ECLI:NL:RBNHO:2017:11388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
6393629 \ AO VERZ 17-138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen na beoordeling van disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Robex Horecabenodigdheden een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer [werknemer]. Robex heeft aangevoerd dat [werknemer] ongeschikt is voor de bedongen arbeid en dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft op 29 december 2017 uitspraak gedaan. Robex heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan op basis van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, primair wegens disfunctioneren en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Robex onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde disfunctioneren van [werknemer]. Er zijn geen formele beoordelingsgesprekken gevoerd en er is geen bewijs dat [werknemer] niet voldeed aan de eisen van zijn functie. De kantonrechter oordeelt dat Robex niet voldoende heeft gedaan om [werknemer] in de gelegenheid te stellen zijn functioneren te verbeteren.

Daarnaast heeft de kantonrechter ook de argumenten van Robex over de verstoorde arbeidsverhouding beoordeeld. De kantonrechter concludeert dat de verstoring van de arbeidsverhouding niet duurzaam en ernstig genoeg is om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te leiden. De kantonrechter wijst het verzoek van Robex af en oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. Robex wordt veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van [werknemer] en de proceskosten komen voor rekening van Robex.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6393629 \ AO VERZ 17-138
Uitspraakdatum: 29 december 2017
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap Robex Horecabenodigdheden,
gevestigd te Beverwijk
verzoekende partij
verder te noemen: Robex
gemachtigde: mr. J.I. Vervest
tegen
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J. Niggelie

1.Het procesverloop

1.1.
Robex heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 1 december 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Robex bij brieven van 23 en 27 november 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Robex is een groothandel in horecabenodigdheden.
2.2.
[werknemer] , geboren op [datum] 1963 is op 1 juni 2004 in dienst getreden bij Robex. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van magazijnmedewerker/chauffeur voor 24 uur per week, met een salaris van € 2.200 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
De werktijden van [werknemer] zijn van maandag tot en met donderdag van 07.30 uur tot 12.30 uur en op vrijdag van 07.30 uur tot 11.30 uur.
2.4.
[werknemer] is mantelzorger van zijn zieke echtgenote.
2.5.
Robex heeft aan [werknemer] een bedrijfswagen ter beschikking gesteld alsmede een mobiele telefoon.
2.6.
Robex heeft [werknemer] in de gelegenheid gesteld op haar kosten zijn trailerrijbewijs te halen. [werknemer] heeft 46 rijlessen gevolgd en vijf maal examen gedaan, zonder het gewenste resultaat. De rijlessen zijn medio 2016 gestaakt.
2.7.
Op 19 juli 2017 heeft [werknemer] met de door hem bestuurde bakwagen bij het oprijden van het bedrijfsterrein een aanrijding gehad met een andere weggebruiker.
2.8.
Op 1 augustus 2017 is er bij de bakwagen een kapot achterlicht door de chef van het magazijn geconstateerd.
2.9.
Op 23 augustus 2017 heeft er een ongeval in het magazijn plaatsgevonden met een pallet bevroren vlees. Ongeveer 960 kilogram vlees is vanuit de stelling op [werknemer] gevallen. [werknemer] is na het ongeval zelf naar huis gereden. Zijn echtgenote heeft bij thuiskomst een ambulance gebeld. In het ziekenhuis is geconstateerd dat [werknemer] in shock was en hij bleek zware kneuzingen te hebben.
2.10.
[werknemer] heeft vanaf 24 augustus 2017 geen werkzaamheden meer verricht voor Robex.
2.11.
Op 25 augustus 2017 om 9.11 uur heeft de leidinggevende [leidinggevende] (hierna [leidinggevende] ) via Whatsapp aan [werknemer] geschreven:
“ [werknemer] jij gafwoensdagavondaan dat je hoopte gisterenochtend er weer te zijn, dit leek mij geen goed plan omdat je een flinke klap hebt gehad. Heb toen zelf gezegd dat ik liever had dat je donderdag thuisbleef en dan eventueel vrijdag weer zou komen. Reden dat je thuisblijft is geen discussie over nodig, wil het alleen weten van jezelf en niet via via”
9.18
uur [leidinggevende] :
“Wij willen trouwens dat je eerst word onderzocht door een bedrijfsarts voordat je weer aan de gang gaat , dit ongeluk is niet het eerste wat fout gaat de laatste tijd. wij kunnen het risico niet nemen dat je straks met een volle wagen vlees in de sloot ligt. wij zijn verantwoordelijk voor jou welzijn. en dan heb ik het niet over wat je een ander zou kunnen aandoen”
9.2
uur [werknemer] :
“Begrijp alleen nog steeds niet Wat er precies gebeurd is Hoe het kan dat die pallet gevallen is”9.31 uur [leidinggevende] :
“ [werknemer] , ik ga gewoon een arts inschakelen die hiernaar kijkt .Wij willen niet dat jij letsel of erger oploopt door dit soort zaken. Wij mogen dit niet als bedrijf negeren”9.32 uur [leidinggevende] :
“Dit is al heel lang dat je zo af en toe een black out hebt, tijd om hier mee aan de slag te gaan”
2.12.
Op 28 augustus 2017 heeft [leidinggevende] [werknemer] meegedeeld dat Robex een gesprek met hem wil en hij tot die tijd thuis mag blijven.
2.13.
Op 4 september 2017 heeft Robex in een gesprek aan [werknemer] meegedeeld dat zij tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst te komen. Robex heeft [werknemer] een beëindigingsovereenkomst overhandigd, waarmee [werknemer] niet heeft ingestemd.
2.14.
Op 12 oktober 2017 heeft [leidinggevende] via Whatsapp aan [werknemer] geschreven
Hoi [werknemer] Wij komen vanmiddag tussen 3 en 4 de bedrijfsauto, telefoon, sleutels en alle papieren ophalen, wil jij zorgen dat alles klaarligt rond die tijd ? gr [leidinggevende]
[werknemer] laat weten niet thuis te zijn. De auto wordt toch opgehaald.
2.15.
[werknemer] heeft Robex bij brief van 16 oktober 2017 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade en nog te lijden schade als gevolg van het bedrijfsongeval.

3.Het verzoek

3.1.
Robex verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d BW en subsidiair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onder g BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt Robex ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd – ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid dan wel (subsidiair) van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van Robex redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing van de eerste grond (disfuntioneren) van [werknemer] heeft Robex naar voren gebracht dat [werknemer] niet geschikt is als chauffeur en niet als magazijnmedewerker. [werknemer] is al geruime tijd niet met zijn hoofd bij zijn werk, waardoor hij een gevaar oplevert voor zichzelf en voor anderen. [werknemer] dient voortdurend aangestuurd en gecontroleerd worden. Regelmatig vergeet [werknemer] tijdig bestellingen te doen en kunnen sommige goederen niet worden uitgeleverd. Ook worden door toedoen van [werknemer] regelmatig bestelde goederen niet ingeladen, waardoor collega’s met spoed moeten naleveren. [werknemer] is regelmatig op deze punten aangesproken en de gelegenheid gegeven zich te verbeteren en zich meer te concentreren. Het kwam de afgelopen jaren steeds vaker voor dat [werknemer] met zijn werktijden begon te schuiven omdat hem dit beter uitkwam of dat hij tijdens werk bezig was zorg gerelateerde zaken te regelen. Verder heeft [werknemer] ondanks 46 rijlessen en vijf mislukte examens zijn trailerrijbewijs niet gehaald. Na het ongeval op 19 juli 2017 en de geconstateerde schade aan de bakwagen op 1 augustus 2017 is er geen vertrouwen meer in de rijcapaciteiten van [werknemer] . Nadat [werknemer] weer volledig is ingezet in het magazijn, heeft hij de knop voor het heffen van de elektrische pompwagen zolang ingedrukt dat hij daarmee dwars door de veiligheidspallen heeft geduwd waardoor de stelling met bevroren vlees naar beneden is gekomen. Robex ziet geen mogelijkheden meer [werknemer] binnen het bedrijf in te zetten.
3.3.
Ter onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding heeft Robex naar voren gebracht dat alle pogingen die Robex heeft ondernomen om [werknemer] (beter) te laten functioneren, door [werknemer] niet worden gewaardeerd. [werknemer] kreeg een bedrijfsauto ter beschikking, maar Robex heeft nooit een kilometerregistratie van [werknemer] ontvangen. Ook weigerde [werknemer] de auto in te leveren toen hij al een maand geen werkzaamheden meer had verricht. Ook de hem ter beschikking gestelde bedrijfstelefoon weigerde [werknemer] aan Robex te overhandigen. [werknemer] weigert met Robex te praten en heeft Robex aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het bedrijfsongeval. De situatie met [werknemer] geeft zoveel problemen en spanningen binnen het bedrijf dat de situatie inmiddels onhoudbaar is geworden.
3.4.
Gezien de inspanningen van Robex en kosten die zij heeft gemaakt en gelet op de opstelling van [werknemer] is er aanleiding de transitievergoeding te matigen. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . Robex acht het billijk dat de transitievergoeding wordt gemaximeerd tot € 4.000,- bruto. Mocht er geen aanleiding zijn tot matiging, dan dienen de kosten van het trailerrijbewijs van € 5.075,- exclusief btw en het doorbetaalde salaris sinds 28 augustus 2017 hierop in mindering te worden gebracht.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Hij bestrijdt niet dat er weleens iets fout is gegaan of dat hij fouten heeft gemaakt, maar hij betwist dat sprake is van structurele fouten of disfunctioneren. Robex heeft hem ook nooit op zijn functioneren aangesproken. Hij heeft altijd naar volle en wederzijdse tevredenheid gefunctioneerd en zijn werk heel serieus genomen. Tot de dag voor het arbeidsongeval heeft [werknemer] op de bakwagen gereden. Dat Robex geen vertrouwen meer in zijn rijkunsten zou hebben en hem daarom volledig in het magazijn heeft ingezet, is dan ook ongeloofwaardig. Robex heeft herhaaldelijk aangegeven dat [werknemer] zich geen zorgen hoefde te maken over het niet halen van het trailerrijbewijs. Ook het incident op 19 juli 2017 rechtvaardigt geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Als [werknemer] schade zou hebben gereden op 1 augustus 2017 zou hij dit hebben gemeld. Verder betwist [werknemer] dat hem van het arbeidsongeval op 23 augustus 2017 een verwijt kan worden gemaakt.
4.2.
[werknemer] betwist eveneens dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Robex legt hieraan voor het overgrote deel dezelfde feiten ten grondslag als aan haar primaire verzoek. Het enkele feit dat Robex aanleiding heeft gezien onderhavige zaak voor de rechter te brengen of dat [werknemer] genoodzaakt is een letselschadeprocedure te starten, maakt niet dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. [werknemer] ziet geen reden voor ontslag. Daarom heeft hij bij Robex aangegeven van mening te zijn de auto niet te hoeven inleveren. De telefoon mag [werknemer] ook privé gebruiken. Er zijn geen voorschriften waaruit blijkt dat de mobiele telefoon tijdens ziekte ingeleverd dient te worden. Voor zover er al sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding geldt dat Robex op geen enkele wijze heeft geprobeerd deze verstoring te verbeteren. De verstoring is volledig te wijten aan de opstelling van Robex na het arbeidsongeval in het magazijn op 23 augustus 2017.
4.3.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] subsidiair bij wijze van tegenverzoek:
- hem een transitievergoeding van € 18.132,53 bruto en een billijke vergoeding van € 145.060,20 bruto dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag toe te kennen;
- Robex te veroordelen om de hiervoor genoemde bedragen te betalen binnen een maand na de dag waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente;
- bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor hem geldende opzegtermijn van vier maanden zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsdatum;
- het tussen Robex en [werknemer] overeengekomen concurrentiebeding te vernietigen per datum dat de beschikking wordt gewezen.
Daarnaast heeft [werknemer] zowel primair, bij afwijzing van het verzoek tot ontbinding, als subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzocht om:
- Robex te veroordelen om aan [werknemer] te blijven betalen zijn salaris van € 2.200,- bruto per maand alsmede 8% vakantiebijslag en overige emolumenten tot de dag waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- Robex te veroordelen om er zorg voor te dragen dat [werknemer] , binnen twee weken na de datum dat in deze zaak beschikking wordt gewezen, kan verschijnen op een consult bij de bedrijfsarts, e.e.a. op kosten van Robex en op straffe van een dwangsom;
- Robex te veroordelen om [werknemer] , na herstel, per ommegaande in staat te stellen zijn werkzaamheden als chauffeur/magazijnmedewerker op de gebruikelijke wijze voort te zetten, met alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden die aan zijn functie zijn verbonden, op straffe van een dwangsom;
- Robex te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder het volledige salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
Robex heeft verweer gevoerd tegen de hiervoor genoemde verzoeken van [werknemer] .

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [werknemer] een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
[werknemer] heeft aangevoerd dat sprake is van een opzegverbod, omdat hij thans ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte. Robex heeft betwist dat [werknemer] op dit moment ziek is. De kantonrechter stelt vast dat enige onderbouwing van een lichamelijke of psychische toestand waardoor [werknemer] verhinderd is zijn arbeid te verrichten, bijvoorbeeld aan de hand van medische stukken ontbreekt. Daarmee is van een opzegverbod wegens ziekte geen sprake. Voor zover er wel sprake zou zijn van een opzegverbod, staat dit bovendien gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 BW niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft.
5.3.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.4.
Robex heeft primair verzocht de onderhavige arbeidsovereenkomst te ontbinden op de grond bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW, namelijk wegens de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Robex in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond op als bedoeld in dat artikel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat Robex geen formele beoordelingsgesprekken met [werknemer] heeft gevoerd en evenmin aan verslaglegging heeft gedaan van de met [werknemer] gevoerde gesprekken over diens functioneren. Evenmin heeft Robex andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat het functioneren van [werknemer] als onder de maat werd gekwalificeerd of dat [werknemer] bepaalde werkzaamheden niet meer mocht uitvoeren. Dat [werknemer] bij zijn magazijnwerkzaamheden herhaaldelijk fouten maakte en voortdurende gecontroleerd diende te worden, heeft [werknemer] betwist en is door Robex niet nader onderbouwd. Dat het [werknemer] is geweest die schade heeft gereden aan de bakwagen op 1 augustus 2017 staat niet vast, zo erkent Robex. Met betrekking tot het trailerrijbewijs dat [werknemer] niet heeft gehaald, heeft Robex ter zitting bovendien aangegeven dat het niet de bedoeling was om aan het niet halen van dit rijbewijs door [werknemer] arbeidsrechtelijke consequenties te verbinden. Daarbij komt dat partijen van mening verschillen over de reden waarom het rijbewijs door [werknemer] gehaald moest worden. In ieder geval heeft Robex niet betwist dat er vanwege de bedrijfsvoering geen noodzaak bestond dat [werknemer] dit rijbewijs haalde. Het feit dat [werknemer] betrokken was bij de aanrijding met de bedrijfswagen op 19 juli 2017 en een maand later bij een bedrijfsongeval in het magazijn, kan, nog afgezien van het feit dat bij het ongeval in het magazijn niet is komen vast te staan dat [werknemer] daar een fout heeft gemaakt, evenmin leiden tot de conclusie dat sprake is van ongeschiktheid voor de functie.
5.5.
Bij dit alles komt dat, voor zover [werknemer] door Robex wel mondeling is aangesproken op ondermaats functioneren, zoals Robex ter zitting heeft aangevoerd, geenszins is gebleken dat Robex het nodige heeft gedaan om verbetering van het functioneren door [werknemer] te bewerkstelligen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:669 lid 3 onder d BW dient de werkgever de werknemer in voldoende mate in de gelegenheid te stellen zijn functioneren te verbeteren. Van Robex had mogen worden verlangd dat zij [werknemer] wiens functioneren naar haar oordeel niet voldeed aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, hem op zorgvuldige wijze had ingevoerd in een verbetertraject waarbij inzichtelijk was gemaakt waaruit de kritiek op het functioneren precies bestond en hem aan de hand van concrete doelstellingen een behoorlijke gelegenheid had geboden om te komen tot verbetering. Gesteld noch gebleken is dat Robex een concreet verbeterplan heeft opgesteld en dat [werknemer] daarbij daadwerkelijk begeleiding door Robex is geboden. Van een behoorlijk verbetertraject is dan ook geen sprake geweest. Dat Robex hiervoor naar eigen zeggen een te kleine organisatie is, kan [werknemer] niet worden tegengeworpen en dient voor rekening en risico van Robex te blijven. De conclusie is dat ontbinding op de primaire grondslag niet kan worden toegewezen.
5.6.
Robex heeft verder verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. Daarvoor is vereist dat die verhouding duurzaam en ernstig verstoord is (
Kamerstukken II,2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 46). In deze eis ligt besloten dat van partijen binnen redelijke grenzen inspanningen mogen worden verwacht om tot verbetering of herstel van de arbeidsverhouding te komen, waartoe de werkgever initiatief moet nemen.
Aan het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding heeft Robex grotendeels dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als aan het verzoek om ontbinding wegens disfunctioneren van [werknemer] . Daar waar de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat die feiten en omstandigheden geen ontbinding wegens disfunctioneren kunnen rechtvaardigen, bestaat er ook geen aanleiding om op grond daarvan de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
Dat de houding van [werknemer] en zijn werktijden spanningen en problemen opleveren binnen het bedrijf waardoor de situatie onhoudbaar zou zijn geworden, is door [werknemer] betwist en door Robex verder niet nader onderbouwd. [werknemer] heeft in dat verband onbetwist gesteld dat hij destijds voor 24 uur per week door Robex is aangenomen en dat hij vervolgens op verzoek van Robex die 24 uur heeft verspreid over vijf dagen per week in plaats van drie hele dagen. In zoverre kunnen de werktijden van [werknemer] hem niet door Robex worden tegengeworpen. Daarbij komt dat hoewel ter zitting is gebleken dat de arbeidsverhouding inmiddels wel enigszins verstoord is geraakt, niet gezegd kan worden dat die verstoring ernstig en duurzaam is. Het heeft er alle schijn van dat de verhouding tussen partijen pas verstoord is geraakt op het moment dat Robex [werknemer] heeft laten weten dat hij niet hoefde te komen werken waarna zij vervolgens heeft aangestuurd op een beëindiging van het dienstverband. Dat de arbeidsverhouding nadien is verslechterd, omdat [werknemer] niet wilde meewerken aan een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, kan Robex in redelijkheid niet aan haar verzoek ten grondslag leggen. Hetzelfde geldt voor het feit dat [werknemer] vervolgens weigerde zijn medewerking te verlenen aan de teruggave van bedrijfseigendommen als ook het feit dat hij Robex aansprakelijk heeft gesteld voor de gevolgen van het bedrijfsongeval.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Robex zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden. Aan de beoordeling van de overige verzoeken van Robex komt de kantonrechter dan niet meer toe.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Robex, omdat zij ongelijk krijgt. De kosten zullen overeenkomstig het liquidatietarief worden toegewezen. Anders dan [werknemer] heeft betoogd, is onvoldoende gesteld of gebleken dat Robex bij de indiening van het verzoekschrift heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dan wel anderszins onrechtmatig heeft gehandeld of misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
het tegenverzoek
5.9.
Voor zover [werknemer] bij wijze van tegenverzoek heeft gevraagd om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding en de termijn waarbinnen betaling van deze bedragen en ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient plaats te vinden, behoeft dit tegenverzoek niet te worden behandeld, nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. Dit geldt ook voor de verzochte vernietiging van het concurrentiebeding.
5.10.
Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, is Robex gehouden tot doorbetaling van het salaris. Het verzoek daartoe is in zoverre toewijsbaar. Robex heeft niet betwist dat zij gehouden is tot doorbetaling van het loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Niet gesteld of gebleken is dat er aanleiding is te veronderstellen dat Robex zich niet aan die verplichting zal houden. Voor het op voorhand toewijzen van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente voor het geval Robex zich daaraan niet zal houden, bestaat dan ook geen grond.
5.11.
[werknemer] heeft nog verzocht Robex te veroordelen om zorg te dragen dat [werknemer] , binnen twee weken na heden kan verschijnen op een consult bij de bedrijfsarts op straffe van een dwangsom. Robex betwist dat [werknemer] zich eind augustus 2017 ziek heeft gemeld. Gelet op het in deze procedure ingenomen standpunt van [werknemer] dient er op dit moment naar het oordeel van de kantonrechter echter vanuit te worden gegaan [werknemer] niet in staat is de bedongen arbeid wegens ziekte te verrichten en rust in zoverre op Robex als werkgever de verantwoordelijkheid [werknemer] te laten oproepen bij de bedrijfsarts en zorg te dragen voor diens re-integratie. Robex heeft niet betwist dat zij daartoe gehouden is. Onvoldoende gesteld en gebleken is dat Robex zich niet aan haar verplichtingen zal houden, zodat de vordering van [werknemer] bij gebrek aan belang, wordt afgewezen.
5.12.
[werknemer] heeft tenslotte verzocht Robex te veroordelen hem, na herstel, per ommegaande in staat te stellen zijn werkzaamheden als chauffeur/magazijnmedewerker op de gebruikelijke wijze voort te zetten op straffe van een dwangsom. Nu op dit moment moet worden aangenomen dat [werknemer] niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten en onduidelijk is op welke termijn en onder welke voorwaarden hij zijn werkzaamheden weer zal kunnen hervatten, komt dit verzoek niet voor toewijzing in aanmerking.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van Robex, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met het verzoek, zullen de proceskosten aan de kant van [werknemer] worden bepaald op nihil.
6. De beslissing
De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt Robex tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 800,00 salaris gemachtigde;
het tegenverzoek
6.3.
veroordeelt Robex tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het loon ad € 2.200,00 bruto per maand alsmede 8% vakantiebijslag en overige emolumenten;
6.4.
veroordeelt Robex tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. M. Hoendervoogt, kantonrechter en op 29 december 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter