6.2.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Verdachte heeft in de woning van het slachtoffer, in het bijzijn van diens vrouw en kinderen, aangever met een stuk hout meerdere malen op het hoofd geslagen.
Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en zonder twijfel heeft deze gebeurtenis grote impact gehad op de kinderen, zoals ook blijkt uit de aangifte.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 december 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte beknopte voorlichtingsrapport gedateerd 26 oktober 2016 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Reclassering te Heerhugowaard.
- de ter terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2016 in deze zaak afgelegde verklaringen van de deskundigen [reclasseringswerker] , voornoemd, en [deskundige] , zoals hiervan blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van die datum.
- het over de verdachte uitgebrachte maatregelrapport gedateerd 14 december 2016 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Reclassering te Leiden.
Het psychiatrisch rapport, gedateerd 7 november 2016, opgemaakt door A.A.R. de Krom, psychiater, en J.J. van Olst, AIOS, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een schizofrene stoornis die op zich al tien jaar lang geen actieve symptomen vertoont zoals wanen en hallucinaties. De schizofrene stoornis komt tot uiting in gedesorganiseerd denken en spreken, affectieve vervlakking, initiatiefloosheid en een beperkt functioneren op meerdere levensgebieden zoals werk, interpersoonlijke relaties en zelfzorg. Betrokkene is afhankelijk van amfetamine (speed). Hij is daarvan afhankelijk geraakt omdat dit middel de initiatiefloosheid en gevoelens van leegte die ook bij zijn schizofrene stoornis horen, teniet doet. Het gebruik van dit middel leidt echter ook weer tot paranoïde waanvorming en agressieve prikkelbaarheid.
De intelligentie imponeert als ruim beneden gemiddeld niveau. Het psychologisch onderzoek van de psycholoog wijst op lichte zwakzinnigheid. Dit is het huidige niveau van functioneren.
Er is sprake van een schizofrene stoornis en een amfetamine afhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van antisociale persoonlijkheidstrekken. Betrokkene functioneert op licht zwakzinnig niveau. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit ook het geval.
Betrokkene heeft vanwege zijn stoornis op een aantal psychiatrische functiegebieden duidelijke beperkingen die ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig waren. Vanuit zijn schizofrene stoornis is de realiteitstoetsing beperkt waarbij het realiteitsbesef intact is. Het afweerniveau, dat bestaat uit voornamelijk onbewuste automatische psychische processen die betrokkene beschermen tegen angst en tegen de bewustwording van interne of externe gevaren of stressoren, is verstoord. Daarbij is de psychotische vervorming het meest prominente en overheersende afweerniveau wat de reactie beïnvloed op emotionele conflicten en op interne en externe stressoren. Daarnaast wordt de drang naar middelengebruik versterkt door zijn affectieve vervlakking en initiatiefloosheid vanuit de schizofrene stoornis wat mede de middelenafhankelijkheid in de hand werkt.
De kans dat betrokkene opnieuw, indien bewezen, tot het onder feit 1 ten laste gelegde komt, is groot. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde kan geen uitspraak worden gedaan.
Het psychologisch rapport, gedateerd 24 oktober 2016, opgemaakt door H.E.W. Koornstra, psycholoog, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een licht zwakzinnige man die, ondanks zijn zichtbare cognitieve beperking, nooit eerder in aanraking lijkt te zijn geweest met de zwakzinnigenzorg.
Doordat, toen hij 19 jaar oud was, de diagnose paranoïde schizofrenie gesteld werd, kwam hij terecht in de psychiatrie alwaar hij, voor zover mogelijk, begeleid werd. Hij gleed in de loop der jaren echter maatschappelijk steeds verder af en toen de gedragsproblemen ernstig toenamen, bleek de psychiatrie geen mogelijkheden meer te hebben voor begeleiding. Bovendien moest - na 10 jaar psychosevrij zijn, althans, psychosevrij zijn zonder middelengebruik - geconstateerd worden dat mogelijk geen sprake is van schizofrenie doch van middelenafhankelijkheid waarbij hij na gebruik psychotisch en agressief is.
Afgaande op het feit echter dat niet bij de eerste diagnose duidelijk werd dat betrokkene cognitief zo zwak was als heden, kan de mogelijkheid dat sprake is van een cognitieve verslechtering, passend bij de schizofrenie en het excessieve middelengebruik (waarbij hij middelen is gaan gebruiken om zichzelf te activeren, de negatieve symptomen als initiatiefloosheid en apathie af te dekken), niet worden uitgesloten.
Duidelijk is in ieder geval dat betrokkene op licht zwakzinnig niveau functioneert waarbij - overigens behalve passend bij schizofrenie, ook bij dit niveau, en zeker vanuit de verwaarlozing in zijn achtergrond - sprake is van een gebrekkige realiteitstoetsing waarbij hij achterdochtig is. Hij vertoont bij oplopende spanning en angst, sterk antisociaal gedrag en is zelfstandig niet bij machte dit te reguleren.
Alles overziend, wordt geadviseerd betrokkene voor de hem ten laste gelegde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De kans op (gewelddadige) recidive is hoog.
Concreet wordt geadviseerd betrokkene de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen en hem op te nemen in een gespecialiseerde voorziening voor zwakzinnigenzorg waarbij gedacht wordt aan een instelling als Trajectum. Een minder verstrekkende maatregel lijkt niet aan de orde, daar de ervaring de laatste jaren reeds heeft geleerd dat betrokkene binnen een ambulant voorwaardelijk kader noch te begeleiden noch in enige mate bij te sturen is. TBS met dwangverpleging lijkt, gezien de wijze waarop betrokkende ten opzichte van een plaatsing in een passende instelling staat - hij is enthousiast over de beschrijving van Trajectum - niet aan de orde. Met afdoende structuur wordt betrokkene in staat geacht zich aan voorwaarden te houden, daar hij zich dan veilig genoeg voelt en niet onrustig is.
Met de conclusies van dit deze rapporten, alsmede de integrale conclusie, het plan van aanpak onderscheidenlijk het advies en voorstel van voormeld maatregelenrapport, kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit onder 1 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen/goederen het opleggen van deze maatregel eist.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.