ECLI:NL:RBNHO:2017:11655

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
5579605 / CV EXPL 16-11300
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten- van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering van passagiers tegen Qatar Airways wegens vluchtvertraging

In deze zaak hebben twee passagiers Qatar Airways gedagvaard vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Doha en vervolgens naar Kaapstad. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Qatar Airways voor de vluchten op 10 en 11 april 2016. Door een vertraging van de vlucht van Schiphol naar Doha misten zij hun aansluitende vlucht naar Kaapstad, waardoor zij 24 uur later aankwamen dan gepland. De passagiers vorderden compensatie van € 1.200,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Qatar Airways betwistte aanvankelijk de verschuldigdheid van compensatie, maar bood later een bedrag aan dat de hoofdsom en bijkomende kosten dekte. De passagiers hebben dit aanbod echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat Qatar Airways de hoofdsom en bijkomende kosten had voldaan, maar dat de passagiers verantwoordelijk waren voor de kosten van hun gemachtigde voor de conclusie van dupliek. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van € 100,00 aan Qatar Airways voor het salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 5579605 / CV EXPL 16-11300
datum uitspraak: 27 december 2017
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake

1.[passagier 1] ,

2. [passagier 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] , Duitsland,
eisers,
hierna te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. H. Yildiz,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht Qatar Airways (Q.C.S.C.),
gevestigd te Doha, Qatar, mede kantoorhoudend te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Qatar Airways,
gemachtigde: mr. J. Croon.

1.De procedure

1.1.
De passagiers hebben Qatar Airways gedagvaard op 8 november 2016. Qatar Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Vervolgens hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Qatar Airways nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Qatar Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Qatar Airways de passagiers op 10 en 11 april 2016 zou vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport (hierna: Schiphol) naar Doha (vlucht QR274) en vervolgens van Doha naar Kaapstad (vlucht QR1369). De geplande aankomsttijd in Kaapstad was op 11 april 2016 om 11.45 uur.
2.2.
Doordat de vlucht van Schiphol naar Doha met vertraging is uitgevoerd, hebben de passagiers hun aansluiting met de vlucht van Doha naar Kaapstad gemist. De passagiers hebben vervolgens gebruik gemaakt van een vervangende vlucht van Doha naar Kaapstad. Zij zijn op 12 april 2016 om 11.45 uur in Kaapstad gearriveerd, dus 24 uur later dan de oorspronkelijk geplande aankomsttijd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Qatar Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Qatar Airways heeft zich bij brief van 8 juli 2016 op het standpunt gesteld dat zij geen compensatie verschuldigd is.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Qatar Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2016;
- € 700,00 aan salaris gemachtigde;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is ieder van hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Qatar Airways voert als verweer – samengevat – het volgende aan.
Qatar Airways heeft, nu zij de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom om haar moverende redenen niet verder wenst te betwisten, op 8 februari 2017 aangeboden tegen finale kwijting aan de passagiers te betalen een bedrag ad € 1.637,08, bestaande uit de hoofdsom ad € 1.200,00, de wettelijke rente ad € 20,00, de kosten van de dagvaarding ad € 94,08, het griffierecht ad € 223,00 en het salaris gemachtigde ad € 100,00 (voor het opstellen van de dagvaarding) volgens het liquidatietarief. De passagiers hebben dit aanbod echter van de hand gewezen. Qatar Airways heeft vervolgens het bedrag ad € 1.637,08 alsnog aan de passagiers voldaan op 13 februari 2017. De verdere proceskosten dienen dan ook voor rekening van de passagiers te komen.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en evenmin dat dat de Verordening van toepassing is op het geschil.
5.2.
Qatar Airways heeft de verschuldigdheid van het gevorderde compensatiebedrag ad
€ 1.200,00 en de daarover gevorderde wettelijke rente niet (langer) betwist. Qatar Airways heeft bij conclusie van antwoord vermeld dat zij de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom, de wettelijke rente, de kosten van de dagvaarding, het griffierecht en een bedrag aan salaris gemachtigde conform het liquidatietarief voor het opstellen van de dagvaarding (totaal € 1.637,08) op 13 februari 2017 aan de passagiers heeft betaald. Qatar Airways heeft als productie twee bij conclusie van antwoord een betalingsbewijs overgelegd waaruit de betaling aan de passagiers blijkt. De passagiers hebben bij repliek erkend dat het door Qatar Airways betaalde bedrag op 14 februari 2017 op de rekening van de gemachtigde van de passagiers is bijgeschreven.
5.4.
Ten aanzien van de proceskosten oordeelt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat Qatar Airways de hoofdsom, wettelijke rente, kosten van de dagvaarding, het griffierecht en één punt aan salaris gemachtigde aan de passagiers heeft betaald na het uitbrengen van de dagvaarding. De proceskosten, voor zover betrekking hebbend op de procedure tot en met de conclusie van antwoord, dienen voor rekening van Qatar Airways te komen. Het salaris gemachtigde voor het opstellen van de dagvaarding zal worden vastgesteld op € 100,00 conform het liquidatietarief. Weliswaar hebben de passagiers aanspraak gemaakt op een aanmerkelijk hoger bedrag, maar de kantonrechter ziet geen grond om van het liquidatietarief af te wijken. Nu vast staat dat Qatar Airways reeds de proceskosten, die de passagiers tot en met de conclusie van antwoord hebben gemaakt heeft voldaan, zal Qatar Airways niet worden veroordeeld voornoemde proceskosten ad € 100,00 nogmaals aan de passagiers te voldoen.
5.5.
Vervolgens komt de vraag aan de orde voor wiens rekening het salaris gemachtigde voor het opstellen van de conclusie van repliek en voor het opstellen van de conclusie van dupliek dient te komen respectievelijk te blijven. Qatar Airways stelt zich op het standpunt dat dit voor rekening van de passagiers dient te worden gebracht. Qatar heeft betaald op 13 februari 2017. De conclusie van repliek dateert van 15 maart 2017. Nu Qatar Airways heeft betaald vóórdat de conclusie van repliek door de passagiers is opgesteld dient het gemachtigdensalaris voor het opstellen van de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek voor rekening van de passagiers te blijven respectievelijk te komen. De passagiers zullen dan ook worden veroordeeld om een bedrag ad € 100,00 aan salaris gemachtigde voor het opstellen van de conclusie van dupliek aan Qatar Airways te voldoen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van de passagiers af;
6.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling aan Qatar Airways van een bedrag ad € 100,00 betreffende het salaris gemachtigde voor het opstellen van de conclusie van dupliek;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,