ECLI:NL:RBNHO:2017:10823

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
5778139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging van huurovereenkomst wegens dwaling

In deze zaak heeft eiseres, een huurder, een vordering ingesteld tegen Direct Capital Management B.V. (DCM) wegens dwaling bij de totstandkoming van een huurovereenkomst. Eiseres had op 10 mei 2016 een tijdelijke bewaarovereenkomst gesloten voor een woning, maar was ervan overtuigd dat zij een kamer met een eigen badkamer zou huren. Na de ondertekening van de overeenkomst ontdekte zij dat de badkamer gedeeld moest worden met een huisgenoot, wat niet overeenkwam met haar verwachtingen. Eiseres heeft DCM op 13 juni 2016 schriftelijk geïnformeerd dat zij de overeenkomst wilde vernietigen op grond van dwaling, en heeft de sleutels ingeleverd. DCM heeft de vordering van eiseres betwist en een vordering in reconventie ingesteld, maar de kantonrechter oordeelde dat er sprake was van dwaling en dat de overeenkomst rechtsgeldig was vernietigd. De kantonrechter heeft DCM veroordeeld tot terugbetaling van het door eiseres betaalde bedrag van € 1.776,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor DCM vastgesteld. De vordering in reconventie van DCM werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5778139 \ CV EXPL 17-2190
Uitspraakdatum: 26 juli 2017 (bij vervroeging)
Vonnis in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D. van der Bie
tegen
Direct Capital Management B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: DCM
gemachtigde: B. Sniekers

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 22 februari 2017 een vordering tegen DCM ingesteld. DCM heeft schriftelijk geantwoord en heeft daarbij een vordering in reconventie ingesteld. [eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd.
1.2.
Op 12 juli 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 10 mei 2016 met DCM een “tijdelijke bewaarovereenkomst gedeeltelijk gestoffeerde/gemeubileerde woning” gesloten, op grond waarvan zij met ingang van 12 mei 2016 een woning van DCM aan de [a-straat] te [plaats] zou gaan bewonen voor € 600,00 per maand.
2.2.
[eiseres] heeft aan DCM € 1.776,00 betaald, zijnde de huur van mei 2016, de waarborgsom en de administratiekosten.
2.3.
[eiseres] heeft op 10 mei 2016 aan DCM de volgende e-mail gestuurd:
“Ik belde je vandaag over het feit dat de badkamer op slot was. Echter kwam later mijn huisgenoot met de sleutel van de badkamer... hij vertelde mij tot mijn grote verbazing dat hij ook dagelijks de badkamer gebruikt en dat wij deze dus voortaan delen.... Dit is echt niet oké voor mij, ik heb echt meerdere keren aangeven dat ik een badkamer voor mij alleen wilde en jullie hebben mij dit echt meerdere malen bevestigd!Hoe denken jullie hierover en hoe kunnen jullie dit oplossen?De kamer met gedeelde badkamer, dit is niet wat ik wil en ik heb hier ook niet voor getekend.
Hier ga ik dan ook niet mee akkoord.”
2.4.
Op 19 mei 2016 heeft DCM aan [eiseres] de volgende e-mail gestuurd:
“(…) Ik hoopte er wel op dat we er nog uit zouden komen met betrekking tot de kamer. Maar helaas gaat dat dus echt niet lukken omdat ik je op dit moment geen kamer met privé badkamer kan aanbieden dus.
Omdat we dus nu moeten gaan richten op het ontbinden van het contract en op jou terugbetaling, heb ik enige tijd nodig om te overleggen met mijn leidinggevende hoe we dit gaan oplossen.(…)”
2.5.
Op 13 juni 2016 is namens [eiseres] een brief aan DCM verzonden. In deze brief wordt primair de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling en subsidiair wordt de overeenkomst ontbonden vanwege ernstig toerekenbaar tekort schieten door DCM.
2.6.
[eiseres] heeft op 14 juni 2016 de sleutels ingeleverd bij DCM.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert primair dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen bij brief van 13 juni 2016 buitengerechtelijk is vernietigd;
- DCM veroordeelt tot betaling van € 1.776,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juni 2016 tot aan de dag van gehele betaling;
- DCM veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, inclusief nakosten.
vordert subsidiair dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen per 13 juni 2016 is ontbonden;
- DCM veroordeelt tot betaling van € 1.776,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juni 2016 tot aan de dag van gehele betaling;
- DCM veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, inclusief nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. [eiseres] had duidelijk aangegeven dat zij een kamer met eigen badkamer wilde. Tijdens de bezichtiging heeft [eiseres] gezien dat de badkamer twee deuren had, maar haar is toen verteld dat zij desondanks de enige was die gebruik zou maken van de badkamer. Nadat de overeenkomst was getekend en [eiseres] de sleutels in ontvangst had genomen is [eiseres] naar de kamer teruggegaan en bleek dat haar buurman eveneens gebruik maakte van de badkamer. Zij heeft hier direct mondeling en per e-mail over geklaagd bij DCM. Zij had de overeenkomst niet gesloten indien zij had geweten dat zij de badkamer moest delen. Primair stelt [eiseres] dat de huurovereenkomst op grond van dwaling rechtsgeldig buiten gerechtelijk is vernietigd en dat DCM gehouden is tot terugbetaling van het door [eiseres] betaalde bedrag. Subsidiair stelt [eiseres] dat zij de huurovereenkomst bij brief van 13 juni 2016 heeft ontbonden en dat DCM de door haar geleden schade dient te vergoeden.

4.Het verweer en de vordering in reconventie

4.1.
DCM betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiseres] ten onrechte de overeenkomst heeft willen vernietigen dan wel ontbinden. Aan [eiseres] is een verkeerde kamer getoond. DCM heeft direct een oplossing geboden, namelijk dat [eiseres] na vijf dagen een kamer met eigen badkamer zou krijgen. Het is niet redelijk dat zij daar niet mee akkoord is gegaan..
4.2.
DCM vordert dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 1.677,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.460,00 vanaf 23 juni 2016 tot op de dag van gehele voldoening en de proceskosten, dit alles minus de reeds door [eiseres] gedane betaling. DCM legt aan de vordering ten grondslag dat [eiseres] huur was verschuldigd tot 31 juli 2016.
4.3.
[eiseres] betwist de vordering in reconventie.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[eiseres] doet een beroep op artikel 6:228 lid 1 onder a Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt onder meer dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij de wederpartij mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten en indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had hoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
5.2.
Niet in geschil is dat aan DCM bekend was dat [eiseres] een kamer met eigen badkamer wilde huren en dat partijen op grond daarvan een overeenkomst hebben gesloten voor een bepaalde kamer. Deze kamer is door [eiseres] bezichtigd en door DCM wordt niet betwist dat haar medewerker (ten onrechte) heeft verklaard dat die kamer een eigen badkamer had. Ten slotte is niet betwist dat later bleek dat de aan [eiseres] in gebruik gegeven kamer geen eigen badkamer bezat.
5.3.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat er sprake was van dwaling, aangezien [eiseres] dacht dat zij een overeenkomst tekende voor een kamer met een eigen badkamer, terwijl deze dwaling aan DCM te wijten is, nu de medewerker van DCM ten onrechte heeft verklaard dat de kamer een eigen badkamer had en bekend was bij DCM dat [eiseres] enkel een kamer met eigen badkamer wilde. Dat DCM vervolgens getracht heeft een oplossing te zoeken, of dat [eiseres] pas op 14 juni 2016 de sleutels heeft ingeleverd, maakt dit niet anders. De conclusie is dat de overeenkomst op grond van dwaling vernietigbaar was, daarom zal de kantonrechter de primaire vordering van [eiseres] toewijzen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van DCM, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Nu, zoals hierboven reeds is overwogen, de tussen partijen gesloten overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, zal de kantonrechter de vordering in reconventie afwijzen.
6.2.
De proceskosten komen voor rekening van DCM, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten in reconventie worden aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag begroot op één punt, in verband met de conclusie van antwoord in reconventie, ter waarde van € 150,00.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
7.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen bij brief van 13 juni 2016 buitengerechtelijk is vernietigd;
7.2.
veroordeelt DCM tot betaling aan [eiseres] van € 1.776,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juni 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.3.
veroordeelt DCM tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 97,31
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 300,00;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst de vordering voor het overige af.
in reconventie
7.6.
wijst de vordering af;
7.7.
veroordeelt DCM tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van DCM;
7.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter