Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
6 september 2017. Zij heeft daarbij niet aangeven op 12 of 13 september 2017 verhinderd te zijn.
mrs. W.J. van Andel, A.C. Terwiel-Kuneman en C.A.M. van der Heijden, leden van de wrakingskamer. Daartoe heeft verzoekster (kort weergegeven) aangevoerd dat de leden van wrakingskamer door – onder de door haar geschetste omstandigheden – in de wrakingskamer plaats te nemen, haar niet behoorlijk op te (laten) roepen en de behandeling van het wrakingsverzoek niet aan te houden, minst genomen de schijn van partijdigheid/vooringenomenheid jegens haar koesteren.
2.Het standpunt van verzoekster
I. de kantonrechter weigert te beslissen op het verzoek van verzoekster om doorverwijzing naar een andere rechtbank en blijft in de hoofdzaak (inhoudelijke) beslissingen nemen. Er is dus sprake van rechtsweigering. Daarmee wordt tevens een effectief middel om het aan verzoekster ingevolge artikel 6 lid 1 EVRM toekomende recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter/rechtbank af te dwingen gefrustreerd, waardoor ook sprake is van misbruik van gezag (art. 365 Sr.). De kantonrechter dwingt verzoekster immers te dulden dat de rechtbank Noord-Holland in de hoofdzaak inhoudelijke beslissingen blijft nemen. Deze handelwijze van de kantonrechter is zo onbegrijpelijk dat het alleen kan worden verklaard uit vooringenomenheid jegens verzoekster, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
II. Door niet direct te beslissen op het doorverwijzingsverzoek van 14 juni 2017 en door te gaan met het nemen van (inhoudelijke) beslissingen, neemt de kantonrechter een voorschot op de uiteindelijk beslissing daarover. Gelet op de strekking van een doorverwijzingsverzoek kan dat dan alleen een afwijzing zijn. Met dit preluderen wekt de kantonrechter (schijn van) partijdigheid/vooringenomenheid jegens verzoekster. Daar komt bij dat – gelet op de inhoud van het doorverwijzingsverzoek – een afwijzing zo onbegrijpelijk is dat het alleen kan worden verklaard uit vooringenomenheid jegens verzoekster, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
III. De afhandeling van het bezwaar van verzoekster van 19 juni 2017 is zo onbegrijpelijk dat deze alleen kan worden verklaard uit vooringenomenheid jegens haar, althans dat de bij haar dienaangaande bestaande vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.Het standpunt van de kantonrechter
4.De beoordeling
Ik heb uw brief van 29 maart 2017 ontvangen. In uw brief maakt u bezwaar tegen de genomen beslissing van de kantonrechter in bovenvermelde procedure. Ook verzoekt u om doorverwijzing van de procedure naar een ander gerecht. Na overleg met de kantonrechter, mr. C.E. van Oosten-Van Smaalen, bericht ik u dat zij na bestudering van het dossier geen aanleiding ziet om af te wijken van de reeds door haar collega genomen beslissing dat de eisende partij schriftelijk op uw antwoord in de zaak moet reageren. Na ontvangst van die reactie krijgt u uiteraard de gelegenheid op die repliek te reageren. Voor verwijzing van de zaak naar een andere rechtbank is naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding:”
Hierbij deel ik u mede, dat naar aanleiding van uw commentaar de wederpartij op de terechtzitting van woensdag 12 juli 2017 te 10.00 uur de gelegenheid krijgt hierop te reageren. De zaak staat die dag voor akte eiser.”
In antwoord op uw brief van 19 juni 2017 deel ik u mede dat ondanks de toezending van een verkeerde brief aan uw wederpartij, de gemachtigde in bijgaande uitlating producties alleen is ingegaan op de door u bij conclusie van dupliek overgelegde stukken. Het vonnis wordt (in beginsel) op 9 augustus 2017 uitgesproken. Tevens zal uiteraard in dit vonnis worden ingegaan op het door u bij dupliek gevraagde doorverwijzingsverzoek.”
Beslissing
mr. H. van de Vijver, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2017.