ECLI:NL:RBNHO:2017:11070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
15/800181-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling van een medegedetineerde met een bijtende chemische stof in de Penitentiaire Inrichting

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van een medegedetineerde met een bijtende chemische stof, namelijk ovenreiniger. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 22 november 2016 in de Penitentiaire Inrichting. De verdachte werd ervan beschuldigd opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht aan het slachtoffer door de chemische vloeistof in diens gezicht te gooien.

Tijdens de rechtszitting op 8 december 2017 heeft de officier van justitie, mr. K. Sanders, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.L.M. Ficq, pleitte echter voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet voldoende waren om de actieve rol van de verdachte bij het delict te onderbouwen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kon komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800181-17 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 december 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [naam P.I. ] , te [plaats P.I. ] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.L.M. Ficq, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 november 2016 te Heerhugowaard tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten verlies, althans
(ernstige) vermindering van het gezichtsvermogen heeft toegebracht door
ovenreiniger, althans een bijtende chemische vloeistof in het gezicht en de
ogen van die [slachtoffer] te gieten/gooien.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Uit het dossier blijkt dat op 22 november 2016 in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I. 2] te
[plaats P.I. 2] een zware mishandeling van gedetineerde [slachtoffer] heeft
plaats gevonden. Er zijn weliswaar aanwijzingen in het dossier voor de betrokkenheid van
meer personen bij het tenlastegelegde, waaronder verdachte, maar van een actieve rol van verdachte bij het plegen van het delict is onvoldoende gebleken. Nu blijkens het dossier alleen aangever verklaart dat verdachte een actieve rol had, omdat hij degene is die [medeverdachte] heeft opgestookt en vlak voordat [medeverdachte] het bijtende middel in aangevers gezicht gooide heeft gezegd: “Hij is ready” en/of “Gooi het in zijn gezicht” en verdachte betrokkenheid bij het incident ontkent, is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 186.700,- (deels als voorschot) ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. P. van Steijnen en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2017.
Mr. Uitermark en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.