ECLI:NL:RBNHO:2017:10956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
1586015017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor afpersing en poging tot afpersing met bewijsuitsluitingsverweer

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en het verboden wapenbezit, maar hem wel veroordeeld voor afpersing en poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de vrijheidsberoving niet voldoende was, omdat niet kon worden vastgesteld dat het slachtoffer daadwerkelijk van zijn vrijheid was beroofd. De verklaringen van het slachtoffer werden als inconsistent beoordeeld, en er was onvoldoende steunbewijs voorhanden. De rechtbank verwierp ook het alternatieve scenario van de verdachte, waarin hij stelde dat de afpersing was geënsceneerd om geld te lenen van vrienden en familie. Dit scenario werd als onaannemelijk beschouwd.

De rechtbank achtte de feiten van afpersing en poging tot afpersing wel bewezen. De verdachte had het slachtoffer onder bedreiging met geweld gedwongen om geld af te geven. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die letsel had opgelopen en psychisch leed had ervaren. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, wat aanzienlijk lager was dan de door de officier van justitie gevorderde vijf jaar. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, maar de vordering tot immateriële schade werd afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen respect had getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat zijn handelen bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860150-17 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 december 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 05 juli 2017 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [aangever] een of meermalen te slaan en/of
- die [aangever] in de kofferbak van een auto te duwen en/of
- die [aangever] , terwijl hij in de kofferbak lag, met die auto (naar een onbekende plaats)te vervoeren en/of
- die [aangever] in een gebouw te dirigeren en/of
- die [aangever] een blinddoek om zijn ogen te doen en/of
- die [aangever] op een stoel te plaatsen en/of
- de enkels en de polsen van die [aangever] met tywraps aan de stoel vast te binden en/of
- een of meermalen met een hamer te slaan op de voeten/knie/gezicht van die [aangever] ;
Feit 2:
hij in of omstreeks 5 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 te Purmerend en/of Hoorn en/of Heerhugowaard en/of Middenbeemster, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat;
- die [aangever] een of meermalen werd geslagen en/of
- die [aangever] in de kofferbak van een auto werd geduwd en/of
- die [aangever] , terwijl hij in de kofferbak lag, met die auto (naar een onbekende plaats) werd vervoerd en/of
- die [aangever] in een gebouw werd gedirigeerd en/of
- die [aangever] een blinddoek om zijn ogen is gedaan en/of
- die [aangever] op een stoel is geplaatst en/of
- de enkels en de polsen van die [aangever] met tywraps aan de stoel zijn vast gebonden en/of
- een of meermalen met een hamer is geslagen op de voeten/knie/gezicht van die [aangever] ;
Feit 3:
hij in of omstreeks 5 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 te Purmerend en/of Hoorn en/of Heerhugowaard en/of Noord Scharwoude, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 40.000, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- die [aangever] een of meermalen heeft geslagen en/of
- die [aangever] in de kofferbak van een auto heeft geduwd en/of
- die [aangever] , terwijl hij in de kofferbak lag, met die auto (naar een onbekende plaats) heeft vervoerd en/of
- die [aangever] in een gebouw heeft gedirigeerd en/of
- die [aangever] een blinddoek om zijn ogen heeft gedaan en/of
- die [aangever] op een stoel heeft geplaatst en/of
- de enkels en de polsen van die [aangever] met tywraps aan de stoel heeft vast gebonden en/of
- een of meermalen met een hamer heeft geslagen op de voeten/knie/gezicht van die [aangever] en/of
- die [aangever] een of meermalen telefonisch dreigende woorden heeft toegevoegd
waaronder:
"- kon jij niet die vrouw kon niet vijf rooien van de bank afnemen met een bonnetje erbij om jouw kankerhachie te redden dat kan niet..want zo kankerdom ben je in je kankerkop ben je..of niet
- die kankertelefoon ga je niet oppakken...als jij je telefoon niet oppakt.. dan moet ik je ophalen moet ik je..en als ik je ophaal ga ik je pijn doen
-ik ben er echt klaar met je aan het raken..vrijdag wordt er dit en dit gezegd..ik heb niks van me laten horen tot maandag..ja..nou is het maandag..en wat is er...je komt met vijf kanker rooitjes aanzetten......wat ga jij mij beloven wat je na ken komen wat ga jij mij allemaal beloven..
-jongen luister..ik weet zeker..ik weet zeker..pertinent zeker..dat je me voor de gek gehouden heb..en als je me nu voor de gek aan het houden bent..vriend luister echt waar..drijf me niet tot het uiterste dat je niet meer mag betalen..snap je.. op een gegeven moment mag je niet meer betalen dan kan je met zoveel geld komen maar dan is betalen onmogelijk..doe wat je..weet je..(korte stilte)..gas erop..het gaat echt te lang duren..gaat echt te lang duren..
- jij heb gezegd dat je op die kankerstoel zat..heb jij gezegd dit en dat ik kan meteen vijf of tien rooien voor je regelen..meteen ja..nu zijn we vijf dagen verder en nu heb je een keer vijf rooien.. en jij zei meteen vijf of tien rooien voor je heb ik meteen dat is geen probleem.. vijf of tien rooien nou we zijn vijf dagen verder en je hebt nog steeds geen tien rooien.. je hebt
nog vijf dagen pas vijf rooien...dus het gaat niet goed komen met jou..",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op of omstreeks 11 juli 2017 te Heerhugowaard een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Smith & Wesson Springfield MA U.S.A. SW40VE), en/of munitie van categorie III, te weten elf, althans een of meer scherpe kogelpatronen, kaliber .40 Smith & Wesson, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 - samengevat - naar voren gebracht dat de verklaringen van aangever [aangever] in voldoende mate steun vinden in de overige inhoud van het dossier. De verklaring van verdachte die hij eerst ter terechtzitting heeft afgelegd acht de officier van justitie leugenachtig, nu deze verklaring geen steun vindt in het dossier.
Volgens de officier van justitie is er ten aanzien van feit 1 sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] .
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is er volgens de officier van justitie sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere personen. Uit het dossier komt naar voren dat [aangever] door verdachte en andere personen meermalen is geslagen en bedreigd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte in ieder geval vanaf 5 juli 2017 de auto, waarin het wapen en de munitie zijn aangetroffen, tot zijn beschikking heeft gehad en in die auto heeft gereden. Hiermee heeft verdachte het wapen en de munitie voorhanden gehad, aldus de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft de raadsman - samengevat - aangevoerd dat de verklaringen van [aangever] onvoldoende worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Tevens zijn de verklaringen van [aangever] op essentiële onderdelen niet consistent, zodat deze verklaringen niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De raadsman heeft daarom verzocht de verklaringen van [aangever] niet te bezigen voor het bewijs. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het door verdachte ter zitting geschetste alternatieve scenario niet valt uit te sluiten, nu dit scenario niet strijdig is met de inhoud van het dossier. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie, zodat hij hierover ook geen beschikkingsmacht had.
3.3.
Bewijsuitsluitingsverweer
De rechtbank stelt voorop dat bij het gebruikmaken van de verklaringen die aangever [aangever] heeft afgelegd, de nodige terughoudendheid moet worden betracht, nu de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat de verklaringen van aangever, op diverse momenten afgelegd, zeker niet op alle onderdelen consistent zijn. Dat geldt voor de volgorde waarin verschillende beschreven gebeurtenissen zich hebben voorgedaan maar ook voor de plaats van handeling.
Dit kan mogelijk worden verklaard als gevolg van de beschreven gebeurtenissen in samenhang met de grote angst waarin aangever dagenlang heeft verkeerd, maar hierin is voor de rechtbank wel grond voor terughoudendheid bij het bezigen van de verklaringen gelegen.
Nu hij evenwel ten aanzien van de essentie van de gebeurtenissen consistent heeft verklaard, acht de rechtbank zijn verklaringen in zoverre voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen. De rechtbank constateert daarnaast dat de essentie van zijn verklaringen ten aanzien van de feiten 2 en 3 wordt bevestigd door de inhoud van de overige bewijsmiddelen in het dossier, zoals uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt, zodat ook in zoverre geen aanleiding bestaat om de conclusie van de verdediging over te nemen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feiten 1 en 4
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangever op enig moment van zijn vrijheid is beroofd en/of beroofd is gehouden. Uit het dossier kan immers niet worden afgeleid waar en onder welke omstandigheden aangever, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] na het ophalen van verdachte bij de woning aan de [adres 2] naar toe zijn gegaan en in welke omstandigheden aangever gedurende die rit en daarna verkeerde. Zo is niet komen vast te staan dat aangever de auto feitelijk niet kon verlaten en evenmin dat hij door verdachte of medeverdachte [medeverdachte] gedwongen werd om in die auto te blijven. Ook wordt de verklaring van aangever dat hij op een gegeven moment gedwongen in de kofferbak van een auto terecht is gekomen niet ondersteund door ander bewijs. Weliswaar bevinden zich in het dossier foto’s waarop aangever vastgebonden op een stoel, geblinddoekt en met zichtbaar letsel staat afgebeeld, maar naar het oordeel van de rechtbank is echter onvoldoende steunbewijs voorhanden dat aangever op dat moment wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd door verdachte en/of anderen.
De verklaringen van aangever voor zover die zien op de wederrechtelijke vrijheidsberoving, worden dan ook onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken.
Feit 4
De rechtbank acht ook niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd. Uit het dossier volgt dat op 11 juli 2017 in de kofferbak van een Mercedes Benz met kenteken [kenteken] een vuurwapen met munitie is aangetroffen. Deze auto staat op naam van de partner van medeverdachte [medeverdachte] . Uit verklaringen van aangever, medeverdachte [medeverdachte] en verdachte blijkt dat deze auto op 5 juli 2017 aan verdachte is gegeven als onderpand. Verdachte ontkent van de aanwezigheid van voornoemd wapen en munitie af te hebben geweten. Op het wapen en munitie zijn geen dactyloscopische- of DNA-sporen aangetroffen die geschikt waren voor een vergelijkend DNA-onderzoek. Bovendien wordt uit het dossier niet duidelijk onder welke omstandigheden het wapen in de kofferbak van de auto lag, bijvoorbeeld al dan niet ingepakt en of het in het zicht lag. Het dossier bevat ook overigens geen aanwijzingen dat verdachte wist van de aanwezigheid van dat wapen en munitie. Verdachte zal derhalve eveneens van dit tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
3.4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feiten 2 en 3 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van het volgende.
Aangever, [aangever] , heeft op 5 juli 2017 om 11:00 uur afgesproken met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Aangever is met verdachte en medeverdachte naar een woning aan de [adres 2] in Purmerend gereden. Aangever is de woning ingegaan, waar hij 9,5 kilogram wiet zou verkopen, geleverd door verdachte, en waarvan de winst verdeeld zou worden tussen aangever en de medeverdachte. Binnen is aangever beroofd van de tas met wiet. Aangever kon wegkomen en is naar de auto gerend waar verdachte en medeverdachte hem opwachtten. Verdachte is toen bij de woning gaan kijken. Toen verdachte terugkwam bij de auto is aangever door verdachte met de vuist in het gezicht geslagen. Hij heeft zoveel klappen gehad. [2]
Omstreeks 21:00 uur zagen de bewoners van de woning aan de [adres 2] te Purmerend, [getuige 1] en [getuige 2] , dat een kale man met een sik voor hun woning stond. Zij hoorden de man zeggen dat hij geript was en dat hij zijn wiet terug wilde. Zij zijn vervolgens het huis binnengegaan. Kort hierna kwam aangever naar boven met nog een andere man. De bewoners zagen dat aangever letsel had en bont en blauw was. Zij zagen dat de kale man aangever een paar klappen gaf. [3] Verdachte was omstreeks 21:00 uur in de woning aan de [adres 2] met aangever en medeverdachte. Verdachte is de kale man. [4] Aangever moest binnen 48 uur € 41.000,- of € 42.000,- regelen van verdachte. [5] Aangever moest voor het verlies van de wiet € 40.000,- betalen aan verdachte. [6]
[getuige 3] , de vrouw van aangever, is op 5 juli 2017 tussen 22:00 en 22:30 uur gebeld door het telefoonnummer van aangever. Een haar onbekende mannenstem zei dat hij geld wilde en dat aangever 48 uur had om het te bezorgen. Als dat niet zou gebeuren, zou er een bom bij [getuige 3] en haar meiden (de rechtbank begrijpt: de kinderen van [getuige 3] en aangever) naar binnen gaan. [7]
Op 10 juli 2017 om 13:58:52 uur vindt een telefoongesprek (sessie 3) plaats tussen [telefoonnummer 1] , het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte] , en [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer in gebruik bij aangever. In dit gesprek wordt door aangever onder meer het volgende gezegd:
“ik ga zo nog een paar adressen af…ik probeer ook gewoon 5 .. weet je ik kan wel gaan wachten maar straks is er wat met de bank of weet ik veel wat..dan wordt het later ofzo (...) maar ik wil wel alstublieft weetje”
en
“ik wil jou wel alleen zien..dat het vei…dat het niet echt…weet je..ik ben als de dood daar man”.
Door medeverdachte wordt hierop onder meer gezegd:
“nee, nee…die komt niet..hij komt niet…”. [8]
Verdachte heeft op 10 juli 2017 omstreeks 17:00 uur [9] een geldbedrag van € 5.000,-, dat medeverdachte van aangever had ontvangen, door medeverdachte overhandigd gekregen. [10]
De medeverdachte is hierbij als tussenpersoon opgetreden tussen aangever en de derde persoon, om geld te ontvangen en door te geven. Hij, medeverdachte, is niet degene die de bedreigingen heeft geuit. Dat was de derde. [11]
Op 10 juli 2017 om 17:24:16 uur vond een telefoongesprek (sessie 159) plaats tussen medeverdachte en aangever, met gebruikmaking van dezelfde telefoonnummers als hiervoor genoemd. Tijdens dit gesprek werd de lijn van medeverdachte overgenomen door verdachte. [12] Door verdachte werd onder meer het volgende gezegd:
“kon jij niet die vrouw kon niet vijf rooien van de bank afnemen met een bonnetje erbij om jouw kankerhachie te redden dat kan niet.. want zo kankerdom ben je in je kankerkop ben je..
of niet.”
en
“die kankertelefoon ga je niet oppakken...als jij je telefoon niet oppakt.. dan moet ik je ophalen moet ik je..en als ik je ophaal ga ik je pijn doen”
en
“ik ben er echt klaar met je aan het raken.. vrijdag wordt er dit en dit gezegd.. ik heb niks van me laten horen tot maandag..ja.. nou is het maandag...en wat is er...je komt met vijf kankerrooitjes aanzetten......wat ga jij mij beloven wat jij na ken komen wat ga jij mij allemaal beloven..”
en
“jongen luister..ik weet zeker..ik weet zeker..pertinent zeker..dat je me voor de gek gehouden heb..en als je me nu voor de gek aan het houden bent.. vriend luister echt waar..drijf me niet tot het uiterste dat je niet meer mag betalen..snap je..op een gegeven moment mag je niet meer betalen dan kan je met zoveel geld komen maar dan is betalen onmogelijk..doe wat je.. weet je... (korte stilte)...gas erop.. het gaat echt te lang duren...gaat echt te lang duren..”
en
“jij heb gezegd dat je op die kankerstoel zat.. heb jij gezegd dit en dat ik kan meteen vijf of tien rooien voor je regelen meteen ja..nu zijn we vijf dagen verder en nu heb je een keer vijf rooien..en jij zei ik heb meteen vijf of tien rooien voor je heb ik meteen dat is geen probleem.. vijf of tien rooien.. nou we zijn vijf dagen verder en je hebt nog steeds geen tien rooien..je hebt naar vijf dagen pas vijf rooien...dus het gaat niet goed komen met jou...” [13]
Dit telefoongesprek vond plaats toen verdachte en de medeverdachte zich bevonden bij het Total tankstation te Noord-Scharwoude. [14]
Verbalisanten zagen op 11 juli 2017 bij aangever zwellingen en verkleuringen rondom zijn ogen en in de rest van zijn gezicht. [15]
Bewijsoverweging
Het door verdachte eerst ter terechtzitting geschetste alternatieve scenario, inhoudende
- samengevat weergegeven - dat hij met aangever en zijn medeverdachte heeft samengewerkt om de afpersing van aangever te ensceneren zodat aangever geld kon lenen van familie en vrienden om zo zijn schuld aan verdachte af te lossen, strookt niet met de bewijsmiddelen in het dossier. Zo verklaart geen van de getuigen dat aangever in hun aanwezigheid telefonisch is afgeperst, hetgeen verdachte als verklaring voor de voor hem belastende getapte telefoongesprekken heeft gegeven. Verdachte wist blijkens zijn verklaring ter zitting zelf ook niet of aangever in de buurt van anderen was die bijvoorbeeld het telefoongesprek (sessie 159) met hem, waarin hij de bedreigingen uit, konden horen, waardoor alleen al dit telefoongesprek niet ter verwezenlijking van het door verdachte vermeende beoogde doel kon dienen. Daarnaast blijkt uit vele tapgesprekken dat aangever doodsbang was voor verdachte. Het dossier bevat geen enkele ondersteuning voor de verklaring van verdachte, inhoudende dat aangever op 5 juli 2017 in de ochtend/middag in de woning aan de [adres 2] in Purmerend door anderen zou zijn geslagen. Het alternatieve scenario wordt dan ook als onaannemelijk terzijde gesteld.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen aangever heeft afgeperst en gepoogd heeft af te persen, nu niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, dan wel tussen verdachte en andere personen. Verdachte zal daarom van dit deel van het onder 2 en 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij op 5 juli 2017 in Purmerend, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro, toebehorende aan [aangever] , welk geweld hierin bestond dat:
- die [aangever] meermalen werd geslagen.
Feit 3:
hij in de periode van 5 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 in Purmerend en/of Noord-Scharwoude, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 40.000 euro, toebehorende aan [aangever] ,
- die [aangever] meermalen heeft geslagen en
- die [aangever] telefonisch dreigende woorden heeft toegevoegd waaronder:
“- kon jij niet die vrouw kon niet vijf rooien van de bank afnemen met een bonnetje erbij om jouw kankerhachie te redden dat kan niet..want zo kankerdom ben je in je kankerkop ben je..of niet
- die kankertelefoon ga je niet oppakken...als jij je telefoon niet oppakt.. dan moet ik je ophalen moet ik je..en als ik je ophaal ga ik je pijn doen
-ik ben er echt klaar met je aan het raken..vrijdag wordt er dit en dit gezegd..ik heb niks van me laten horen tot maandag..ja..nou is het maandag..en wat is er...je komt met vijf kanker rooitjes aanzetten......wat ga jij mij beloven wat je na ken komen wat ga jij mij allemaal beloven..
-jongen luister..ik weet zeker..ik weet zeker..pertinent zeker..dat je me voor de gek gehouden heb..en als je me nu voor de gek aan het houden bent..vriend luister echt waar..drijf me niet tot het uiterste dat je niet meer mag betalen..snap je.. op een gegeven moment mag je niet meer betalen dan kan je met zoveel geld komen maar dan is betalen onmogelijk..doe wat je..weet je..(korte stilte)..gas erop..het gaat echt te lang duren..gaat echt te lang duren..
- jij heb gezegd dat je op die kankerstoel zat..heb jij gezegd dit en dat ik kan meteen vijf of tien rooien voor je regelen..meteen ja..nu zijn we vijf dagen verder en nu heb je een keer vijf rooien.. en jij zei meteen vijf of tien rooien voor je heb ik meteen dat is geen probleem.. vijf of tien rooien nou we zijn vijf dagen verder en je hebt nog steeds geen tien rooien.. je hebt
nog vijf dagen pas vijf rooien...dus het gaat niet goed komen met jou..”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
Feit 2:
afpersing
en
Feit 3:
poging tot afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van de auto, merk Chrysler 300C, waarin aangever zou zijn vervoerd en van zijn vrijheid zou zijn beroofd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij bewezenverklaring en strafoplegging een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 12 maanden op te leggen. De raadsman heeft – gelet op zijn standpunt ten aanzien van het bewijs – verzocht de vordering tot verbeurdverklaring af te wijzen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en aan een poging daartoe. Verdachte heeft onder bedreiging met geweld en door het gebruik van geweld het slachtoffer gedwongen geld af te geven. Verdachte heeft gedreigd de vrouw en kinderen van het slachtoffer iets aan te doen als hij niet zou doen wat verdachte van hem verlangde. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en het mentale welzijn van het slachtoffer. Daarbij doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake dat aangever ook van mening was dat hij verdachte geld verschuldigd was in verband met de mislukte drugsdeal. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten gedurende langere tijd psychisch nadelige effecten hiervan kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit hetgeen door aangever in zijn schriftelijke slachtofferverklaring naar voren is gebracht. Daarbij komt dat aangever letsel heeft opgelopen door het handelen van verdachte, waarvan hij pijn en hinder heeft ondervonden. Daarnaast draagt de handelwijze van verdachte in sterke mate bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 15 november 2017, blijkt dat verdachte recent is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging. Voorts liep verdachte nog in een, eveneens recent opgelegde, proeftijd ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een aanzienlijk lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu verdachte van twee, eveneens zeer ernstige, feiten zal worden vrijgesproken en ook medeplegen van de bewezen verklaarde feiten niet bewezen is verklaard. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank voorts rekening met het gegeven dat de feiten zijn voortgevloeid uit één wilsbesluit, zodat sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
Tot slot zal de rechtbank de vordering tot verbeurdverklaring afwijzen, nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 12.073,30 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • Medische kosten Vegro € 28,00
  • Medische kosten Benu Apotheek € 45,30
  • Geldbedrag gegeven aan medeverdachte € 5.000,00
  • Immateriële schade € 7.000,00
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade waarvan vergoeding wordt gevorderd voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten zullen dan ook worden toegewezen.
De rechtbank stelt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voorop dat uit de bij de vordering gevoegde stukken, anders dan de raadsvrouw van aangever meent, niet blijkt dat bij aangever een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat aangever is ontvoerd en langere tijd van zijn vrijheid beroofd is. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen. Hij kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.073,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 56 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.073,30 (zegge: vijfduizend drieënzeventig euro en dertig cent), bestaande uit vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangever]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.073,30 (zegge: vijfduizend drieënzeventig euro en dertig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. R.P. Boon, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
22 december 2017.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [aangever] door de rechter-commissaris d.d. 29 november 2017 (los).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 juli 2017 (dossierpagina’s 159 tot en met 161) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2017 (dossierpagina’s 271 en 272).
4.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [aangever] door de rechter-commissaris d.d. 29 november 2017 (los).
6.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 juli 2017 (dossierpagina 148).
8.Proces-verbaal bevindingen d.d. 5 september 2017 (dossierpagina’s 192 en 193).
9.Proces-verbaal bevindingen d.d. 22 juli 2017 (dossierpagina’s 278 tot en met 285).
10.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 19 juli 2017 (dossierpagina 76).
12.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal bevindingen d.d. 5 september 2017 (dossierpagina’s 196 en 197).
14.Proces-verbaal van observatie d.d. 13 juli 2017 (dossierpagina’s 92 tot en met 95).
15.Proces-verbaal bevindingen d.d. 13 juli 2017 (dossierpagina 114).