In deze zaak heeft Fysiomed B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schending van een relatiebeding. De kantonrechter heeft op 14 december 2017 uitspraak gedaan in de zaak, waarin Fysiomed een boete van € 7.500,00 eiste, evenals schadevergoeding en proceskosten. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 7 juni 2017 werkzaamheden heeft verricht voor FFK, een relatie van Fysiomed, wat in strijd was met het overeengekomen relatiebeding. Fysiomed stelde dat [gedaagde] een boete had verbeurd door deze schending en dat hij ook schade had veroorzaakt door het verlies van de opdracht van FFK, wat leidde tot een gemiste omzet van gemiddeld € 45.000,00 per jaar.
[gedaagde] betwistte de vordering en voerde aan dat het relatiebeding in strijd was met artikel 9a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) en dus nietig. De kantonrechter oordeelde echter dat het relatiebeding geldig was, omdat [gedaagde] primair onder leiding en toezicht van Fysiomed had gewerkt, en niet onder leiding van FFK. De kantonrechter wees de vordering van Fysiomed tot betaling van de boete toe, maar wees de vorderingen tot schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten af. De tegenvordering van [gedaagde] werd eveneens afgewezen, met uitzondering van de vordering tot het opstellen van een eindafrekening en vaststellingsovereenkomst, die werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.