2.4.In de schriftelijke weergave van het bindend advies in het geschil tussen partijen, waarin op 22 april 2016 uitspraak is gedaan, is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven:
[eiser] is sinds 1993 eigenaar van een perceel grond met huis, schuur en erf staande en gelegen te [adres], (…). [eiser] is na aankoop begonnen met grootschalige ver- en uitbouw werkzaamheden. Het perceel is sindsdien een bouwplaats, aan de straatzijde afgezet met een bouwhek. De bouw ligt sinds (ongeveer) 2004 echter feitelijk stil. Het huis, waarvan de dakconstructie geheel openligt, is niet bewoonbaar. Het ligt vol met bouwmaterialen. De aanbouw is binnendoor alleen via een raam bereikbaar. Het erf is vies, rommelig en drassig. Naast een opgeworpen heuvel grond, lopen wat kippen en een enkele eend, die onderdak vinden in een kippenhok. Verder zijn er wat aardbeienplantjes en een stukje grond bestemd voor de teelt van hasj. [eiser] woont bij zijn ouders, elders te [woonplaats], maar verblijft zeer geregeld in en rondom de bouwplaats.
Familie [gedaagden] is sinds 1963 eigenaar van het naastgelegen perceel gelegen te [adres], (…). In 1971 hebben zij daarop, ter hoogte van het toenmalige maaiveld, hun huidige woonhuis laten bouwen, met daarnaast een met palen onderheid, op een betonnen plaat aangebracht verhard terras. In of omstreeks 2004 heeft Familie [gedaagden] een bijgebouw op het erf opgericht. Bij die gelegenheid is hun hele perceel (weer) opgehoogd en wel tot het niveau van 1971.
Partijen leven in onmin, nadat Familie [gedaagden] in of omstreeks 2004 bedenkingen uitte tegen een bouwplan van [eiser], waarna zij zelf het plan opvatte en later uitvoerde tot het realiseren van een bijgebouw (garage en serre) op haar perceel. Dit conflict is via de gemeente tot op het hoogste niveau (Afdeling bestuursrecht van de Raad van State 2015) uiteindelijk in het voordeel van Familie [gedaagden] beslecht. Familie [gedaagden] heeft bij de uitvoering van dat project de grond op haar perceel met ongeveer een halve meter verhoogd tot op het oorspronkelijke niveau van haar hiervoor onder 2 bedoelde terras. Tevens is op de betonplaat van dat terras een muur opgericht van ongeveer 2 meter hoog.
Op haar beurt heeft Familie [gedaagden] via de gemeente bestuursdwang weten af te dwingen tegen [eiser] wegens (onder meer) een onvoldoende staat van onderhoud van het open erf en terrein van het perceel van laatstgenoemde. In dat verband is [eiser] door de gemeente onder last van een dwangsom verplicht zijn terrein behoorlijk op te hogen, teneinde een einde te maken aan de drassigheid daarvan. Omdat [eiser] daar niet (voldoende) aan heeft voldaan, heeft [eiser] in totaal € 23.000 aan dwangsommen aan de gemeente verbeurd. Pas nadat de gemeente daartoe, op instigatie van Familie [gedaagden] door de bestuursrechter werd verplicht, is overgegaan tot invordering, zij het met een afbetaling met een gering maandelijks bedrag. Hoewel [eiser] zijn perceel nog steeds niet voldoende heeft opgehoogd, heeft de gemeente sindsdien niets meer tegen [eiser] ondernomen.
Op 20 november 2012 heeft de voorzieningenrechter te Haarlem een vonnis gewezen tussen partijen. [eiser] is toen bij wijze van voorlopige voorziening op straffe van verbeurte van dwangsommen tot een maximum van € 10.000 veroordeeld tot het ophogen van zijn perceel tot het niveau van de in aanbouw zijnde serre en garage. Dat vonnis is onherroepelijk geworden. [eiser] heeft daaraan niet (volledig) voldaan. Volgens dat vonnis verbeurde dwangsommen zijn tot op heden niet geëxecuteerd.
Het perceel van [eiser], dat evenals het perceel van Familie [gedaagden] grenst aan een poldersloot, is ten opzichte van die sloot zeer laag gelegen. Aan de straatkant ligt het grondwaterpeil op ongeveer 50 centimeter onder het maaiveld. Op het niet egale achtererf ligt het op sommige plekken nog hoger, te weten op 25-30 centimeter onder het maaiveld. In de kruipruimte van het huis staat water.
Het maaiveld van het perceel van Familie [gedaagden] is thans ongeveer 50 centimeter hoger gelegen dan dat van [eiser] en is niet drassig. Zowel het hiervoor bedoelde terras als de later aangebrachte verharding op het erf wateren af op een aantal waterkolken, die door middel van buizen weer afwateren op de sloot en op het gemeenteriool. Ook het hemelwater dat op de daken en de opstallen valt, wordt via buizen afgevoerd naar de sloot en het gemeenteriool.
[eiser] is ervan overtuigd, dat de drassigheid van zijn perceel wordt veroorzaakt door (grond)water dat vanaf het hoger gelegen perceel van Familie [gedaagden], onder de hiervoor onder 3. bedoelde muur door, op zijn perceel afloopt. Hij wil zijn eigen perceel niet ophogen, omdat het probleem dan naar zijn andere buurman wordt verplaatst.
[eiser] erkent dat hij wel richting de erfgrens spuugt, waarna de wind zijn spuug misschien richting ramen Familie [gedaagden] waait. Hij erkent ook het doden van ratten en het gooien van dode ratten en vieze eieren, zij het in de richting van de sloot. Hij erkent ook het afsteken van vuurwerk op zijn perceel, zij het alleen rond oud en nieuw en het maken van obscene en andere agressieve gebaren richting Familie [gedaagden], maar alleen als hij gefotografeerd wordt. Hij ergert zich aan een felle lamp en camera’s op het huis van Familie [gedaagden] en vindt (nog steeds) dat Familie [gedaagden] alle ellende aan zichzelf hebben te wijten.
Familie [gedaagden] klaagt over structurele en voortdurende agressie, intimidatie en pesterijen van de kant van [eiser] sinds 2004. Zo heeft hij in 2008 hun ruiten ingegooid, maakt hij een grote rommel op zijn achtererf en bederft hij expres hun uitzicht door allerlei vreemde voorwerpen in hun zicht op te hangen zoals een rare vlag en een dode kip. Verder gooit [eiser] geregeld dode ratten en eieren op hun erf, strooit hij kippenvoer over de muur als zij op het terras zitten, spuugt hij voortdurend hun ramen onder als de glazenwasser net is geweest, scheldt mevrouw [gedaagden] uit in de meest grove bewoordingen (stoephoer) en bedreigt hij haar (je graf ligt klaar). Hij steekt vuurwerk af, ook in de zomer en gooit dat op hun terras, hij schijnt met zijn koplampen hun woonkamer binnen, maakt zonder goede reden een enorme herrie en zoekt ook overigens steeds de confrontatie in woord en gebaar. Familie [gedaagden] voelt zich daardoor, mede gelet op hun gevorderde leeftijd, geïntimideerd en getreiterd. Zij zijn zich er in dat verband van bewust dat [eiser] in het verleden meermalen is veroordeeld wegens geweldsdelicten. Hun leven is een hel geworden. Ze hopen erop, dat [eiser] zal worden verplicht om weg te blijven, zodat zij eindelijk kunnen gaan genieten van hun oude dag.
Er is geen sprake van op [eiser] gerichte camera’s. Lamp en camera’s dienen tot beveiliging van hun huis. Het kippenhok van [eiser] stinkt.
Verslag van de deskundige
(…)
De in deze procedure bedoelde percelen zijn gelegen op veengrond. Het grondwaterpeil is (vrijwel) gelijk aan het peil van de aangrenzende poldersloot. Omdat veengrond naar zijn aard blijft zakken, komt dat grondwaterpeil steeds verder vlak onder het maaiveld te liggen, met drassigheid als gevolg. Dat wordt voorkomen door tijdig op te hogen.
Dat de onderkant van de hiervoor onder 2. bedoelde betonnen plaat zover boven het maaiveld van [eiser] uitsteekt is te verklaren doordat het maaiveld van [eiser] in de loop van de tijd verder is weggezakt en de betonnen plaat onderheid is en dus niet wegzakt.
Hoewel het perceel van Familie [gedaagden] thans ongeveer 50 centimeter hoger ligt dan dat van [eiser], heeft dat geen nadelige invloed op de grondwaterstand op het erf van laatstgenoemde. (…)
[eiser] hoeft zijn perceel niet met 50 centimeter op te hogen om verlost te raken van de drassigheid. Een twintig centimeter is waarschijnlijk al voldoende. Maar als hij niks doet blijft het drassig.
Beoordeling van het geschil.
Voor wat betreft de eis van [eiser]
Gelet op de conclusies van de deskundige, die ik tot de mijne maak, moet worden vastgesteld dat de door [eiser] op zijn perceel ondervonden wateroverlast niet wordt veroorzaakt door van het perceel van Familie [gedaagden] afstromend grond- en/of hemelwater. De drassigheid bij [eiser] wordt veroorzaakt door een (te) lage ligging van zijn perceel ten opzichte van het peil van de aangrenzende sloot. Er is sprake van communicerende vaten. Als het waterpeil in de sloot stijgt, stijgt ook het peil van het bodemwater. De hoogte van het perceel van Familie [gedaagden] ten opzichte van dat grondwaterpeil doet daar niet aan toe of af. Ook de hoogte en fundering van de muur hebben daar niets mee te maken.
Voor wat betreft de vordering van Familie [gedaagden].
Agressie, intimidatie en pesterijen.
Op grond van het procesdossier, mijn eigen waarnemingen en wat tijdens de hoorzitting is gezegd, acht ik voldoende gebleken dat [eiser] nu al ruim 12 jaar lang bewust en met kwaad opzet het leven van Familie [gedaagden] verziekt door zijn voortdurende wangedrag, agressie, pesten en intimidatie.
Sprekende voorbeelden daarvan zijn het gooien met dode ratten, met rotte eieren en vuurwerk (zijn betwisting is ongeloofwaardig), het schelden en tieren en het ingooien van de ramen.
Ik ben ervan overtuigd geraakt dat [eiser] het leven van Familie [gedaagden] daardoor tot een hel heeft gemaakt. Twaalf jaar lang procederen heeft daarin geen verandering kunnen brengen. [eiser] gaat gewoon door met zijn wangedrag en de gemeente heeft het erbij laten zitten, waarmee ze ook Familie [gedaagden] in de steek hebben gelaten. [eiser] trekt zich niets aan van de gemeente en van de rechter en waant zich vanwege zijn huidige gebrek aan inkomsten kennelijk onkwetsbaar. Familie [gedaagden] hebben alle hoop verloren, zolang [eiser] ter plaatse blijft komen.
Aan deze situatie moet nu een einde komen. Ik stel vast dat er geen redelijk uitzicht bestaat op hervatting van de hiervoor onder 1. bedoelde werkzaamheden. Naar eigen zeggen heeft [eiser] daar ook geen geld voor. Eigenlijk heeft [eiser] ter plaatse niets meer te zoeken. Op wat kippen en de teelt van een beetje aardbeien en hasj na, doet [eiser] daar eigenlijk niets anders dan zijn buren lastigvallen. Hij woont bij zijn ouders en is voor onderdak dus niet afhankelijk van verblijf op dit perceel.
Gevreesd moet worden dat een enkel verbod tot het doorgaan met buren pesten geen blijvende invloed zal hebben, terwijl dit bovendien praktisch niet of nauwelijks valt te handhaven. Ik ontkom er daarom niet aan, om [eiser] een voortdurend gebiedsverbod op te leggen, gekoppeld aan een dusdanig hoge boete dat dit verbod wel voldoende indruk maakt.
Daarbij zal ik [eiser] een korte termijn gunnen om zijn zaken ter plaatse te regelen. Daarna mag hij daar niet meer komen. Andere dingen, zoals bijvoorbeeld de voor verkoop van dit perceel noodzakelijke werkzaamheden, kunnen ook door derden worden verricht.
(…)
Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist. Het over en weer meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Voor wat betreft de vordering van [eiser].
De vordering wordt afgewezen.
Voor wat betreft de tegenvordering van [gedaagden].
Het wordt [eiser] vanaf 22 mei 2016 te 00.00 uur verboden om zich binnen een straal van 500 meter rondom het perceel [adres] te bevinden.
Bij overtreding van dit verbod verbeurt [eiser] aan Familie [gedaagden] van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 1.000 per keer tot een maximum van € 100.000.
(…)
Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M. Visser als bindend adviseur en mondeling uitgesproken te Zaandijk op 22 april 2016.
Deze schriftelijke uitwerking van het bindend advies is ondertekend door mr. Frank Visser als bindend adviseur en mr. [A.] als secretaris op 2 mei 2016.