ECLI:NL:RBNHO:2017:11661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
5822673 / CV EXPL 17-2789
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door Lufthansa wegens staking personeel

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens annulering van hun vlucht van Frankfurt naar Amsterdam op 20 maart 2015. De annulering vond plaats minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd, en de passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van een aangekondigde staking van het personeel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat Lufthansa niet tijdig had geïnformeerd over de staking en dat de annulering niet kon worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 500,00 per persoon, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de passagiers werd toegewezen, en Lufthansa werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 590,75, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5822673 / CV EXPL 17-2789
Uitspraakdatum: 8 november 2017
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

wonende te [woonplaats] ,
2.
[passagier 2] ,wonende te [woonplaats] ,
Eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. E.L. Heenk (Green Claim B.V),
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht Aktiengesellschaft (AG) (Bondsrepubliek Duitsland), Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft,
statutair gevestigd te Keulen, Bondsrepubliek Duitsland, mede-kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Lufthansa,
gemachtigde: mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 10 maart 2017 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers zou vervoeren van Frankfurt (Duitsland) naar Amsterdam op 20 maart 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is op 20 maart 2015 door Lufthansa geannuleerd waardoor de passagiers een langdurige vertraging hebben opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering en vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij heeft – samengevat en voor zover relevant - onder meer het volgende aangevoerd. Lufthansa stelt dat een staking met als gevolg annuleringen van vluchten een buitengewone omstandigheid is, omdat Lufthansa de staking niet kon voorkomen en dat de staking geen onderdeel is van de gewone bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij. Er was sprake van een korte termijn tussen het moment waarop Lufthansa met het stakingsincident bekend werd en besloot tot annulering enerzijds en de datum/tijdstip van de geannuleerde vluchten anderzijds, hetgeen inhoudt dat aan de kant van Lufthansa geen sprake was van geplande annuleringen. Het enkele feit dat een staking is aangekondigd, maakt niet dat daarom een beroep op buitengewone omstandigheden moet worden afgewezen, aldus Lufthansa.
4.2.
Een staking is volgens Lufthansa niet inherent aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij. Het streven naar de goede en sociale verhoudingen met de werknemers is geen onderdeel van de gewone bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij, althans geen onderdeel dat de luchtvaartmaatschappij zelf in de hand heeft.
4.3.
Lufthansa stelt dat volgens het Duitse (stakings)recht een staking niet bedrijfsinherent is en niet valt binnen de invloedsfeer van een luchtvaartmaatschappij. Volgens Lufthansa is in het licht van “Europa” niet uit te leggen dat de rechter in de ene lidstaat een staking in een bepaald land wél als een buitengewone omstandigheid beschouwt en dat de rechter in een andere lidstaat dat anders beoordeelt. Lufthansa is van mening dat onderhavige zaak moet worden beoordeeld conform Europees recht, waarbij de nationale bevoegde rechter uitsluitend de staking naar Duits recht dient te beoordelen.
4.4.
Lufthansa voert aan dat zij zich ingespannen heeft de passagiers zo spoedig als mogelijk naar Amsterdam te vervoeren. Ook in geval van een geannuleerde vlucht moeten passagiers zich volgens Lufthansa melden bij de luchtvaartmaatschappij. Dit hebben de passagiers volgens Lufthansa nagelaten waardoor zij worden aangemerkt als ‘no show’ en geen aanspraak maken op de Verordening. Er is volgens Lufthansa niet voldaan aan artikel 3 lid 2 van de Verordening.
4.5.
Lufthansa stelt dat zij geen buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten is verschuldigd.

5.De beoordeling

5.1.
In onderhavige zaak zouden de passagiers volgens de oorspronkelijke planning op 20 maart 2015 om 12:25 (lokale tijd) vanuit Frankfurt vertrekken en arriveren om 13:15 uur (lokale tijd) arriveren in Amsterdam. Vast staat dat de vlucht van Frankfurt naar Amsterdam door Lufthansa is geannuleerd, zodat Lufthansa in beginsel op grond van de Verordening verplicht is tot betaling van een compensatie aan de passagiers, tenzij Lufthansa kan aantonen dat de annulering veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden.
5.2.
De Verordening is ingevolge artikel 3 lid 1 van de Verordening van toepassing op voorwaarde dat de passagiers een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich – behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 – bij de incheckbalie melden. Naar het oordeel van de kantonrechter is, anders dan Lufthansa heeft aangevoerd, wel voldaan aan het vereiste van artikel 3, lid 2, sub a van de Verordening.
Vast is komen te staan dat er sprake is van een annulering van de vlucht in kwestie als bedoeld in artikel 5 van de Verordening. De passagiers waren dus volgens artikel 3, lid 2, sub a van de Verordening niet verplicht zich bij de incheckbalie van Lufthansa te melden. Het had dan ook niet van de passagiers verwacht mogen worden dat zij zich hadden moeten melden bij de (incheck)balie van Lufthansa. De vlucht in kwestie was immers al geannuleerd. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de passagiers in kwestie niet worden aangemerkt als zogenoemde “no show” passagiers.
5.3.
De vlucht is geannuleerd wegens een aangekondigde staking van het personeel van Lufthansa.
Lufthansa heeft de passagiers minder dan zeven dagen vóór de geplande vertrektijd op de hoogte gebracht van het annuleren van de vlucht. Het had op de weg van Lufthansa gelegen om de passagiers (tijdig) te informeren over de desbetreffende staking. Het komt voor rekening en risico dat Lufthansa de passagiers die getroffen zijn door de staking niet heeft geïnformeerd over de staking. Bovendien is onvoldoende komen vast te staan of Lufthansa al dan niet een alternatieve vlucht heeft aangeboden aan de passagiers. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de toetst of de passagiers met vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen.
5.4.
Lufthansa heeft aangevoerd dat uit het Duitse (stakings)recht volgt dat een staking niet bedrijfsinherent is en niet valt binnen de invloedsfeer van de luchtvaartmaatschappij. De enkele omstandigheid dat een Duitse rechter over de staking een afwijkende beslissing neemt en dat de staking in Duitsland heeft plaatsgevonden doet niet aan het oordeel van de kantonrechter af. De vordering is immers aan de Nederlandse rechter voorgelegd.
5.5.
Het beroep van Lufthansa op het ‘Information document of Directorate-General for Energy and Transport, answers to questions on the application of Regulation 261/2004’ kan haar evenmin baten. De kantonrechter is niet gebonden aan deze vraag- en antwoordenlijst. De kantonrechter oordeelt zelfstandig op basis van de Verordening en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
5.6.
Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat een aangekondigde staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij binnen de invloedsfeer van de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij valt en niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Nu geen sprake is van een buitengewone omstandigheid komt de kantonrechter niet toe aan de toets of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen.
5.7.
Nu onvoldoende komen vast te staan dat voor de vlucht in kwestie sprake zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, die ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening het recht op compensatie uitsluiten en voor het overige is voldaan aan de voorwaarden voor compensatie van artikel 7 van de Verordening, zal de vordering tot betaling van het compensatiebedrag ad € 500,00, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over het compensatiebedrag zal als onvoldoende gemotiveerd weersproken worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag waarop Lufthansa in verzuim is geraakt, te weten vanaf 20 maart 2015.
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de kantonrechter als volgt. Nu de onderhavige vordering niet ziet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgesteld in een vaststellingsovereenkomst of een verbintenis tot betaling van een geldsom omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW dient voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de incassokosten te worden aangeknoopt bij het rapport Voorwerk II.
De passagiers hebben middels specificaties voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht om betaling van hun vordering te verkrijgen. Daarmee staat voldoende vast dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht, dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Nu het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.10.
Lufthansa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld alsmede in de nakosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 590,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 5 oktober 2016, en over € 90,75 vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 200,00;
6.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries kantonrechter en op 8 november 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter