ECLI:NL:RBNHO:2017:1569

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
C/15/248277 / HA ZA 16-579
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot niet-ontvankelijkheid en onbevoegdheid in civiele procedure tussen Russische en Nederlandse rechtspersoon

In deze civiele procedure tussen de Russische rechtspersoon OOO EvroImp en de Nederlandse besloten vennootschap ARMA LEDER B.V. heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een incident. EvroImp vordert erkenning van een Russisch vonnis uit 2013, maar ARMA LEDER betwist de ontvankelijkheid van EvroImp en de bevoegdheid van de rechtbank. ARMA LEDER stelt dat EvroImp niet-ontvankelijk is omdat er twijfel bestaat over de identiteit van EvroImp, en dat de rechtbank niet bevoegd is omdat de MODINT-voorwaarden van toepassing zouden zijn, waarin een forumkeuze voor de rechtbank te Utrecht is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien ARMA LEDER in Nederland is gevestigd. De rechtbank wijst de vorderingen van ARMA LEDER tot niet-ontvankelijkheid en onbevoegdheid af, en oordeelt dat de MODINT-voorwaarden niet van toepassing zijn. De rechtbank beveelt een comparitie van partijen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. De kosten van het incident worden aan ARMA LEDER opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/248277 / HA ZA 16-579
Vonnis in incident van 1 maart 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie
OOO EVROIMP,
gevestigd te Moskou (Russische Federatie),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.A. Timmermans te Leiden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARMA LEDER B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Badhoevedorp,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam.
Partijen zullen hierna EvroImp en Arma Leder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens exceptie van niet-ontvankelijkheid en exceptie van onbevoegdheid en tevens (voorwaardelijke) vordering in incident ex artikel 843a Rv
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • akte in incident tot uitlating producties aan zijde Arma Leder.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Arma Leder is in Rusland in hoogste instantie veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en juridische kosten aan EvroImp vanwege inbreuk op een aan EvroImp toekomend merkrecht. Aan dit vonnis heeft Arma Leder tot op heden niet voldaan.
2.2.
EvroImp vordert in de hoofdzaak (samengevat) het Russische vonnis van 1 april 2013 te erkennen en op grond van artikel 431 lid 2 Rv overeenkomstig vonnis te wijzen.

3.Het geschil in het (voorwaardelijk) incident

3.1.
Arma Leder stelt dat EvroImp niet-ontvankelijk is in haar vorderingen omdat niet gecontroleerd kan worden of sprake is van een spookpartij. Arma Leder voert daartoe onder meer aan dat de letters ‘v’ en ‘I’ niet voorkomen in het Russisch en dat door de onduidelijkheid over de identiteit van EvroImp niet gecontroleerd kan worden of zij genoemd wordt op de sanctielijsten die zijn opgesteld door de Europese Unie waarbij aan diverse Russische partijen/personen sancties zijn opgelegd vanwege de situatie in de Krim, Oekraïne en Syrië.
3.2.
Arma Leder stelt voorts dat de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd is van de hoofdzaak kennis te nemen, aangezien op de transacties tussen partijen de MODINT-voorwaarden van toepassing zijn. Deze voorwaarden zijn indertijd aan EvroImp ter hand gesteld en ook op de facturen is verwezen naar deze voorwaarden. In voornoemde voorwaarden is een forumkeuzebeding opgenomen op grond waarvan de rechtbank te Utrecht exclusief bevoegd is van de hoofdzaak kennis te nemen, aldus Arma Leder.
3.3.
Tenslotte vordert Arma Leder, onder de voorwaarde dat EvroImp in de hoofdzaak ontvankelijk is in haar vorderingen en voor zover de hoofdzaak door een bevoegde rechtbank wordt behandeld, dat EvroImp wordt veroordeeld tot overlegging van:
  • het procesdossier van de gestelde gerechtelijke procedures in de Russische Federatie
  • alle processtukken aangaande gerechtelijke procedures waarin Metro Cash & Carry (MCC) in relatie tot EvroImp belanghebbende zou zijn in de Russische Federatie, daaronder begrepen alle dagvaardingen, aktes, conclusies, memories, incidenten, verzoekschriften, verweerschriften, processen-verbaal, (transscripties van) getuigenverhoren en alle Russische varianten daarvan, alsmede van al deze stukken een erkende en onafhankelijke vertaling.
  • opgave van de identiteit van de UBO’s, bestuurders, aandeelhouders, feitelijke beleidsbepalers, werknemers en begunstigden van EvroImp (direct en indirect) onderbouwd met stukken zoals identiteitsbewijzen en notariële stukken (tevens erkend en onafhankelijk vertaald) teneinde vast te kunnen stellen of personen verbonden aan EvroImp voorkomen op de sanctielijsten van de EU,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 1.000.000,- en met veroordeling van EvroImp in de kosten van het incident, de nakosten daaronder begrepen. Arma Leder legt hieraan ten grondslag dat EvroImp informatie achterhoudt en Arma Leder aldus de mogelijkheid wordt onthouden om in de hoofdzaak deugdelijk verweer te voeren. Zij stelt belang te hebben bij overlegging van de gevraagde bescheiden omdat zij bij de eerste twee Russische uitspraken niet betrokken was en derhalve niet over de processtukken beschikt. Voorts stelt Alma Leder dat het geschil tussen EvroImp en MCC grote samenhang heeft met het door EvroImp gestelde geschil met Arma Leder. MCC fungeerde feitelijk als tussenpersoon bij de transacties tussen Arma Leder en EvroImp en voor zover EvroImp ter zake van de gestelde merkinbreuk reeds een schadevergoeding heeft ontvangen van MCC, heeft zij niet langer een vordering op Alma Leder. Verder stelt Alma Leder dat ter uitvoering van en verificatie aan de Sanctiewetgeving EvroImp informatie dient over te leggen waaruit blijkt welke personen aan haar onderneming verbonden zijn, zodat kan worden beoordeeld of de sanctieregels dienen te leiden tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
EvroImp voert verweer. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling nader in worden gegaan.

4.De beoordeling in het incident

Niet ontvankelijkheid

4.1.
Arma Leder stelt in de eerste plaats dat EvroImp niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. De vraag of EvroImp in haar vordering kan worden ontvangen betreft echter geen incidentele vordering, maar is een vraag die in de hoofdzaak moet worden beoordeeld en beslist. De rechtbank zal hetgeen partijen in dit kader over en weer hebben gesteld buiten beschouwing laten.
Onbevoegdheid
4.2.
Arma Leder stelt voorts dat de rechtbank niet bevoegd is van de hoofdzaak kennis te nemen. Zij stelt dat tussen partijen de MODINT-voorwaarden van toepassing zijn en in die voorwaarden een forumkeuzebeding is opgenomen voor de rechtbank te Utrecht. Niet alleen is aldus ten onrechte over de kwestie in de Russische Federatie geprocedeerd, maar is bovendien de hoofdzaak aanhangig gemaakt bij een onbevoegde rechtbank, aldus Arma Leder.
4.3.
EvroImp betwist dat de MODINT-voorwaarden tussen partijen van toepassing zijn. Zij betwist dat de voorwaarden aan haar ter hand gesteld zijn en deze staan ook niet op de 3 facturen van Arma Leder afgedrukt en zijn evenmin op de website van Arma Leder te vinden. Ook heeft zij er op gewezen dat op de 3 facturen van Arma Leder wordt verwezen naar algemene voorwaarden die op een latere datum zijn gedeponeerd dan de overgelegde MODINT-voorwaarden. Overigens betwist EvroImp dat zij, als Russische partij, daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze in het Nederlands gestelde algemene voorwaarden. Zij wijst er voorts op dat voor zover in de relatie tussen Arma Leder en MCC de algemene voorwaarden al van toepassing mochten zijn, dit haar als derde niet bindt.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. EvroImp is gevestigd in de Russische Federatie, Arma Leder is gevestigd in Nederland. Om die reden draagt de zaak een internationaal karakter. Op grond van het bepaalde in artikel 2 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken die bij dagvaarding moeten worden ingeleid als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats heeft. In artikel 1:10 lid 2 BW is bepaald dat de woonplaats van een rechtspersoon is waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Arma Leder is gevestigd in Nederland, in Badhoevedorp. Om die reden komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en komt deze rechtbank de relatieve bevoegdheid toe, aangezien Badhoevedorp is gelegen in het werkgebied van deze rechtbank. Dat in de MODINT-voorwaarden een forumclausule is opgenomen op grond waarvan de rechtbank Utrecht (thans Midden-Nederland) bevoegd is, leidt niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat deze voorwaarden en het daarin neergelegde forumkeuzebeding tussen partijen zijn overeengekomen
.Immers, een schriftelijke overeenkomst ontbreekt en de enkele verwijzing naar de voorwaarden op een drietal facturen is daartoe onvoldoende. Anders dan Arma Leder betoogt is evenmin gebleken dat de voorwaarden in de relatie tussen haar en MCC wel zijn overeengekomen, laat staan dat EvroImp hieraan gebonden is.
4.5.
Het vorenstaande brengt met zich dat Arma Leder niet met succes een beroep kan doen op het in de MODINT-voorwaarden opgenomen forumkeuzebeding. Aangezien Arma Leder is gevestigd in het werkgebied van de rechtbank Noord-Holland is volgens de gewone regels, zoals hiervoor is overwogen, deze rechtbank bevoegd van de hoofdzaak kennis te nemen. De vordering tot onbevoegdverklaring zal om die reden worden afgewezen
.
Voorwaardelijke vordering ex artikel 843a Rv
4.6.
Voor het geval de rechtbank bevoegd is over de hoofdzaak te beslissen en EvroImp zal ontvangen in haar vordering, vordert Arma Leder voorts dat EvroImp wordt veroordeeld tot overlegging van meerdere bescheiden.
EvroImp voert verweer en stelt onder meer dat deze vordering van Arma Leder te onbepaald is en neerkomt op een fishing expedition. Daarnaast voert zij aan dat men in het kader van 843a Rv slechts bescheiden kan opvragen waarover men zelf niet beschikt en Arma Leder, nu zij als procespartij in de cassatieprocedure in Rusland is verschenen, over het gehele procesdossier beschikt, althans zij hierover door tussenkomst van haar Russische advocaat had kunnen beschikken. Ten aanzien van de gevorderde stukken omtrent het geschil tussen EvroImp en MCC heeft EvroImp aangevoerd dat Arma Leder bij die stukken geen belang heeft aangezien zij geen partij is bij die rechtsbetrekking.
4.7.
Vooropgesteld moet worden dat de voorwaarde waaronder de vordering ex artikel 843a Rv is ingesteld nog niet (volledig) is vervuld. De rechtbank zal echter, gelet op de beslissing van de rolrechter van 4 januari 2017 om op deze vordering inhoudelijk te antwoorden, op deze vordering thans beslissen.
4.8.
Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, moet het gaan om bepaalde bescheiden en moeten die bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eiser in het incident slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen in de hoofdzaak. Toewijzing van het gevorderde zou dan immers neerkomen op het faciliteren van een zoektocht naar mogelijk bewijs. Daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld.
4.9.
Arma Leder vordert allereerst afgifte van het procesdossier van de gerechtelijke procedures in de Russische Federatie. Nu Arma Leder zelf in die procedure, althans in hoogste instantie, is verschenen, moet worden aangenomen dat zij, al dan niet door tussenkomst van haar Russische advocaat, over deze stukken kan beschikken. Vooralsnog wordt derhalve geoordeeld dat een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd is, zonder verschaffing van de gevraagde gegevens door EvroImp. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.10.
Voorts is door Arma Leder afgifte gevorderd van alle processtukken van procedures in de Russische Federatie tussen EvroImp en haar dochteronderneming MCC.
EvroImp heeft aangevoerd dat Arma Leder bij de gevorderde stukken omtrent het geschil tussen EvroImp en MCC geen belang heeft, aangezien zij geen partij is bij die rechtsbetrekking. Dit verweer slaagt. Voor zover juist zou zijn dat MCC reeds is veroordeeld om de gestelde schade te vergoeden en EvroImp ten onrechte probeert enig bedrag ‘dubbel te verhalen’, zoals Arma Leder betoogt, kan worden volstaan met overlegging van het gewezen vonnis. Arma Leder heeft hiervan echter geen afschrift gevraagd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat Arma Leder bij de afgifte van deze stukken een rechtmatig belang heeft. De enkele omstandigheid dat sommige van de gevraagde stukken mogelijk informatie zouden kunnen bevatten ter ondersteuning van de stellingen van Arma Leder in de hoofdzaak en deze stukken zouden kunnen dienen ter adstructie van het verweer van Arma Leder is daartoe onvoldoende. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Tot slot heeft Arma Leder opgave gevorderd van de gegevens (onderbouwd met identiteitsbewijzen) van alle personen die direct of indirect bij EvroImp betrokken zijn teneinde te kunnen vaststellen of zij vermeld worden op de sanctielijst van de EU.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering te onbepaald en te verstrekkend. In reactie op het eerdere betoog van Arma Leder over de niet-ontvankelijkheid is door de advocaat van EvroImp reeds verklaard dat noch EvroImp noch haar enig aandeelhouder tevens directeur, de heer [A.] op de recente sanctielijst vermeld staat. Door Arma Leder is onvoldoende concreet gesteld waarom deze verklaring onjuist zou zijn. Om die reden wordt ook dit deel van de vordering voorshands afgewezen.
4.12.
Uit hetgeen hierboven is overwogen en beslist volgt dat de incidentele vorderingen van Arma Leder worden afgewezen. Arma Leder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten in het incident.
in de hoofdzaak
4.13.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.14.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.15.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
4.16.
Vervolgens zal aan de advocaten van partijen de gelegenheid worden geboden om voor zover nodig de vordering of het verweer nader toe te lichten. Indien gewenst kan daarbij gebruik worden gemaakt van een korte pleitnotitie, niet langer dan vier bladzijden.
4.17.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.18.
De rechtbank wijst partijen er op dat zij schriftelijk en gemotiveerd om extra behandeltijd kunnen vragen indien zij van mening zijn dat de geplande anderhalf uur voor de comparitie niet toereikend is.
4.19.
Partijen kunnen vanaf één week voor de zitting desgewenst de griffie bellen, om te informeren naar de naam van de betrokken rechter.
4.20.
Het proces-verbaal zal, behoudens anders luidende wens van een der partijen, na afloop van de zitting en buiten hun aanwezigheid worden vastgesteld. Voor zover een partij van mening is dat de in het proces-verbaal weergegeven verklaringen niet juist zijn weergegeven, bestaat de mogelijkheid om per brief aan de zittingsadministratie van de sector civiel mede te delen in welke passages onjuistheden voorkomen. Bedoelde brief wordt aan het griffie-exemplaar van het proces-verbaal gehecht. Gelijktijdig met de verzending aan de zittingsadministratie dient een afschrift van deze brief aan de wederpartij te worden gestuurd.

5.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Arma Leder in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van EvroImp begroot op € 452,-- aan salaris advocaat;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.5.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 juli 2017voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met december 2017, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.8.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.9.
wijst partijen er op, dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken,
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1155