Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Bewijs
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sanctie
NIFP consultbriefvan 12 december 2016 brengt
[naam], psychiater, naar voren dat er aanwijzingen zijn voor een mogelijk beperkt intellect en mogelijke persoonlijkheidsproblematiek (narcistisch en antisociaal van kleur). Geadviseerd wordt een monodisciplinair psychologisch pro Justitia onderzoek uit te voeren.
[naam], Gz-psycholoog. De door hem opgestelde
pro Justitia rapportage, gedateerd 27 januari 2017, houdt onder meer het volgende in.
[naam], als reclasseringswerker verbonden aan
Reclassering Nederlandte Utrecht. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
8.Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van (bij wijze van voorschot) € 15.516,29 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
2. extra gereden kilometers in verband met bezoeken aan advocaat,
officier van justitieheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van het bedrag aan vergoeding van immateriële schade.
raadsvrouwheeft bepleit de verzochte vergoeding voor reiskosten, parkeergelden, medische kosten in verband met de gebroken pols, tandartskosten in verband met de kroon en het verlies aan arbeidsvermogen af te wijzen. De verzoeken om vergoeding van reiskosten, parkeergelden en verlies aan arbeidsvermogen zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gebroken pols stelt de raadsvrouw dat er slechts een indirect, te ver verwijderd, causaal verband is. De noodzaak om de kroon te vervangen is niet aangetoond. Bovendien gaat het om een schatting. Behandeling van deze vordering zou een onevenredige belasting voor het strafproces opleveren. Indien de rechtbank van oordeel is dat het verlies aan arbeidsvermogen wel voor vergoeding in aanmerking komt, verzoekt de raadsvrouw het bedrag aanzienlijk te matigen.
rechtbankis van oordeel dat de onbetwiste materiële schade ten aanzien van de posten 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11, totaal tot een bedrag van € 1.745,79, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten . De alarminstallatie komt niet voor vergoeding, nu deze keuze niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.742,17 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
officier van justitieheeft zich op het standpunt gesteld dat alle verzochte vergoedingen kunnen worden toegewezen nu zij voldoende zijn onderbouwd en in voldoende causaal verband met de overval staan.
raadsvrouwheeft bepleit de verzochte vergoeding voor reiskosten, parkeergelden, jas en schoenen af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing. Ook de verzochte vergoeding voor beveiliging van het ouderlijk huis dient te worden afgewezen nu de vader daartoe eveneens een verzoek heeft gedaan.
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de posten 2, 3, 4 en 5, totaal tot een bedrag van € 438,54, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De alarminstallatie komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu de keuze voor een alarminstallatie in de nieuw te betrekken woning niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Voorts komen de jas en de schoenen niet voor vergoeding in aanmerking wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
[slachtoffer 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.875,60 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
officier van justitieheeft zich op het standpunt gesteld dat onder nummers 1 t/m 4 verzochte vergoedingen kunnen worden toegewezen nu zij voldoende zijn onderbouwd en in voldoende causaal verband met de overval staan. De officier van justitie heeft verzocht het verlies aan arbeidsvermogen te schatten, nu de hoogte daarvan niet exact is vast te stellen.
raadsvrouwheeft bepleit de verzochte vergoeding voor smartengeld, reiskosten, parkeergelden en het verlies aan arbeidsvermogen wegens onvoldoende onderbouwing af te wijzen. Behandeling van de vordering inzake het verlies aan arbeidsvermogen levert bovendien een onevenredige belasting van het strafgeding op. Indien de rechtbank van oordeel is dat het verlies aan arbeidsvermogen wel voor vergoeding in aanmerking komt, verzoekt de raadsvrouw het bedrag aanzienlijk te matigen.
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de posten 2 en 3, totaal tot een bedrag van € 175,60, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De alarminstallatie komt niet voor vergoeding in aanmerking nu de keuze voor deze aanschaf niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
30 (dertig) maanden.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.245,79(zegge: negenduizend tweehonderdvijfenveertig euro en negenenzeventig cent), bestaande uit € 1.745,79 voor de materiële en € 7.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
81 (eenentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 6.938,54(zegge: zesduizend negenhonderdachtendertig euro en vierenvijftig cent), bestaande uit € 438,54 voor de materiële en € 6.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
69 (negenenzestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.675,60(zegge: vijfduizend zeshonderdvijfenzeventig euro en zestig cent), bestaande uit € 175,60 voor de materiële en € 5.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
63 (drieënzestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.