In deze zaak hebben twee passagiers Qatar Airways gedagvaard vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Doha en vervolgens naar Kaapstad. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Qatar Airways voor de vluchten op 10 en 11 april 2016. Door een vertraging van de vlucht van Schiphol naar Doha misten zij hun aansluitende vlucht naar Kaapstad, waardoor zij 24 uur later aankwamen dan gepland. De passagiers vorderden compensatie van € 1.200,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Qatar Airways betwistte aanvankelijk de verschuldigdheid van compensatie, maar bood later een bedrag aan dat de hoofdsom en bijkomende kosten dekte. De passagiers hebben dit aanbod echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat Qatar Airways de hoofdsom en bijkomende kosten had voldaan, maar dat de passagiers verantwoordelijk waren voor de kosten van hun gemachtigde voor de conclusie van dupliek. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van € 100,00 aan Qatar Airways voor het salaris van de gemachtigde.