In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De geopposeerde, Lindorff B.V., had een vordering ingediend die door de eiseres, [eiseres], werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat Lindorff niet had aangetoond dat de vordering aan haar was gecedeerd door T-Mobile. De kantonrechter wees de oorspronkelijke vordering af, omdat Lindorff niet kon bewijzen dat er een rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden. De kantonrechter concludeerde dat de door Lindorff overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor de gestelde cessie, en dat de vordering van Lindorff niet kon worden gehandhaafd.
In reconventie werd vastgesteld dat [eiseres] een bedrag van € 349,50 aan Lindorff had betaald, maar dat deze betaling onverschuldigd was gedaan, omdat er geen rechtsgrond voor de betaling bestond. De kantonrechter heeft daarom de terugbetaling van dit bedrag aan [eiseres] toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Lindorff werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding die door [eiseres] zelf moesten worden gedragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.