinde verdachte zo spoedig mogelijk naar de juiste vorm van beschermd wonen te begeleiden. Deze verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.150,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als
gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de
wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit het geld dat zij met
haar prostitutiewerkzaamheden heeft verdiend en heeft moeten afstaan aan verdachte
(€150,-).
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting is de vordering voldoende onderbouwd. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade de aard en de impact van het bewezenverklaarde voor de benadeelde in aanmerking genomen. De rechtbank heeft ook acht geslagen op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de vordering (€3.000,-) geheel toe te wijzen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 55 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
 Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent om vanaf het moment dat de proeftijd zal starten mee te werken aan een klinische plaatsing binnen de Forensische Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord Holland Noord gevestigd aan de Kennemerstraatweg 464, 1851 NG in Heiloo. Hij wordt verplicht hier te verblijven voor de duur van
maximaal viermaanden waarbij binnen de klinische setting toegewerkt wordt naar een woonplek in een woontrainingshuis van de forensische RIBW in Heiloo. Hij dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze kliniek in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- aansluitend op de klinische opname, zijn medewerking verleent om bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord Holland Noord in Heiloo, in de RIBW gevestigd op de Kennemerstraatweg 464, 1851 NG in Heiloo, te verblijven, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en
- zijn medewerking verleent aan schulphulpverlening, ook als dit inhoudt dat er een bewindvoerder of curator wordt opgesteld.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.150(drieduizend en honderdvijftig euro) bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.150(drieduizend en honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
41 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D. Ince,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 maart 2017.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 april 2016, dossierpagina 10-11.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , d.d. 28 april 2016, dossierpagina 139 en de bijgevoegde kopie van de identiteitskaart van [slachtoffer] op dossierpagina 146.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 april 2016, dossierpagina 121.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 april 2016, dossierpagina 129.
6.Verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, d.d. 24 februari 2017, niet doorgenummerd.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , d.d. 28 april 2016, dossierpagina 141.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juni 2016, dossierpagina 229.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juni 2016, dossierpagina 228.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , d.d. 28 april 2016, dossierpagina 143.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , d.d. 28 april 2016, dossierpagina 143.
18.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 september 2016, dossierpagina’s 444 t/m 446.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 september 2016, dossierpagina 443.
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting afgelegd.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 2] , d.d. 30 augustus 2016, dossierpagina 529.
23.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 8 september 2016, dossierpagina’s 444 en 445.
24.Verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, d.d. 24 februari 2017, niet doorgenummerd.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 april 2016, dossierpagina 30 en 212-213.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juni 2016, dossierpagina 390.