Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Per 1 april 2013 wordt hij benoemd tot [functie].
“Fix things, do stuff! Help people to find solutions”.
1 april 2015-31 maart 2016.
“- Ik zie geen toegevoegde waarde in jouw bijdrage aan de organisatie of het team. Je bereikt geen resultaten en output uit de taken die ik je heb gegeven. Ik heb je een aantal jaren geleden uit de rol van [functie] gehaald omdat je niet in staat was om goede contacten te onderhouden met directeuren van ons bedrijf. (…)- Je hebt altijd een negatieve benadering. Dit trekt energie weg uit het team en uit de collega’s. Collega’s klagen hier over en hebben moeite om met je samen te werken. (…)
heeft hierop gereageerd bij email van 2 december 2016, waarin hij heeft aangegeven gekwetst te zijn en zich hiermee niet te kunnen verenigen. Hij heeft bedankt voor de aangeboden coach, maar hij wil liever een onafhankelijke mediator.
3.Het verzoek
Tata heeft moeten constateren dat, ondanks alle gesprekken, [verweerder/verzoeker] geen althans onvoldoende verbetering toonde. Ook niet nadat taken bij hem werden weggenomen. Zo werd er vanuit de organisatie van meerdere kanten geklaagd over zijn zeer gebrekkige samenwerking. Tata verwijst daarbij naar zeven verklaringen van collega’s die hun eigen ervaringen weergeven. Nadat in de loop van 2016 vanuit Tata een golf van scherpe kritiek op zijn functioneren werd geuit, waarbij Tata heeft verwezen naar de overgelegde verklaringen, is [verweerder/verzoeker] een laatste maal aangesproken en is hem een verbetertraject voorgehouden. Zijn werkzaamheden werden beperkt tot één project, maar [verweerder/verzoeker] bleef zich, ondanks instructie, met andere zaken bemoeien. De communicatie met [verweerder/verzoeker] bleef moeizaam en verzandde in discussies. Hij accepteert geen kritiek en blijft eindeloos doorgaan om zijn gelijk te halen.
Ook in dat traject heeft [verweerder/verzoeker] zich van zijn slechte kant laten zien. Hij was niet bereid om inhoudelijk op het te volgen traject te communiceren en wilde ook geen coaching traject aanvaarden. Ondanks de beschikbare begeleiding door Dekker en de wekelijkse voortgangsgesprekken met Dekker en [D.] kwam [verweerder/verzoeker] met een presentatie van het project die volstrekt onvoldoende was, zodat dit onmiddellijk moest worden gestopt en overgedragen. Een ander project was niet voorhanden en inmiddels had [verweerder/verzoeker] binnen de organisatie geen enkel draagvlak meer. Tata heeft daarop [verweerder/verzoeker] vrij gesteld van werkzaamheden, maar [verweerder/verzoeker] heeft geweigerd te vertrekken. Uit nadien verricht onderzoek is vervolgens gebleken dat hij tijdens het project zo’n 25% van zijn tijd besteedde aan privé-activiteiten op het internet, hetgeen – gelet op de sites die hij bezocht – tot een melding bij de politie heeft geleid.
4.Het verweer en het tegenverzoek
[verweerder/verzoeker] betwist dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Als er al sprake is van vertrouwensbreuk, dan is deze gecreëerd door Tata Steel. Tata Steel heeft voorts onvoldoende inspanningen geleverd om hem te herplaatsen.
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
heeft vooral benadrukt dat hij steeds een ‘at level’ en ‘effective’ beoordeling kreeg, maar hij gaat daarmee voorbij aan hetgeen verder met hem is besproken en onder zijn aandacht is gebracht. Van een medewerker van het niveau van [verweerder/verzoeker] en de functie die hij bekleedt, kan en mag verlangd worden dat hij begrijpt wat zijn werkgever hem over zijn functioneren meegeeft. Hij heeft zijn hele carrière bij Tata bij personeelszaken gewerkt en hij is derhalve goed bekend met de wijze van beoordelen en het opstellen van een beoordeling. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat [verweerder/verzoeker] de kritiek niet heeft kunnen begrijpen.
Daar komt nog bij dat in de loop der jaren bij [verweerder/verzoeker] taken zijn weggehaald, teneinde zijn functioneren in goede banen te leiden. Dat die wijzigingen om een andere reden zouden hebben plaatsgevonden, heeft [verweerder/verzoeker] niet aannemelijk kunnen maken.
De kantonrechter acht het niet geloofwaardig dat directeuren / managers puur vanwege hun werkgever deze verklaringen hebben opgesteld, te meer omdat deze voorzien zijn van diverse details en persoonlijke ervaringen. Voorts kan niet gezegd worden dat de betreffende collega’s in een positie zitten dat zij direct voor hun baan moeten vrezen bij gebreke van het opstellen van een dergelijke verklaring. Uit de verklaringen volgt dat zij, ieder voor zich, [verweerder/verzoeker] op zijn houding en inzet hebben aangesproken en dit met zijn leidinggevende [C.] hebben besproken. Het wordt duidelijk dat deze problematiek al langer speelde.
De kantonrechter acht het verder niet aannemelijk dat [C.], in de regelmatige gesprekken die zij had met [verweerder/verzoeker], buiten het jaarlijkse gesprek om, [verweerder/verzoeker] nooit zou hebben aangesproken op de kritiek die zij hoorde en zelf heeft ervaren. Ter zitting heeft [C.] dit ook weersproken. [C.] had ook in haar brief van 30 november 2016 in tien pagina’s uiteen gezet wat er aan kritiek was geuit en wat er aan het functioneren van [verweerder/verzoeker] mankeerde. [verweerder/verzoeker] blijft aangeven zich daar totaal niet in te herkennen. In reactie daarop heeft Tata gewezen op het in 2011 opgemaakt MindSonarProfiel, waarmee zij eerst onlangs bekend geworden is, maar uit welk profiel naar voren komt dat [verweerder/verzoeker] de ontwikkelingsproblemen heeft die Tata heeft benoemd.Tata wijst erop dat [verweerder/verzoeker] hiermee dus al in 2011 bekend was maar daarop geen actie heeft ondernomen en in ontkenning blijft steken.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verzochte ontbinding zal worden toegewezen, met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Dit betekent dat het tegenverzoek tot wedertewerkstelling zal worden afgewezen.
Hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking nemend is de kantonrechter van oordeel dat het vrijstellen van werkzaamheden, nadat een verbetertraject is mislukt en het project was stopgezet, geen ernstige verwijtbaarheid oplevert als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 c BW.
Het feit dat [verweerder/verzoeker] op 6 april 2017 door de Bedrijfsbeveiliging naar buiten is geleid nadat hij toch op het werk was verscheen en vervolgens niet wilde vertrekken, kan evenmin als een ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Tata worden aangemerkt. Voor zover de verhoudingen verstoord zijn geraakt, heeft [verweerder/verzoeker] zelf hierin een aandeel gehad.