ECLI:NL:RBNHO:2017:1552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
5177969 / CV EXPL 16-5762
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.E. van Oosten - van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en beoordeling van cessie in verbintenissenrechtelijke vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De geopposeerde, Lindorff B.V., had een vordering ingediend die door de eiseres, [eiseres], werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat Lindorff niet had aangetoond dat de vordering aan haar was gecedeerd door T-Mobile. De kantonrechter wees de oorspronkelijke vordering af, omdat Lindorff niet kon bewijzen dat er een rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden. De kantonrechter concludeerde dat de door Lindorff overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor de gestelde cessie, en dat de vordering van Lindorff niet kon worden gehandhaafd.

In reconventie werd vastgesteld dat [eiseres] een bedrag van € 349,50 aan Lindorff had betaald, maar dat deze betaling onverschuldigd was gedaan, omdat er geen rechtsgrond voor de betaling bestond. De kantonrechter heeft daarom de terugbetaling van dit bedrag aan [eiseres] toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Lindorff werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding die door [eiseres] zelf moesten worden gedragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 5177969 / CV EXPL 16-5762
datum uitspraak: 1 maart 2017
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
opposante in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lindorff B.V.
gevestigd te Amersfoort
geopposeerde in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: Lindorff
gemachtigde: BSR Incasso & Gerechtsdeurwaarders

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Lindorff heeft in het kader van het haar bij tussenvonnis van 7 december 2016 opgedragen bewijs stukken toegezonden. Hierop heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
Lindorff is daarbij in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de onderhavige vordering door T-Mobile aan Lindorff is gecedeerd en dat daarvan mededeling aan [eiseres] is gedaan.
2.2.
Lindorff heeft ter onderbouwing van haar stelling een akte van cessie overgelegd waarin wordt verwezen naar een overeenkomst van 6 september 2002 en een addendum waarin onder andere staat
“(…) Verkoper(T-Mobile)
verbindt zich de vorderingen, ten belope van minimaal € 5000,- (vijfduizend) tot maximaal € 15.000,- (vijftienduizend) met ingang van 11 februari 2004 te verkopen aan Koper(Transfair),
die verklaart de vorderingen te kopen en aanvaarden, voor zover deze voldoen aan de in de Overeenkomst van Koop/Verkoop d.d. 6 september 2002 opgenomen bepalingen/normen. (…)”. Ook heeft Lindorff een lijst met verschillende nummers overgelegd, het overdrachtsbestand, waarop twee keer de naam van [eiseres] voorkomt.
2.3.
[eiseres] voert aan dat de door Lindorff overgelegde bescheiden geen bewijs opleveren van haar stelling. Immers nog altijd wordt verwezen naar een niet overgelegde overeenkomst, Lindorff stelde in haar eerdere stukken dat zij de vordering op [eiseres] in 2006 geleverd heeft gekregen, maar de thans overgelegde stukken dateren van eerdere datum, een datum waarop tussen [eiseres] en T-Mobile nog geen rechtsverhouding bestond. Daarnaast ziet het addendum op vorderingen tussen de € 5.000,00 en € 15.000,00, terwijl de vermeende vordering op [eiseres] vele malen lager is. Het overdrachtsbestand vermeldt geen relevante gegevens en kan geen aanwijzing zijn voor een - rechtsgeldige - cessie van de thans gestelde vordering. Lindorff heeft aan [eiseres] mededeling van cessie gedaan, maar dat maakt niet dat sprake is van erkenning van een rechtsgeldige cessie.
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is Lindorff niet geslaagd in het leveren van het haar opgedragen bewijs. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat uit het door Lindorff overgelegde addendum gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] onvoldoende blijkt of [eiseres] ten tijde van het sluiten van die overeenkomst reeds een contractuele relatie had met T-Mobile en dat de gestelde vordering van T-Mobile op [eiseres] behoort tot de in de koopovereenkomst bedoelde vorderingen. Ook na de gegeven bewijsopdracht is de koopovereenkomst niet overgelegd, maar worden slechts twee bij die overeenkomst behorende bijlagen overgelegd. Die bijlagen dateren van eerdere datum dan de vordering van T-Mobile op [eiseres] . Daar komt nog bij dat, zoals [eiseres] terecht aanvoert, in dat addendum nu juist staat dat vorderingen worden overgedragen ter waarde van een hoger bedrag dan de vorderingen op [eiseres] . Ook het overgelegde overdrachtsbestand kan Lindorff niet baten. Dit betreft slechts een lijst met nummers. Zonder toelichting, die wederom ontbreekt, is onvoldoende duidelijk wat hiermee wordt bedoeld. De door Lindorff gestelde cessie is aldus onvoldoende bepaalbaar.
2.5.
De conclusie is dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
2.6.
Lindorff wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de kosten van de verzetdagvaarding door [eiseres] zelf gedragen moeten worden.
In reconventie
2.7.
Aangezien de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld is vervuld, komt de kantonrechter toe aan een beoordeling van de vordering in reconventie. Vast staat dat [eiseres] € 349,50 aan Lindorff heeft voldaan. Nu uit het vorenstaande niet volgt dat daaraan een rechtsgrond ten grondslag heeft gelegen, zijn die betalingen onverschuldigd gedaan en kan de gevorderde terugbetaling van dat bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. Gesteld noch gebleken is immers dat Lindorff eerder in verzuim is geraakt.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van Lindorff, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden de proceskosten begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 14 maart 2007,
3.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af,
3.3.
veroordeelt Lindorff tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op € 300,00 voor salaris gemachtigde en veroordeelt Lindorff tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente over al het voorgaande vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
3.5.
veroordeelt Lindorff tot betaling van € 349,50 aan [eiseres] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juni 2016 tot aan de algehele voldoening;
3.6.
veroordeelt Lindorff tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op nihil aan salaris van de gemachtigde van [eiseres] .
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten - van Smaalen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter