6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft voorbijgangers de stuipen op het lijf gejaagd door hen zonder enige aanleiding agressief te benaderen en te mishandelen. Verdachte gooide ook de scooter van een van de voorbijgangers om, waardoor de scooter aanzienlijke schade heeft opgelopen. Voorts heeft verdachte bij zijn aanhouding en op het politiebureau verbalisanten en hun gezinnen met de dood bedreigd. Verder heeft verdachte omstreeks kwart voor zes in de ochtend een ruit in een voordeur vernield. Verdachte wilde de woning in om bier uit de koelkast te halen. Toen hem door de wakker geworden bewoner de toegang tot de woning werd ontzegd, heeft hij een kei door het raam gegooid. Tenslotte heeft verdachte meerdere pakken vlees bij de Dekamarkt gestolen.
De vernielingen en de diefstal zijn ergerlijke feiten. Eigenaren moeten erop kunnen vertrouwen dat anderen van hun eigendommen afblijven. Het doen van aangifte en het (laten) herstellen van de schade kost daarnaast ook nog eens veel tijd en geld. Vernieling van een ruit van een woning in de vroege ochtenduren brengt bovendien gevoelens van onveiligheid mee voor zowel de bewoner als de woonomgeving.
Maar met name de mishandelingen en de bedreigingen rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Zonder enige aanleiding heeft verdachte zich bijzonder agressief en dreigend opgesteld tegenover willekeurige slachtoffers en verbalisanten. Dergelijke gedragingen brengen niet alleen bij de slachtoffers en verbalisanten, maar ook bij omstanders en in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 januari 2016 van
[naam]als reclasseringswerkster verbonden aan
Tactus Reclassering Flevoland.In het rapport is – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld.
Betrokkene is een 28-jarige verdachte die niet wil meewerken aan een gesprek met de reclassering. Het niet bereid zijn mee te werken aan onderzoeken (in het kader van reclasseringsadviezen en Pro Justitia) lijkt een patroon te zijn. Er is meermalen gepoogd in de vorm van een reclasseringsadvies of onderzoek Pro Justitia om de problematiek van betrokkene duidelijk te krijgen. Door toedoen en de houding van betrokkene is er vooralsnog weinig informatie over betrokkene bekend. Meerdere malen is een reclasseringstoezicht opgelegd, waarbinnen is gepoogd betrokkene te begeleiden en toe te leiden naar zorg. Deze pogingen zijn gestrand en resulteerden in een voortijdige negatieve beëindiging van het reclasseringscontact. Tot heden is ontvankelijkheid en responsiviteit voor behandeling / begeleiding afwezig gebleven.
De combinatie van de delictfrequentie, de afwezige motivatie, de negatieve houding tegenover de reclassering, het negatieve verloop van eerdere toezichten, wijst op de noodzaak en wenselijkheid van een ISD-maatregel. Betrokkene voldoet aan de criteria die eraan gesteld worden om een ISD-maatregel op te leggen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 januari 2017 van
[naam]als reclasseringswerkster verbonden aan
GGZ Reclassering Palier te Haarlem.In het rapport is – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld.
Betrokkene, thans 29 jaar, staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger. Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogens- en geweldsdelicten. Het huidige delict maakt onderdeel uit van dit patroon.
Ten aanzien van zijn huidige leefomstandigheden ontbreekt het de reclassering aan informatie. Er zijn vermoedens van middelenproblematiek en psychische problematiek, maar het ontbreekt aan een actuele diagnose. Betrokkene is een zorgwekkende zorgmijder en heeft tot op heden een weigerende houding ten aanzien van hulpverlening en ten aanzien van reclasseringscontacten. Alle toezichten binnen een voorwaardelijk kader zijn negatief geretourneerd en sinds maart 2015 weigert betrokkene elk gesprek met de reclassering. Hierdoor is de reclassering niet in staat binnen het reguliere voorwaardelijke kader om het zeer hoog recidive- en gevaarsrisico, waarbij er een grote kans is op letselschade, te verminderen. In de visie van de reclassering zou alleen nog een onvoorwaardelijk ISD-kader een mogelijkheid zijn om betrokkene te bewegen richting gedragsverandering en de noodzakelijke hulpverlening een kans van slagen te geven.
Geadviseerd wordt om betrokkene een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de ISD-maatregel zal diagnostiek als eerste verkregen dienen te worden, waarna betrokkene toegeleid kan worden naar een passende forensische behandeling/kliniek. In de praktijk blijkt dat veelplegers binnen de maatregel wél passende hulp accepteren die eerder vermeden werd.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam] het advies onderschreven. Binnen de ISD kunnen de casemanager en hulpverlening verdachte stimuleren voor een behandeling, eventueel in een klinische setting. Wel vaker wordt gezien, dat in aanvang niet gemotiveerde betrokkenen naar verloop van tijd wel ontvankelijker zijn voor behandeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij levensmoe is. Als hij niet gedetineerd is, verblijft hij bij zijn schoonzus in Wieringerwaard of in het bos bij Scharwoude. Daar trekt hij zich terug, heeft hij verdriet, drinkt hij biertjes en rookt hij jointjes.
Uit het vorenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte wel bij hulpinstanties in beeld komt, maar dat het de diverse instanties – gelet op verdachtes zorgmijdende houding - niet lukt hem de nodige zorg te verlenen. Uit het sfeerproces-verbaal van verbalisant [verbalisant] (parketnummer 15/800447-16, p. 49 e.v.) blijkt, dat verdachte door verschillende instanties wordt betiteld als ‘een lopende tijdbom’. Zijn ernstige, agressieve, overlast gevende, ongewenste gedragingen, verdovende middelengebruik en strafrechtelijk gedrag geven een uiterst onacceptabele en soms gevaarlijke situatie weer.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt weliswaar dat verdachte tussen 23 november 2015 (de winkeldiefstal) en de zaken van 26 oktober 2016 niet is vervolgd voor strafbare feiten, maar dat neemt niet weg dat er wel politiecontacten zijn geweest, die evenwel niet tot vervolging hebben geleid. Niet alle zaken zijn geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Er is ook een sepot omdat de verhouding tot de benadeelde is geregeld (28 januari 2016). Al met al gaat het niet steeds om strafbare feiten waarvoor verdachte vervolgd wordt, maar het is wel een teken dat er steeds wat aan de hand is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dringend hulp nodig heeft, voor zichzelf om weer hoop voor de toekomst te krijgen, en voor de maatschappij om de overlast die verdachte veroorzaakt te stoppen. Een succesvolle hulpverlening heeft, gezien verdachtes zorgmijdende houding, naar het oordeel van de rechtbank alleen kans van slagen tijdens het traject van de ISD-maatregel.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er moet ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen/goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd.
De rechtbank acht een voorwaardelijke ISD-maatregel niet aangewezen nu is gebleken dat de proeftijd waarin verdachte liep (parketnummer 15/703443-13) en de schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden (parketnummer 15/800532-15), verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het wettelijk uitgangspunt is dat bij de oplegging van de ISD-maatregel geen aftrek wordt toegepast. Verdachte heeft echter ook in de zaken uit 2015 in voorlopige hechtenis gezeten. De rechtbank ziet daarin aanleiding om overeenkomstig artikel 38n Wetboek van Strafrecht van voormeld uitgangspunt af te wijken. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in de zaken uit 2015 (parketnummers 15/800332-15 en 15/800532-15) in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (in totaal 45 dagen), hierop in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank gaat ervan uit dat binnen de ISD-instelling zo snel mogelijk een diagnostisch onderzoek zal plaatsvinden en een behandelplan zal worden opgesteld en dat verdachte – voor zijn eigen bestwil – daaraan meewerkt. De rechtbank zal daarom bepalen dat na negen maanden een tussentijdse toetsing van de maatregel dient plaats te vinden om daarover te worden geïnformeerd.
Gezien het vorenstaande en de te nemen beslissing, is opheffing van de voorlopige hechtenis zoals door de raadsman verzocht niet aan de orde. De rechtbank zal wel het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis, gegeven in de zaak met parketnummer 15/800532-15 (= feit 2 parketnummer 15/800332-15) opheffen.