Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
2 maart 2017 in de zaak tegen:
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 15 februari 2015 (dossierpagina 8 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde] d.d. 17 februari 2015 (dossierpagina 23 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde] d.d. 16 april 2015 (dossierpagina 32 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant R. Posthumus d.d. 12 mei 2015 (dossierpagina 69 e.v.).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Vordering benadeelde partij
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
€ 272,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.