ECLI:NL:RBNHO:2017:1118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
C/15/252650 / HA RK 16-234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan feitelijke grondslag

Op 9 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. J.M. Janse van Mantgem door een verzoekster. De verzoekster had op 7 december 2016 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij meende dat de rechter een nevenfunctie vervulde als bestuurslid van een stichting, welke functie niet was vermeld in het register van nevenfuncties. De wrakingskamer heeft de rechter in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, waarop de rechter op 20 december 2016 heeft gereageerd. De griffier heeft op 21 december 2016 een afschrift van deze reactie naar de verzoekster gestuurd, met het verzoek om binnen 14 dagen te laten weten of het wrakingsverzoek wordt gehandhaafd.

De verzoekster heeft echter geen reactie gegeven. De wrakingskamer heeft vervolgens besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek. In de beoordeling van het verzoek heeft de wrakingskamer vastgesteld dat de verzoekster niet heeft voldaan aan de vereisten voor een gemotiveerd wrakingsverzoek. De rechter had de bedoelde bestuursfunctie sinds 1 mei 2011 niet meer en er was geen sprake van een bestaande nevenfunctie. Het verzoek tot wraking mist daarom feitelijke grondslag en is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld, conform het wrakingsprotocol.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/252650 / HA RK 16-234
Datum uitspraak : 9 januari 2017

BESLISSING op het schriftelijk verzoek tot wraking van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster.
1 PROCESVERLOOP
Bij brief van 7 december 2016 heeft verzoekster een verzoek gedaan tot wraking van mr. J.M. Janse van Mantgem (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter van de bij deze rechtbank, locatie Alkmaar, aanhangige zaak met zaaknummer HAA 16/923 WBP EVE 1.
Bij mailbericht van 19 december 2016 heeft de wrakingskamer de rechter in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek.
Bij mailbericht van 20 december 2016 heeft de rechter gereageerd.
Bij brief van 21 december 2016 heeft de griffier namens de voorzitter van de wrakingskamer aan verzoekster een afschrift van deze reactie met bijgesloten uittreksel uit het handelsregister gezonden.
In dit schrijven is aan verzoekster verzocht uiterlijk binnen 14 dagen te laten weten of het wrakingsverzoek wordt gehandhaafd, en zo ja op welke gronden.
Verzoekster heeft een reactie achterwege gelaten.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Verzoekster heeft in haar verzoek gesteld dat de rechter een nevenfunctie vervult als bestuurslid van een stichting, welke functie niet is vermeld in het daartoe bestemde register van nevenfuncties. Verzoekster meent dat de rechter door verzwijging van deze functie de indruk wekt niet onafhankelijk en onpartijdig te zijn.
Naar het oordeel van de wrakingskamer dient het verzoek wegens kennelijke
niet-ontvankelijkheid buiten behandeling te worden gesteld.
Onder verwijzing naar naar paragraaf 4.1. van het hierna te noemen wrakingsprotocol stelt de rechtbank voorop dat een verzoek tot wraking gemotiveerd dient te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of onafhankelijk zal zijn.
Verzoekster heeft aan dit vereiste niet voldaan. Immers, bij brief van 21 december 2016 is aan haar toegezonden een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt dat de rechter de bedoelde bestuursfunctie sinds 1 mei 2011 niet meer uitoefent. Er is derhalve geen sprake van een bestaande nevenfunctie en evenmin van een nevenfunctie die in het recente verleden is uitgeoefend. Het verzoek mist dus feitelijke grondslag; daargelaten dat niet is gesteld dat er enige relatie kan zijn met de door de rechter behandelde zaak.
Verzoekster heeft niet gereageerd op het verzoek om tijdig te laten weten of er ondanks het ontbreken van deze feitelijke grondslag grond is om het verzoek te handhaven.
Het verzoek mist iedere onderbouwing, zodat het zich niet leent voor inhoudelijke beoordeling.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www. rechtspraak.nl/Rechtbank Noord-Holland/Regels en procedures/meer regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
-verklaart het gedane verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;
- stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. D.D.M. Hazeu en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier, ter openbare terechtzitting van
9 januari 2017.