In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens annulering van hun vlucht van Frankfurt naar Amsterdam op 20 maart 2015. De annulering vond plaats minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd, en de passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van een aangekondigde staking van het personeel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat Lufthansa niet tijdig had geïnformeerd over de staking en dat de annulering niet kon worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 500,00 per persoon, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de passagiers werd toegewezen, en Lufthansa werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 590,75, inclusief proceskosten.