ECLI:NL:RBNHO:2017:10620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3323
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van Wajong-uitkering afgewezen

In deze zaak heeft eiser, die een Wajong-uitkering ontvangt, verzocht om schadevergoeding van € 10.161,- bruto wegens belasting schade die hij zou hebben geleden als gevolg van een nabetaling van zijn uitkering. De nabetaling vond plaats op 18 juni 2014, toen verweerder een bedrag van € 27.228,37 netto aan eiser heeft uitbetaald. Eiser heeft zijn verzoek om schadevergoeding ingediend op 21 juli 2017, nadat zijn verzoek om vergoeding door verweerder op 13 juni 2017 was afgewezen. De rechtbank heeft op 30 november 2017 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, Th.W. van Nooij, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. van der Feer.

De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, die op 1 juli 2013 in werking is getreden, van toepassing is op verzoeken om schadevergoeding die voortkomen uit onrechtmatige besluiten. Echter, omdat het besluit tot nabetaling van de Wajong-uitkering van 18 juni 2014 niet als onrechtmatig is aangemerkt, werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van een onrechtmatig besluit van vóór 1 juli 2013, en de rechtbank heeft hem de mogelijkheid geboden om een zuiver schadebesluit aan te vragen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 november 2017 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Holland, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3323

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 30 november 2017 op het verzoek om schadevergoeding in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: Th.W. van Nooij),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Procesverloop

Eiser heeft verweerder bij brief van 3 januari 2017 verzocht om vergoeding van door hem geleden (belasting)schade ter hoogte van € 10.161,- bruto als gevolg van een nabetaling van zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Op 13 juni 2017 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Op 21 juli 2017 heeft eiser de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de geleden (belasting)schade ter hoogte van € 10.161,- bruto.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Aan eiser is in februari 2010 per 11 juli 2009 een Wajong-uitkering toegekend onder verrekening van inkomsten uit arbeid. Bij besluit van 18 juni 2014 heeft verweerder aan eiser over de periode van 1 februari 2010 tot en met 30 juni 2014 € 27.228,37 netto aan Wajong-uitkering nabetaald. Eiser stelt dat hij hierdoor belastingschade heeft geleden ter hoogte van
€ 10.161,- bruto en wenst deze vergoed te zien door verweerder.
2. Met ingang van 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wet nadeelcompensatie) in werking getreden. Daarbij is titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingevoerd. Deze titel van de Awb bevat een regeling voor een zelfstandige verzoekschriftprocedure bij de bestuursrechter voor schadeverzoeken wegens onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende voorbereidingshandelingen. De verzoekschriftprocedure maakt het mogelijk om aan de bestuursrechter een verzoek om schadevergoeding te doen. Deze procedure is in de plaats gekomen van de in de jurisprudentie ontwikkelde mogelijkheid om op te komen tegen een zelfstandig schadebesluit en de schadeprocedures van artikel 8:73 en artikel 8:73a van de Awb. Op grond van het overgangsrecht is titel 8.4 van de Awb niet van toepassing op zaken waarbij de datum van het (vermeende) schade toebrengende besluit of handelen ligt vóór 1 juli 2013.
3.1.
Voor zover eiser stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het besluit tot nabetaling van de Wajong-uitkering van 18 juni 2014 is titel 8.4 van de Awb van toepassing. In artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
3.2.
Zoals ook door eiser ter zitting is bevestigd is het besluit van 18 juni 2014 tot nabetaling van de Wajong-uitkering niet onrechtmatig. Het verzoek om schadevergoeding moet dan ook worden afgewezen.
4. Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen dat sprake is van een onrechtmatig besluit van vóór 1 juli 2013 heeft eiser niet duidelijk kunnen maken welk besluit dat dan zou zijn en om welke reden dat besluit als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Eiser kan verweerder om een zuiver schadebesluit verzoeken. Eiser zal daarbij gemotiveerd moeten aangeven welk besluit van vóór 1 juli 2013 volgens hem onrechtmatig is geweest en waarom.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.G. van Roest, voorzitter, en mr. A. Buiskool en
mr. A.T.B. de Vries, leden, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.