ECLI:NL:RBNHO:2017:11168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
6258812 EJ VERZ 17-301
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vaststelling van een beslagvrije voet door de kantonrechter

In deze zaak heeft verzoeker [verzoeker 2] een verzoek ingediend bij de kantonrechter om gerechtsdeurwaarder J.J.J. van der Voort te veroordelen tot het vaststellen van een beslagvrije voet over de jaren 2014 tot en met 2017. De kantonrechter heeft op 14 november 2017 een zitting gehouden waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker [verzoeker 2] schulden heeft en dat Van der Voort beslag heeft gelegd op zijn pensioen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de procedure niet correct was, aangezien verzoeken over beslagvrije voet bij de rechtbank, afdeling Civiel, ingediend moeten worden en niet bij de afdeling Kanton. Ondanks deze procedurele fout heeft de kantonrechter besloten om het verzoek toch te behandelen, omdat beide partijen hiermee geholpen waren.

De kantonrechter heeft vervolgens de verplichting van Van der Voort om een beslagvrije voet vast te stellen erkend, maar ook vastgesteld dat de beslagvrije voet niet op nihil gesteld mag worden. Van der Voort had als verweer aangevoerd dat verzoeker te weinig informatie had verstrekt over zijn inkomen, maar de kantonrechter was van mening dat de beslagvrije voet niet op € 0,00 mocht worden vastgesteld. Desondanks heeft de kantonrechter de vordering van [verzoeker 2] afgewezen, omdat hij geen belang had bij de toewijzing van zijn verzoek. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het vaststellen van een beslagvrije voet in dit geval niet voordelig zou zijn voor [verzoeker 2], aangezien de deurwaarder al beslag had gelegd op een bedrag dat lager was dan de beslagvrije voet. Bovendien had [verzoeker 2] niet aangetoond dat zijn inkomen in de jaren 2015 en 2016 lager was dan in 2017.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat beide partijen op punten ongelijk hadden en heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De vordering van [verzoeker 2] is afgewezen, maar de kantonrechter heeft wel erkend dat Van der Voort de beslagvrije voet ten onrechte op nihil had vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6258812 \ EJ VERZ 17-301
Uitspraakdatum: 13 december 2017
Vonnis in de zaak van:
[verzoeker 1]
die woont in [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [verzoeker 2]
gemachtigde: geen
tegen
J.J.J. van der Voort, gerechtsdeurwaarder
die gevestigd is in Tilburg
gedaagde
verder te noemen: Van der Voort
gemachtigde: GGN Amsterdam

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker 2] heeft in een verzoek van 8 augustus 2017 gevraagd om Van der Voort te veroordelen om over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 een zogenoemde beslagvrije voet vast te stellen. Van der Voort heeft daarop schriftelijk gereageerd.
1.2.
Op 14 november 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunt naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker 2] bij brief van 5 november 2017 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Van der Voort als deurwaarder veroordeeld moet worden om een beslagvrije voet vast te stellen over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.
2.2.
Volgens [verzoeker 2] kon deze zaak gestart worden met een verzoek, zoals hij heeft gedaan. Dat is niet juist. Zaken die gaan over de beslagvrije voet moeten worden ingediend bij de rechtbank, afdeling Civiel, en niet bij de afdeling Kanton. Dat moet met een advocaat en met een dagvaarding. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is dat zo geregeld (artikel 438 Rv). In twee gevallen kan bij uitzondering wel een verzoek worden gedaan bij de kantonrechter. Maar dat kan alleen als iemand in het buitenland woont of bijzondere inkomsten heeft (artikel 475e en 475f Rv). Die uitzonderingen gelden hier niet.
2.3.
De kantonrechter zal deze ene keer het verzoek van [verzoeker 2] toch behandelen. Daarmee zijn beide partijen namelijk het meest geholpen. Beide partijen hebben er ook geen bezwaar tegen dat de kantonrechter de zaak behandelt. Daarbij zal het verzoek als een dagvaarding worden gezien. De kantonrechter wijst erop dat [verzoeker 2] een volgende keer in een vergelijkbare zaak wel de juiste procedure moet kiezen. Er zal niet nog een keer een uitzondering worden gemaakt.
2.4.
[verzoeker 2] heeft schulden. Van der Voort is voor de schuldeisers van [verzoeker 2] bezig om die schulden betaald te krijgen. Hij heeft daarom beslag gelegd op het pensioen dat [verzoeker 2] krijgt van Zwitserleven. Dat pensioen is ongeveer € 150,00 per maand.
2.5.
[verzoeker 2] heeft gelijk als hij zegt dat de deurwaarder verplicht is om een beslagvrije voet vast te stellen. Die verplichting staat in de wet (artikel 475g lid 1 Rv). Een beslagvrije voet is het minimumbedrag waarop iemand recht heeft voor zijn levensonderhoud. Op dat bedrag mag geen beslag worden gelegd. Voor mensen die samenwonen en allebei ouder zijn dan 65 jaar, is dat minimumbedrag per 1 juli 2017 € 1.364,00. Op de zitting hebben [verzoeker 2] en zijn echtgenote verteld dat ze samenwonen. Ze zijn beiden ouder dan 65 jaar. Voor [verzoeker 2] geldt dus een beslagvrije voet van € 1.364,00. Als er bijzondere omstandigheden of bijzondere lasten zijn, kan die beslagvrije voet nog worden verhoogd of verlaagd.
2.6.
Van der Voort heeft als verweer gevoerd dat de beslagvrije voet in dit geval op nihil moet worden vastgesteld, dat wil zeggen op € 0,00. Volgens Van der Voort is dat zo, omdat [verzoeker 2] te weinig gegevens over zijn inkomen heeft gegeven. De kantonrechter is het wel eens met Van der Voort dat [verzoeker 2] te weinig duidelijkheid heeft gegeven over zijn inkomen. Pas uit het verzoek van 8 augustus 2017 en op de zitting is namelijk gebleken wat het gezamenlijk inkomen van [verzoeker 2] en zijn echtgenote precies is. Maar de kantonrechter is het niet eens met Van der Voort dat de beslagvrije voet daarom op nihil mocht worden vastgesteld. Als iemand te weinig informatie geeft over zijn inkomen, moet volgens de wettelijke regels de beslagvrije voet worden verminderd. Voor samenwonenden wordt de beslagvrije voet dan gehalveerd en voor een alleenstaande wordt de beslagvrije voet op 72% daarvan vastgesteld (artikel 475g lid 2 Rv). De beslagvrije voet mag dus niet op € 0,00 gesteld worden.
2.7.
[verzoeker 2] wil dat Van der Voort als deurwaarder wordt veroordeeld om de beslagvrije voet vast te stellen. Hiervoor is al gezegd dat de deurwaarder verplicht is om die beslagvrije voet vast te stellen en dat deze niet op € 0,00 mag worden bepaald. De kantonrechter zal de vordering van [verzoeker 2] toch afwijzen. [verzoeker 2] schiet er namelijk niets mee op als de vordering wordt toegewezen. In juridische taal: [verzoeker 2] heeft geen belang bij zijn vordering. Waarom dat zo is, wordt hierna uitgelegd.
2.8.
Op de zitting heeft [verzoeker 2] gezegd dat hij samen met zijn echtgenote een AOW-uitkering heeft van ongeveer € 1.300,00 per maand. [verzoeker 2] heeft daarnaast verteld dat hij vijf aanvullende pensioenen heeft, waaronder het pensioen van Zwitserleven. Samen zijn die aanvullende pensioenen een bedrag van € 400,00 per maand. De echtgenote van [verzoeker 2] heeft een aanvullend pensioen van € 1.539,00 per maand. Dit zijn allemaal netto bedragen. Verder heeft de belastingdienst voor € 50,00 beslag gelegd op een aanvullend pensioen van [verzoeker 2]. Het inkomen van [verzoeker 2] en zijn echtgenote is op dit moment dus ongeveer € 3.189,00 per maand. Dit betekent dat uitgaande van de gegevens zoals die nu bekend zijn op een bedrag van € 1.825,00 per maand beslag zou mogen worden gelegd. Dat bedrag is het gezamenlijk inkomen van € 3.189,00, verminderd met de beslagvrije voet van € 1.364,00. Van der Voort heeft echter maar voor € 150,00 per maand beslag gelegd. Het vaststellen van een beslagvrije voet levert dus niets op voor [verzoeker 2]. Sterker nog: het vaststellen daarvan kan zelfs nadelig zijn voor [verzoeker 2].
2.9.
[verzoeker 2] heeft niet gezegd dat het inkomen van hem en zijn echtgenote in 2015 en 2016 (veel) lager was dan in 2017. Ook over 2015 en 2016 ziet de kantonrechter dus geen belang van [verzoeker 2] bij zijn vordering. Overigens heeft een andere kantonrechter al geoordeeld over de vaststelling van de beslagvrije voet tot en met 30 september 2015. Er kan niet twee keer over dezelfde zaak een oordeel worden gegeven.
2.10.
Verder heeft [verzoeker 2] op de zitting op een vraag van de kantonrechter geantwoord dat het hem in feite gaat om duidelijkheid over de schulden die hij nog heeft. Eigenlijk gaat het [verzoeker 2] dus niet om de beslagvrije voet. Ook daarom heeft [verzoeker 2] geen belang bij toewijzing van zijn vordering.
2.11.
Op de zitting is besproken dat Van der Voort kort vóór de zitting een overzicht van de schulden aan [verzoeker 2] heeft gestuurd. [verzoeker 2] heeft dus al de duidelijkheid waarom hij vraagt. [verzoeker 2] heeft opgemerkt dat hij het met sommige schulden niet eens is. Daarover gaat deze zaak echter niet. Als [verzoeker 2] het niet eens is met bepaalde schulden, kan hij daartegen mogelijk verweer voeren. De kantonrechter heeft [verzoeker 2] aangeraden een advocaat te zoeken om hem daarbij te helpen. Als 90% van de advocaten niet goed is, zoals [verzoeker 2] vindt, moet hij op zoek gaan naar een advocaat die hoort bij de resterende 10%. [verzoeker 2] heeft gezegd dat hij denkt dat hij de weg daar naartoe wel weet te vinden. Zo nodig kan [verzoeker 2] het Juridisch Loket om advies vragen (www.juridischloket.nl en 0900-8020) of de Nederlandse Orde van Advocaten, die op de website ook de specialisatieverenigingen van advocaten vermeldt (www.advocatenorde.nl en 070-335 35 35).
2.12.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [verzoeker 2] zal afwijzen.
2.13.
Partijen krijgen allebei op punten ongelijk. [verzoeker 2] heeft geen belang bij zijn vordering, maar Van der Voort heeft de beslagvrije voet ten onrechte op nihil vastgesteld. De kantonrechter oordeelt daarom dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter