ECLI:NL:RBNHO:2017:10544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
C/15/260714/HA RK 17-116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M.J. Smit
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. C.E. van Oosten-van Smaalen. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die op 7 juni 2017 ter zitting van de kantonrechter had verzocht om wraking in een aanhangige civiele procedure. De kantonrechter had schriftelijk gereageerd op het verzoek en was niet in de wraking berust. Tijdens de openbare zitting van de wrakingskamer op 29 augustus 2017 zijn zowel de verzoeker als de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak gehoord. De verzoeker was echter niet verschenen.

De rechtbank heeft de gronden voor wraking beoordeeld aan de hand van zowel de subjectieve als objectieve toets. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldoende feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De kantonrechter had in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek niet deugdelijk was onderbouwd en dat de verzoeker niet had aangegeven waarom er sprake zou zijn van vooringenomenheid. Bovendien was het verzoeker niet toegestaan om gronden op een later moment aan te vullen, zoals bepaald in artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, met de beslissing dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een gewaarmerkt afschrift is aan de betrokken partijen toegezonden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/260714 / HA RK 17-116
Beslissing van 12 september 2017
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 7 juni 2017 ter zitting de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer 5772144 / CV EXPL 17-2117, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 29 augustus 2017. Verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De kantonrechter, de griffier en de wederpartij in de hoofdzaak zijn verschenen. Verzoeker is, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
2.2
Uit het door verzoeker medeondertekende proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 7 juni 2017 blijkt dat verzoeker de volgende grondslag voor zijn verzoek tot wraking heeft geformuleerd: “
Door de wijze van onderzoek trek ik de onpartijdigheid van de rechter in twijfel. Ik heb een conclusie van antwoord ingediend. Wat ik in die conclusie heb geschreven komt niet overeen met de wijze waarop het onderzoek ter zitting plaatsvindt.
2.3
De kantonrechter heeft zich in haar schriftelijke reactie (kort gezegd) op het standpunt gesteld dat het verzoek niet deugdelijk is onderbouwd, zodat zij niet weet waartegen zij zich moet verweren. De kantonrechter heeft aangegeven dat verzoeker, gevraagd naar een onderbouwing van de wrakingsgrond, verklaarde dat hij deze wel ter zitting van de wrakingskamer zou geven.
2.4
Artikel 37, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat alle feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen tegelijk moeten worden voorgedragen. Het is dus niet toegestaan deze gronden op een later moment aan te vullen. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld ter zitting van de wrakingskamer uitleg te geven. Van deze mogelijkheid heeft verzoeker echter geen gebruik gemaakt.
2.5
In hetgeen verzoeker ter zitting van de kantonrechter heeft verklaard is op geen enkele wijze aangegeven waarom de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid zou koesteren dan wel de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd zou zijn, zodat de subjectieve noch de objectieve toets een grond voor wraking oplevert. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
3.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
3.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Smit, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. J.M. Janse van Mantgem, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. H. van de Vijver, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2017.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter