ECLI:NL:RBNHO:2017:2058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
5117569 CV EXPL 16-5130
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging bij code sharing vlucht en aansprakelijkheid luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Adria Airways. De passagier had een vlucht geboekt van Amsterdam naar Ljubljana met een tussenstop in Frankfurt, waarbij het eerste deel van de vlucht door Lufthansa werd uitgevoerd. Door een birdstrike op de vlucht van Lufthansa ontstond er een vertraging, waardoor de passagier met meer dan drie uur vertraging in Ljubljana arriveerde. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels stelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Adria Airways betwistte de aansprakelijkheid, stellende dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was voor het eerste deel van de vlucht en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat Adria Airways, ondanks dat het eerste deel van de vlucht door Lufthansa werd uitgevoerd, aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter stelde vast dat de Europese regelgeving van toepassing was op alle luchtvaartmaatschappijen die betrokken zijn bij de uitvoering van een vlucht, ongeacht of zij de directe uitvoerende partij zijn. De kantonrechter verwierp het verweer van Adria Airways dat de birdstrike een buitengewone omstandigheid vormde die hen vrijstelde van compensatieverplichtingen. De rechter oordeelde dat een birdstrike inherent is aan de normale bedrijfsvoering van luchtvaartmaatschappijen en dus niet onder de uitzonderingen valt die compensatie uitsluiten.

De kantonrechter heeft Adria Airways veroordeeld tot betaling van € 290,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de passagier toegewezen. Dit vonnis benadrukt de bescherming van passagiersrechten binnen de Europese Unie en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertragingen, zelfs bij code sharing situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 5117569 / CV EXPL 16-5130
datum uitspraak: 15 februari 2017
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff & M.A.P. Duinkerke, LL.B. (EUclaim B.V.)
tegen
Adria Airways d.d.
te Brnik (Slovenië)
verweerster
hierna te noemen Adria Airways
gemachtigde Zala Letnar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen gezonden aan de kantonrechter.
1.2.
Adria Airways is in de gelegenheid gesteld middels het standaardformulier C van bijlage III van voornoemde verordening, verweer te voeren tegen de vordering. Adria Airways heeft op de vordering van de passagier geantwoord.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vliegreis geboekt van Amsterdam Schiphol Airport (Nederland) naar Frankfurt (Duitsland) en van Frankfurt (Duitsland) naar Ljubljana (Slovenië) op 12 juni 2014 onder boekingsnummer: 617X5L.
2.2.
Het vluchtschema op het e-ticket is als volgt:
Amsterdam – Frankfurt LH 991 13:55 – 15:05
Frankfurt – Ljubljana LH 6904 16:30 – 17:45
Verder staat op het e-ticket dat het eerste deel van de vlucht wordt uitgevoerd door Lufthansa en het tweede deel door Adria Airways met vluchtnummer JP 113.
2.3.
De vlucht van Schiphol naar Frankfurt is met vertraging uitgevoerd. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht, die door Adria Airways is uitgevoerd en waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd in Llubljana is aangekomen.
2.4.
De gemachtigde van de passagier heeft eerst van Lufthansa en later van Adria Airways compensatie gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Zowel Lufthansa als Adria Airways zijn niet overgegaan tot betaling van de compensatie. Lufthansa niet omdat volgens haar sprake was van een aanvaring met vogels (birdstrike) op de vlucht die voorafging aan het eerste deel van de vlucht, zodat sprake is van overmacht. Adria Airways heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was en niet kan worden aangesproken.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Adria Airways veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75, subsidiair € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van
19 november 2009. De passagier stelt dat zij een vervoersovereenkomst heeft met Adria Airways en dat deze dan ook als uitvoerende luchtvaartmaatschappij vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op schadevergoeding in de vorm van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

4.Het verweer

Adria Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat Lufthansa het eerste deel van de vlucht (LH991) met vertraging heeft uitgevoerd, zodat niet Adria Airways maar Lufthansa aansprakelijk kan worden gehouden voor de vertraging op de eindbestemming. Daarnaast voert Adria Airways aan dat Lufthansa aan de passagier heeft uitgelegd dat de onregelmatigheden zijn veroorzaakt door een birdstrike, hetgeen een buitengewone omstandigheid oplevert, waardoor de luchtvaartmaatschappij niet compensatie plichtig is.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat Adria Airways in de Europese Unie is gevestigd en dat de vordering daarom een internationaal karakter heeft. Daarom dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Omdat de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland vanaf de luchthaven Schiphol is uitgevoerd, is de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de rechtbank Noord-Holland (afdeling Privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem) op grond van art. 7 aanhef en onder 1° van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van
17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), nu de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009. Nu niet gesteld of gebleken is, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is op grond van artikel 4 van Rome I-Vo het Nederlandse recht van toepassing.
5.3.
De kern van het geschil is of Adria Airways de passagier compensatie is verschuldigd in verband met de vertraging van de vlucht met meer dan drie uur, welke vertraging is ontstaan op een vlucht van twee direct aansluitende vluchten, waarbij het eerste deel van de vlucht waardoor de vertraging is veroorzaakt niet door Adria Airways, maar door Lufthansa is uitgevoerd.
5.4.
Het verweer van Adria Airways dat niet zij de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is en dat zij daarom niet compensatie plichtig is, slaagt niet. Het volgende is hiervoor redengevend.
5.5.
Artikel 3, lid 5 van de Verordening bepaalt:
“De verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 (…)”
5.6.
In overweging 7 van de Verordening staat voorts:
“Om de efficiënte toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen de bij de verordening gecreëerde verplichtingen te rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren, met eigen dan wel inclusief of zonder bemanning geleaste vliegtuigen, of enige andere vorm.”
5.7.
In artikel 2 onder b van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert gedefinieerd als
“een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier.”
5.8.
Uit de definitie in artikel 2 sub b van de Verordening volgt niet dat een rechtstreekse contractuele relatie met de passagier noodzakelijk is. Een andere uitleg zou leiden tot schending van het gelijkheidsbeginsel bij passagiers die zich in een zelfde situatie bevinden, namelijk enerzijds passagiers die aansluitende vluchten hebben die onderdeel uitmaken van één ‘boeking’ en door dezelfde maatschappij worden uitgevoerd en anderzijds passagiers die aansluitende vluchten hebben die onderdeel uitmaken van één ‘boeking’ maar die door verschillende maatschappijen worden uitgevoerd (de zogenoemde code sharing). Een dergelijk onderscheid laat de Verordening niet toe. Van code sharing is in het onderhavige geval sprake. Op Adria Airways rustte derhalve de verplichting om te voldoen aan hetgeen van haar werd verwacht, namelijk conform het reisschema de vlucht van Frankfurt naar Ljubljana te verzorgen, welke vlucht – zoals gezegd – onderdeel uitmaakte van de vliegreis Schiphol met als eindbestemming Ljubljana. Niet in geschil is dat de eindbestemming met vertraging is bereikt.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat Adria Airways kan worden aangesproken in verband met de opgetreden vertraging. Aan dit oordeel doet niet af dat door de vertraging op het eerste deel van de vlucht uitgevoerd door Lufthansa vertraging is ontstaan, waardoor de oorspronkelijke aansluitende vlucht is gemist. Daarbij heeft te gelden dat de Verordening een grote mate van consumentenbescherming biedt.
5.10.
De vervolgvraag die moet worden beantwoord is of Adria Airways zich met succes kan beroepen op het bestaan van een buitengewone omstandigheid, waardoor zij niet compensatie plichtig is.
5.11.
Het Europese Hof (het hof) heeft in het Van der Lans/KLM-arrest in r.o. 41 en 42 overwogen dat een voortijdig defect van sommige onderdelen van een luchtvaartuig een onverwachte gebeurtenis vormt. In deze uitspraak is overwogen dat een dergelijke technische storing desalniettemin wezenlijk verbonden blijft met het zeer complexe systeem voor de werking van een toestel, dat door de luchtvaartmaatschappij onder, met name meteorologische, vaak moeilijke en zelfs extreme omstandigheden wordt gebruikt. Volgens het hof moet daarom worden aangenomen dat in het kader van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij die onverwachte gebeurtenis inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij, omdat die luchtvaartmaatschappij gewoonlijk met dit soort onverwachte technische problemen wordt geconfronteerd.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is een birdstrike weliswaar een onverwachte gebeurtenis, maar moet in lijn met voornoemd arrest thans - anders dan uitspraken van deze rechtbank gewezen tot 12 januari 2016 - worden geoordeeld dat ook een (verplichte inspectie na een) birdstrike in het kader van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij, en daarom niet onder het begrip 'buitengewone omstandigheden' in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening valt. Deze rechtbank heeft in soortgelijke zaken al overeenkomstig geoordeeld. De kantonrechter verwerpt dan ook het verweer van Adria Airways dat in het onderhavige geval sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid en daardoor overmacht.
5.13.
Aangezien Adria Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, is de gevorderde compensatie toewijsbaar.
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is niet weersproken en zal eveneens worden toegewezen.
5.15.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Adria Airways heeft dit gedeelte van de vordering niet betwist, zodat deze kosten in beginsel kunnen worden toegewezen. Nu de onderhavige vordering niet ziet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of een verbintenis tot betaling van geldsom omgezet in verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek, dient voor de vaststelling van de hoogte van de incassokosten te worden aangeknoopt bij het rapport Voorwerk II. Het subsidiair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is in overeenstemming met de staffel van voornoemd rapport en wordt toegewezen.
5.16.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag dat het vorderingsformulier A is ontvangen, te weten op 30 mei 2016.
5.17
Adria Airways moet de proceskosten betalen, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De nakosten worden toegewezen voor zover de passagier deze kosten daadwerkelijk maakt.
5.18.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) aan dit vonnis worden gehecht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Adria Airways tot betaling aan de passagier van € 290,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 12 juni 2014 en over € 40,00 vanaf 30 mei 2016 tot aan de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt Adria Airways tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 79,00 aan griffierecht en € 60,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt Adria Airways tot betaling van € 30,00 aan nasalaris voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten maakt;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.