ECLI:NL:RBNHO:2017:10284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
15/800502-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs naar Engeland met onrechtmatige doorzoeking

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden harddrugs, waaronder 180 kilogram MDMA, 56 kilogram cocaïne en 60 liter amfetaminebase. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de verlengde uitvoer van deze drugs naar Engeland. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de doorzoeking van de loods onrechtmatig was, en oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de grote hoeveelheden drugs en de georganiseerde aard van de handel. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor de planning en uitvoering van het transport, wat leidde tot de zware straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800502-16
Uitspraakdatum: 4 december 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16, 17 en 20 november 2017 in de zaak tegen:
[voornaam][verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
niet op enig adres ingeschreven in de basisregistratie personen,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. G. Visser, en van hetgeen door verdachte en mr. L.J.B.G. van Kleef, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2016 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, danwel te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of vervoeren, (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, door opzettelijk
- van auto te wisselen om zodoende buiten het zicht van politie te blijven en/of
- een niet-bestickerde bestelbus een loods aan de [a-straat] te Purmerend binnen te
rijden en/of
- deze bestelbus vol te laden met grote hoeveelheden van voornoemde verdovende middelen en/of dozen met dry ice en/of
- de bestelbus te voorzien van bestickering van [bedrijfsnaam] en/of
- voornoemde bestelbus uit de loods te rijden en/of
- wederom van auto te wisselen en/of
- blijkens de ingestelde navigatie naar Engeland te rijden.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, in de variant van – kort gezegd – het medeplegen van de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen (harddrugs) en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoeking van de door verdachte gehuurde loods aan de [b-straat] te Purmerend onrechtmatig is geweest. Er is binnengetreden via de bovenverdieping van deze loods, die in gebruik was als woning, terwijl de door de officier van justitie verleende machtiging tot binnentreden ex artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nadrukkelijk geen bevoegdheid tot het betreden van een woning geeft. Bovendien was de machtiging verleend aan een andere opsporingsambtenaar dan degene die als eerste het pand heeft betreden. Dit alles levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. Het gevolg hiervan moet in de visie van de verdediging zijn dat alle in de loods inbeslaggenomen goederen worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte wetenschap heeft gehad met betrekking tot de aangetroffen verdovende middelen. Daarmee heeft verdachte ook geen opzet gehad op het vervoer dan wel de uitvoer van deze verdovende middelen. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar en kan niet meewerken tot het bewijs, aldus de verdediging. De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte van het hem ten laste gelegde vrij te spreken.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Bewijsuitsluitingsverweren
Doorzoeking [b-straat] Purmerend
Met betrekking tot de doorzoeking van de loods aan de [b-straat] te Purmerend overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het proces-verbaal doorzoeking (dossierpagina 19) heeft de officier van justitie de inspecteur van politie [verbalisant 1] (mondeling) gemachtigd een doorzoeking ter inbeslagneming te verrichten in genoemde loods. Verbalisant [verbalisant 1] is samen met drie opsporingsambtenaren ter plaatse gegaan. Uit het verhoor van verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris is naar voren gekomen dat diens collega [verbalisant 2] als eerste, via een raam op de eerste verdieping, de loods heeft betreden. In dit verband is relevant het tweede lid van artikel 8 van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi), waarin is bepaald dat degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, zich door anderen kan doen vergezellen voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist. Vast staat dat degene die gemachtigd was om binnen te treden ter plaatse aanwezig was en de leiding had over de doorzoeking. Dat een hem vergezellende opsporingsambtenaar het pand als eerste daadwerkelijk betreden heeft is naar het oordeel van de rechtbank in het licht van artikel 8 lid 2 Awbi niet van belang. Nog los van de vraag of sprake was van een woning, is in dit opzicht geen sprake van een vormverzuim.
Zo al zou moeten worden aangenomen dat de bovenverdieping van de loods in gebruik was als woning, moet voorop worden gesteld dat de voorschriften die verband houden met het doorzoeken van woningen beogen het huisrecht, c.q. het (privacy)belang van de bewoner te beschermen. Schending van deze voorschriften tast dus niet de belangen aan van anderen dan de bewoner (de Schutznorm). Nu verdachte in ieder geval niet zelf de bewoner was van de bovenverdieping van de loods, die overigens niet is doorzocht maar alleen is betreden om bij de onderliggende loodsruimte te komen, is hij niet in enig rechtens te beschermen belang geschaad. De omstandigheid dat de bovenverdieping en de loods direct met elkaar in verbinding stonden, zoals door de raadsman is aangevoerd, maakt dit niet anders. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de resultaten van de doorzoeking wordt daarom verworpen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te worden gebezigd. Daarbij weegt mee dat [medeverdachte 1] in zijn verklaringen zichzelf in belangrijke mate belast. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] zijn eigen aandeel in het ten laste gelegde feit op bepaalde punten minimaliseert, maakt niet dat zijn verklaringen volledig onbetrouwbaar zijn. Wel is er aanleiding de verklaringen met de nodige behoedzaamheid te hanteren. Naar het oordeel van de rechtbank vinden die onderdelen van de verklaringen van [medeverdachte 1] die rechtbank als redengevend heeft opgenomen in de bijlage, steun in andere bewijsmiddelen en zijn daarbij bruikbaar voor het bewijs.
4.2.
Bewijsoverwegingen
Wetenschap, opzet en medeplegen
Uit de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 24 november 2016 hebben verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in Amsterdam een Mercedes Vito bestelbus met kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes) gecontroleerd.
In de laadruimte van de Mercedes, die op dat moment werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] , stonden dozen met daarin droogijs en twee blauwe, lege rolcontainers.
De bevindingen bij deze controle waren voor de verbalisanten aanleiding de Mercedes te volgen. De Mercedes reed naar Purmerend, waar op een industrieterrein de bestuurder van de Mercedes en de bestuurder van een zwarte Citroën C2 (medeverdachte [medeverdachte 1] ) met elkaar van voertuig wisselden. Beide voertuigen reden naar een Total tankstation. De Citroën C2 met daarin [medeverdachte 2] bleef daar achter; de Mercedes, bestuurd door [medeverdachte 1] , reed weg en stopte ter hoogte van een loods aan de [a-straat] in Purmerend. Nadat [medeverdachte 1] enige tijd om zich heen had staan kijken, reed hij de Mercedes achteruit de loods in, waarna de loodsdeur werd gesloten. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] hebben de loods onder observatie genomen. Na ongeveer een half uur verliet een man, die later verdachte (hierna: [verdachte] ), de huurder van de loods, bleek te zijn, de loods en reed weg met een auto, om even later in een andere auto terug te keren bij de loods, nu in gezelschap van medeverdachte [medeverdachte 3] . De beide mannen zijn de loods binnen gegaan. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij daarop door de ruitjes in de loodsdeur bedrijvigheid van drie personen hebben waargenomen, waarbij ook met een vorkheftruck gereden werd. Niet gebleken en ook niet gesteld is dat er naast [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog andere personen in de loods aanwezig waren. Na ongeveer anderhalf à twee uur ging de roldeur van deze loods weer open en kwam de Mercedes naar buiten rijden. Deze bus, die eerder ‘blanco’ was, was nu voorzien van magnetische platen met de tekst ‘ [bedrijfsnaam] ’. Verbalisanten hebben deze bus tegengehouden. De bestuurder was op dat moment [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] was bijrijder. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en de in de loods achtergebleven [verdachte] zijn aangehouden.
In de laadruimte van de Mercedes zijn drie blauwe koelcontainers aangetroffen, die elk rondom omwikkeld waren met folie. Op de folie zaten stickers met het opschrift ‘Droogijs (CO2). Kooldioxide’. Bij nader onderzoek bleek dat in de containers, onder een laag droogijs, pakketten verstopt zaten, deels verpakt in vacuümzakken, die uiteindelijk ruim 179 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, 56 kilo van een materiaal bevattende cocaïne en 60 liter metamfetaminebase bleken te bevatten.
In een Volkswagen Crafter bestelbus die in de loods stond en die door [verdachte] op verzoek van de politie is geopend, zijn doorzichtige plastic zakken aangetroffen en drie sealapparaten waarmee goederen vacuüm kunnen worden verpakt.
In de cabine van de Mercedes werd onder meer aangetroffen een boekingsbevestiging van de Stena Line, gedateerd 23 november 2016 (12:32 uur), voor een overtocht van Hoek van Holland naar Killingholme in Engeland met de veerboot die zou vertrekken op 24 november 2016 om 20.45 uur. Ook werd in de Mercedes een boeking gevonden voor de terugreis op 25 november 2016. Deze papieren waren gericht aan [bedrijfsnaam] ter attentie van [medeverdachte 1] en vermeldden het kenteken [kenteken] . Daarnaast lag er in de cabine een vrachtbrief voor medische goederen, met daarop vermeld de datum 24 november 2016, het kenteken [kenteken] , [bedrijfsnaam] en de naam [medeverdachte 2] .
Verder was in de Mercedes een navigatieapparaat (TomTom) aanwezig. Op het scherm van dit apparaat was een geplande route te zien die van Nederland naar Engeland liep.
[medeverdachte 2] had bij zijn aanhouding 150 Engelse ponden bij zich.
[verdachte] huurde de loods aan de [a-straat] sinds 1 november 2016 voor € 2.000,- per maand. Op uitdrukkelijke vragen van de politie heeft [verdachte] verklaard dat hij geen ander onroerend goed bezat of huurde. Naar later bleek huurde [verdachte] ook een loods aan de [b-straat] in Purmerend. In deze loods stonden ongeveer zeven piepschuim boxen voorzien van stickers met de opdruk ‘dryice droogijs’. Stickers met een dergelijke opdruk waren aangebracht op de verpakkingen waarin de aangetroffen verdovende middelen waren verstopt.
Uit het proces-verbaal bevindingen GPS-gegevens van de Mercedes blijkt onder meer dat deze op 28 oktober 2016 meer dan een uur stilstond aan de [b-straat] te Purmerend, dat deze op 3, 9, en 15 november 2016 meer dan een uur stilstond aan de [a-straat] te Purmerend en dat deze op 16 november 2016 in Engeland was en de volgende dag weer in Nederland.
Naar eigen zeggen heeft [verdachte] met zijn vorkheftruck de blauwe, in folie gewikkelde koelcontainers in de Mercedes geladen. Uit het feit dat bij de eerste controle is geconstateerd dat in de laadruimte van de Mercedes alleen dozen met droogijs en twee lege containers stonden en het feit dat de loods nadat de Mercedes daar naar binnen was gereden voortdurend onder observatie is geweest, kan worden afgeleid dat de later aangetroffen verdovende middelen al in de loods van [verdachte] aanwezig waren. Het aantreffen van de sealapparaten en vacuümzakken in de loods maakt het aannemelijk dat de drugs daar zijn geseald, ingepakt en in de containers zijn verstopt.
Naar algemene ervaringsregels is alleen al het bijeenbrengen van een zo grote en gevarieerde hoeveelheid harddrugs niet mogelijk zonder dat daar een georganiseerd verband bij betrokken is. Het is daarbij naar het oordeel van de rechtbank ondenkbaar dat een organisatie een dergelijke partij drugs, die een enorme geldelijke waarde vertegenwoordigt, zou opslaan en overslaan in de bedrijfsruimte van een persoon die geheel onwetend is ten aanzien van die drugs. Dat zou immers onaanvaardbaar grote risico’s meebrengen, in economische zin, maar ook wat betreft strafvervolging. Het kan met andere woorden naar het oordeel van de rechtbank in de geschetste context niet anders dan dat verdachte geweten heeft dat de containers die hij in de Mercedes laadde, grote hoeveelheden verdovende middelen bevatten en dat hij hierop, en op de uitvoer ervan, ook het opzet heeft gehad.
Op grond van de in de Mercedes aangetroffen papieren met betrekking tot een overtocht naar Engeland op 24 november 2016 te 20.45 uur, de in de TomTom ingestelde route naar Engeland alsmede de bij [medeverdachte 2] aangetroffen Engelse valuta, acht de rechtbank voorts wettig en overtuigend bewezen dat de partij harddrugs bestemd was om nog die avond naar Engeland te worden vervoerd.
Dit plan wordt bovendien bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat hij de boeking voor de overtocht en de terugreis heeft verzorgd en dat [medeverdachte 2] het transport naar Engeland zou verzorgen.
Over de activiteiten in de loods verklaart [medeverdachte 1] dat hij de (lege) koelcontainers en het droogijs heeft uitgeladen en dat de koelcontainers met behulp van een vorkheftruck in de bus zijn gezet door de jongen die al in de loods aanwezig toen hij, [medeverdachte 1] , daar aankwam.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de verlengde uitvoer (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) van handelshoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine. Naar het oordeel van de rechtbank is hierbij sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan [verdachte] door de hiervoor omschreven handelingen een bijdrage van voldoende gewicht geleverd heeft om als medepleger te worden aangemerkt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 november 2016 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, door opzettelijk
- van auto te wisselen en
- een niet-bestickerde bestelbus een loods aan de [a-straat] te Purmerend binnen te rijden en
- deze bestelbus vol te laden met voornoemde verdovende middelen en
- de bestelbus te voorzien van bestickering van [bedrijfsnaam] en
- voornoemde bestelbus uit de loods te rijden en
- blijkens de ingestelde navigatie naar Engeland te rijden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer naar Engeland van een zeer grote hoeveelheid harddrugs, te weten bijna 180 kilogram MDMA, 56 kilogram cocaïne en 60 liter amfetaminebase. Het is duidelijk dat hieraan een aanzienlijke planning en organisatie ten grondslag heeft gelegen, waarbij verdachte en zijn medeverdachten ieder een eigen rol hebben gespeeld, zonder welke het drugstransport niet mogelijk zou zijn geweest. Slechts door oplettendheid en tijdig ingrijpen van de politie is voorkomen dat deze partij daadwerkelijk het Verenigd Koninkrijk heeft bereikt.
MDMA, cocaïne en amfetamine zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Zo kunnen, blijkens het dossier (p. 205 p-v bevindingen LFO), vanuit een nettogewicht van 180 kilogram MDMA-brokken gemiddeld 2.16 miljoen XTC-tabletten worden gemaakt. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Verdachte heeft enkel uit winstbejag gehandeld, kennelijk zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen. Door zijn handelwijze heeft verdachte niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van handel in verdovende middelen maar heeft hij daarvan ook zelf deel uitgemaakt.
Op een feit als het onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 16 februari 2017 van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen de LOVS-oriëntatiepunten van de rechtbank, waarin als uitgangspunt is vermeld: bij uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram, standaard meer dan 60 maanden gevangenisstraf en bij een organisatie meer dan 72 maanden gevangenisstraf, waarbij onder meer als strafverhogende factor een rol kan spelen het gebruik maken van een dekmantel en de omvang van de partij. In dit geval gaat het om een uitzonderlijk grote partij harddrugs, waarbij een variatie aan harddrugs is aangetroffen met een straatwaarde die vele miljoenen euro’s beloopt. Daarnaast is meermalen, zowel schriftelijk als mondeling, getracht de indruk te wekken dat het transport medicijnen betrof, oftewel er is gebruik gemaakt van een dekmantel.
Gelet op de op te leggen straf zal de rechtbank bevelen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.

9.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
  • sealapparaat 41VLT5.01.001
  • sealapparaat 41VLT5.01.002
  • sealapparaat 41VLT5.01.003
  • BlackBerry wit 685355
  • BlackBerry zwart 685358
  • Telefoon Nokia 98SHFK.01.001
  • Telefoon Alcatel 99ZHGV.01.001.02
  • 1051 euro 685291
  • Telefoon BlackBerry Porsche design 685297
  • Telefoon BlackBerry groot scherm 685301
  • Telefoon Alcatel one touch 685302
  • Telefoon BlackBerry Classic 685304
dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat
- het geldbedrag door middel van het strafbare feit is verkregen;
- het bewezen verklaarde feit met behulp van de sealapparaten is begaan of voorbereid;
-de telefoons tot het begaan van het bewezen verklaarde zijn bestemd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zijn van toepassing.

11.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart verbeurd:
  • sealapparaat 41VLT5.01.001
  • sealapparaat 41VLT5.01.002
  • sealapparaat 41VLT5.01.003
  • BlackBerry wit 685355
  • BlackBerry zwart 685358
  • Telefoon Nokia 98SHFK.01.001
  • Telefoon Alcatel 99ZHGV.01.001.02
  • 1051 euro 685291
  • Telefoon BlackBerry Porsche design 685297
  • Telefoon BlackBerry groot scherm 685301
  • Telefoon Alcatel one touch 685302
  • Telefoon BlackBerry Classic 685304
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Warmerdam, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2017.
BIJLAGE
DE BEWIJSMIDDELEN
[----]