6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] – die die dag nietsvermoedend in de winkel stond – aangevallen en hem gelijk een krachtige vuistslag tegen het hoofd gegeven. Toen het slachtoffer hierdoor op de grond lag, heeft verdachte het slachtoffer meermalen met kracht geschopt, ook tegen zijn hoofd. Een omstander die verdachte bij het slachtoffer vandaan wilde halen (getuige [getuige 1] ), werd door verdachte weggeduwd; hij mocht zich hier niet mee bemoeien.
Als gevolg van de geweldshandelingen van verdachte heeft het slachtoffer letsel opgelopen. Het gevolg had echter nog veel ernstiger kunnen zijn. Het handelen van verdachte is juridisch gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en ook geestelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de ter terechtzitting namens [slachtoffer 1] voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het gebeuren een grote impact op hem heeft.
Gelet op de ernst van het feit komt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als straf in aanmerking.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank in de achtergrond van het gebeuren en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om op de door de raadsman voorgestane wijze van dit uitgangspunt af te wijken. Uit de stukken blijkt dat er drie jaren geleden iets is voorgevallen tussen verdachte en het slachtoffer en dat verdachte toen verwond is geraakt, waarvoor verdachte het slachtoffer verantwoordelijk houdt. Weliswaar wordt het slachtoffer – na een gegrond bevonden klacht van verdachte (ex artikel 12 Sv) – ter zake van dit voorval strafrechtelijk vervolgd, maar over wat er toen is gebeurd, lopen de visies van verdachte en het slachtoffer geheel uiteen en is nog geen rechterlijke uitspraak gedaan. In elk geval geeft dit verdachte geen enkel recht, het slachtoffer aan te vallen zoals hij op 4 september 2017 heeft gedaan.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 september 2017. Daaruit blijkt dat verdachte één keer eerder, in 2012, ter zake van een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld. Nu dit echter meer dan vijf jaar geleden is en verdachte geen andere veroordelingen op zijn naam heeft staan, zal de rechtbank hier in het nadeel van verdachte geen rekening mee houden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 30 november 2017, opgemaakt door [reclasseringswerker] werkzaam bij Reclassering Nederland. Dit rapport houdt als conclusie onder meer het volgende in:
Aan het delictgedrag ligt een lange voorgeschiedenis met aangever ten grondslag (…) . Beiden beschuldigen elkaar van dreigend gedrag. Betrokkene zegt angstig te zijn sinds hij ongeveer drie jaar geleden door aangever zou zijn aangevallen en daarbij gestoken zou zijn met een mes. Hij voelt zich door justitie niet gehoord als slachtoffer. Uit referenteninformatie (GGZ) komt naar voren dat er bij de heer [verdachte] hoogstwaarschijnlijk sprake is geweest van een agressieve impulsdoorbraak (…). De psychische klachten die betrokkene ervaart, vormen in combinatie met de conflictueuze relatie met aangever een risicofactor voor recidive. De heer [verdachte] en aangever wonen dicht bij elkaar.
Uit dit advies blijkt dat verdachte zich houdt aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, waaronder ook de Elektronische Controle die op 18 oktober 2017 aan de schorsing is verbonden. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee.
De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden (I) zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit, alsmede (II) gedurende die proeftijd contact te hebben met
[slachtoffer 1] . Anders dan de reclassering heeft geadviseerd en de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen reden een meldplicht en een behandelverplichting op te leggen. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Voor een nog verdere afwijking, zoals door de raadsman subsidiair is bepleit, is het feit te ernstig.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarde
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ongeremde manier waarop verdachte tot het feit is gekomen en de nog immer bestaande conflictsituatie met het slachtoffer, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarde van het contactverbod dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis verdachte
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank geen termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank zal daarentegen de voorlopige hechtenis opheffen.