ECLI:NL:RBNHO:2017:10453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
5758592\CV EXPL 17-1917
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete bij bedrijfshuurachterstand en hoofdelijk aansprakelijkheid wegens borgstelling eigenaren BV tot een maximum, hoger dan de achterstand inclusief kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en drie gedaagden, waaronder twee borgstellers. Eiseres vorderde betaling van achterstallige huur en een contractuele boete van gedaagden, die hoofdelijk aansprakelijk waren gesteld. De huurachterstand was ontstaan door het niet tijdig betalen van de huur door gedaagde 1, die een bedrijfsruimte huurde van eiseres. De huurprijs was bij aanvang van de huurovereenkomst vastgesteld op € 1.785,00 per maand, met een contractuele boete van 2% per maand bij niet tijdige betaling. Eiseres had beslag laten leggen op de banktegoeden van gedaagden en vorderde in totaal € 38.154,80 aan achterstallige huur, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagden betwistten de hoogte van de huurachterstand en voerden aan dat de huurachterstand verrekend diende te worden met de borgsom die gedaagde 1 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand niet was betwist en dat de vordering van eiseres toewijsbaar was. De kantonrechter verwierp het verweer van gedaagden dat de contractuele boete in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De vordering werd toegewezen tot een maximum van € 30.000,00 voor de borgstellers, en de proceskosten werden aan gedaagden opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5758592 \ CV EXPL 17-1917
Uitspraakdatum: 13 december 2017 (Bij vervroeging)
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [naam vennootschap]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D.H. Denecke-Bol
tegen

1.de besloten vennootschap [naam vennootschap] , gevestigd te [vestigingsplaats]

2.
[gedaagde 2], zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland
3.
[gedaagde 3], zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederlalnd
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
gemachtigde: mr. M.P. Dol

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 17 februari 2017 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld en een herstelexploot van oproeping uitgebracht op 18 april 2017. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 september 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij akte van 12 september 2017 een wijziging eis ingediend en nog stukken toegezonden. Ter terechtzitting heeft [eiseres] wederom een eiswijziging ingediend. [gedaagden] heeft op 1 november 2017 een akte uitlating genomen, waarop [eiseres] bij akte uitlating van 29 november heeft gereageerd. Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] huurt van [eiseres] de bedrijfsruimte aan [adres] . De huurprijs bedroeg bij aanvang van de huurovereenkomst € 1.785,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimten (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing.
2.3.
In de huurovereenkomst is in artikel 4.5 opgenomen dat de huurprijs jaarlijks, met ingang van 1 januari 2013, wordt aangepast overeenkomstig de artikelen 9.1 t/m 9.4 van de algemene bepalingen.
2.4.
In artikel 18.2 van de algemene bepalingen is bepaald:
“telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”
2.5.
Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft [gedaagde 1] een borgsom van € 5.355,00 betaald aan [eiseres] .
2.6.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich op 21 april 2016 middels een zogenaamde “garantstelling” borg gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde 1] uit hoofde van de huurovereenkomst tot een maximum van € 30.000,-.
2.7.
[gedaagde 1] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.8.
[eiseres] heeft beslag laten leggen op de banktegoeden van [gedaagden]

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na wijzigingen van eis, dat de kantonrechter:
A. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot:
1. betaling van € 38.154,80 aan achterstallige huur; primair vermeerderd met de contractuele rente van € 6.000,00 en subsidiair vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW;
2. betaling van de maandelijkse huur van € 1.932,54 vanaf 1 oktober 2017 tot de datum van het in dezen te wijzen vonnis, primair vermeerderd met de contractuele boete van € 300,00 per maand, subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW;
3. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.021,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van dit vonnis;
4. betaling van de beslagkosten van € 1.843,93;
bepaalt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk slechts gehouden zijn het bovenstaande te voldoen tot het maximumbedrag van € 30.000,00 in hoofdsom, te vermeerderen met de rente alsmede de buitengerechtelijke kosten;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na vonnisdatum.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de uit hoofde van de huurovereenkomst op haar rustende verplichtingen. [gedaagde 1] heeft een huurachterstand van € 38.154,80 laten ontstaan. Op grond van de algemene bepalingen is [gedaagde 1] tevens de contractuele boete verschuldigd. [eiseres] heeft door de tekortkomingen van [gedaagden] buitengerechtelijke incassokosten moeten maken en kosten voor het leggen van beslag. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn op grond van de door hen afgegeven borgstelling gehouden tot betaling van een bedrag van € 30.000,00.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering (gedeeltelijk). [gedaagden] betwist niet dat er een huurachterstand bestaat maar betwist de hoogte daarvan. Zij voert aan dat de huurprijs per maand € 1.785,00 bedraagt, zoals bij aanvang van de huurovereenkomst bepaald. Voorts beroept zij zich op verrekening van de huurachterstand met het bedrag wat zij aan borg heeft betaald.
4.2.
Ten aanzien van de vorderingen uit hoofde van de borgstelling voert zij ter verweer aan dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] slechts gehouden zijn tot betaling voor zover van [gedaagde 1] niet kan worden geïncasseerd.
4.3.
Ten aanzien van de contractuele boete voert [gedaagden] ter verweer aan dat deze in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Subsidiair beroept zij zich op matiging.
4.4.
Tenslotte verzoekt zij een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij beroept zich daarbij op de belangenafweging.

5.De beoordeling

5.1.
Ter terechtzitting is door de kantonrechter beslist dat de wijzigingen van eis zijn toegelaten. [gedaagden] is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte - uitsluitend- uit te laten over de gevorderde contractuele boete. Voor zover [gedaagden] in de akte uitlating ook op andere geschilpunten is ingegaan, wordt dit bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.
5.2.
Door [eiseres] is ter zitting nader toegelicht en met stukken onderbouwd wat de huidige huurprijs is en hoe de hoogte van de huurachterstand is berekend. Dit is door [gedaagden] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist zodat de kantonrechter hiervan uit zal gaan.
5.3.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat de huurachterstand verrekend dient te worden met de borgsom. Hierbij is het volgende van belang. Indien de huurder tot zekerheid van de nakoming van zijn verplichtingen in handen van de verhuurder een waarborgsom heeft gestort, kan de huurder niet verlangen, dat hij die som in compensatie zal kunnen brengen, zolang er nog verplichtingen van hem jegens de verhuurder lopen. Eerst als huurder aan alle andere verplichtingen heeft voldaan, dan zal hij de waarborgsom met zijn laatste geldelijke verplichtingen jegens de verhuurder mogen verrekenen. In het onderhavige geval is dat niet aan de orde, nu de huurovereenkomst nog voortduurt. Het beroep op verrekening wordt afgewezen. Nu de huurachterstand verder niet is betwist ligt deze voor toewijzing gereed.
5.4.
Het verweer van [gedaagden] dat de contractuele boete in strijd is met de redelijkheid en billijkheid wordt verworpen. Hiervan is eerst sprake als toepassing van de contractuele boete onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Koosje heeft hiertoe onvoldoende gesteld.
5.5.
Voor matiging van de contractuele boete is slechts in uitzonderlijke gevallen plaats, wanneer een onverkorte toepassing van het beding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Hetgeen [gedaagden] hieromtrent heeft aangevoerd, te weten de verhouding tussen de hoofdsom en de contractuele boete, kan die conclusie in het onderhavige geval niet dragen.
5.6.
Voor zover [eiseres] heeft gevorderd de contractuele boete toe te wijzen voor de maanden na oktober 2017 wordt dit afgewezen omdat thans niet vast staat dat [gedaagde 1] deze boete zal verbeuren.
5.7.
Nu [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich borg hebben gesteld tot betaling van een bedrag van maximaal € 30.000,00 zal de vordering voor zover tegen hen gericht worden toegewezen tot dat bedrag. De vordering jegens hen zal voor het overige worden afgewezen.
5.8.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring zal worden toegewezen. [gedaagden] heeft weliswaar aangevoerd dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen maar hierbij weegt zwaar mee dat [gedaagde 1] geruime tijd niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De door haar meermalen gedane toezeggingen over op handen zijnde betalingen, is zij steeds niet nagekomen.
5.9.
Tegen de gevorderde beslagkosten en de buitengerechtelijke incassokosten zijn geen afzonderlijke verweren gevoerd. Deze zullen worden toegewezen zoals hieronder vermeld.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagden] ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt. De gevorderde wettelijke rente over deze kosten zullen worden toegewezen zoals hierna te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 30.000,00 aan achterstallige huur aan [eiseres] ;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 8.154,80 aan achterstallige huur, vermeerderd met de contractuele boete van € 6.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 1.932,54 per maand vanaf oktober 2017, vermeerderd met de contractuele boete van € 300,00 over oktober 2017;
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.021,23 en de beslagkosten ter hoogte van € 1.843,93;
6.5.
Veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 101,11
griffierecht € 939,00
salaris gemachtigde € 750,00 ;
en veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter