4.2.Bewijsoverwegingen
Wetenschap, opzet en medeplegen
Uit de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 24 november 2016 hebben verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in Amsterdam een Mercedes Vito bestelbus met kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes) gecontroleerd.
In de laadruimte van de Mercedes, die op dat moment werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] , stonden dozen met daarin droogijs en twee blauwe, lege rolcontainers.
De bevindingen bij deze controle waren voor de verbalisanten aanleiding de Mercedes te volgen. De Mercedes reed naar Purmerend, waar op een industrieterrein de bestuurder van de Mercedes en de bestuurder van een zwarte Citroën C2 (medeverdachte [medeverdachte 1] ) met elkaar van voertuig wisselden. Beide voertuigen reden naar een Total tankstation. De Citroën C2 met daarin [medeverdachte 2] bleef daar achter; de Mercedes, bestuurd door [medeverdachte 1] , reed weg en stopte ter hoogte van een loods aan de [a-straat] in Purmerend. Nadat [medeverdachte 1] enige tijd om zich heen had staan kijken, reed hij de Mercedes achteruit de loods in, waarna de loodsdeur werd gesloten. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] hebben de loods onder observatie genomen. Na ongeveer een half uur verliet een man, die later verdachte (hierna: [verdachte] ), de huurder van de loods, bleek te zijn, de loods en reed weg met een auto, om even later in een andere auto terug te keren bij de loods, nu in gezelschap van medeverdachte [medeverdachte 3] . De beide mannen zijn de loods binnen gegaan. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij daarop door de ruitjes in de loodsdeur bedrijvigheid van drie personen hebben waargenomen, waarbij ook met een vorkheftruck gereden werd. Niet gebleken en ook niet gesteld is dat er naast [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog andere personen in de loods aanwezig waren. Na ongeveer anderhalf à twee uur ging de roldeur van deze loods weer open en kwam de Mercedes naar buiten rijden. Deze bus, die eerder ‘blanco’ was, was nu voorzien van magnetische platen met de tekst ‘ [bedrijfsnaam] ’. Verbalisanten hebben deze bus tegengehouden. De bestuurder was op dat moment [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] was bijrijder. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en de in de loods achtergebleven [verdachte] zijn aangehouden.
In de laadruimte van de Mercedes zijn drie blauwe koelcontainers aangetroffen, die elk rondom omwikkeld waren met folie. Op de folie zaten stickers met het opschrift ‘Droogijs (CO2). Kooldioxide’. Bij nader onderzoek bleek dat in de containers, onder een laag droogijs, pakketten verstopt zaten, deels verpakt in vacuümzakken, die uiteindelijk ruim 179 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, 56 kilo van een materiaal bevattende cocaïne en 60 liter metamfetaminebase bleken te bevatten.
In een Volkswagen Crafter bestelbus die in de loods stond en die door [verdachte] op verzoek van de politie is geopend, zijn doorzichtige plastic zakken aangetroffen en drie sealapparaten waarmee goederen vacuüm kunnen worden verpakt.
In de cabine van de Mercedes werd onder meer aangetroffen een boekingsbevestiging van de Stena Line, gedateerd 23 november 2016 (12:32 uur), voor een overtocht van Hoek van Holland naar Killingholme in Engeland met de veerboot die zou vertrekken op 24 november 2016 om 20.45 uur. Ook werd in de Mercedes een boeking gevonden voor de terugreis op 25 november 2016. Deze papieren waren gericht aan [bedrijfsnaam] ter attentie van [medeverdachte 1] en vermeldden het kenteken [kenteken] . Daarnaast lag er in de cabine een vrachtbrief voor medische goederen, met daarop vermeld de datum 24 november 2016, het kenteken [kenteken] , [bedrijfsnaam] en de naam [medeverdachte 2] .
Verder was in de Mercedes een navigatieapparaat (TomTom) aanwezig. Op het scherm van dit apparaat was een geplande route te zien die van Nederland naar Engeland liep.
[medeverdachte 2] had bij zijn aanhouding 150 Engelse ponden bij zich.
[verdachte] huurde de loods aan de [a-straat] sinds 1 november 2016 voor € 2.000,- per maand. Op uitdrukkelijke vragen van de politie heeft [verdachte] verklaard dat hij geen ander onroerend goed bezat of huurde. Naar later bleek huurde [verdachte] ook een loods aan de [b-straat] in Purmerend. In deze loods stonden ongeveer zeven piepschuim boxen voorzien van stickers met de opdruk ‘dryice droogijs’. Stickers met een dergelijke opdruk waren aangebracht op de verpakkingen waarin de aangetroffen verdovende middelen waren verstopt.
Uit het proces-verbaal bevindingen GPS-gegevens van de Mercedes blijkt onder meer dat deze op 28 oktober 2016 meer dan een uur stilstond aan de [b-straat] te Purmerend, dat deze op 3, 9, en 15 november 2016 meer dan een uur stilstond aan de [a-straat] te Purmerend en dat deze op 16 november 2016 in Engeland was en de volgende dag weer in Nederland.
Naar eigen zeggen heeft [verdachte] met zijn vorkheftruck de blauwe, in folie gewikkelde koelcontainers in de Mercedes geladen. Uit het feit dat bij de eerste controle is geconstateerd dat in de laadruimte van de Mercedes alleen dozen met droogijs en twee lege containers stonden en het feit dat de loods nadat de Mercedes daar naar binnen was gereden voortdurend onder observatie is geweest, kan worden afgeleid dat de later aangetroffen verdovende middelen al in de loods van [verdachte] aanwezig waren. Het aantreffen van de sealapparaten en vacuümzakken in de loods maakt het aannemelijk dat de drugs daar zijn geseald, ingepakt en in de containers zijn verstopt.
Naar algemene ervaringsregels is alleen al het bijeenbrengen van een zo grote en gevarieerde hoeveelheid harddrugs niet mogelijk zonder dat daar een georganiseerd verband bij betrokken is. Het is daarbij naar het oordeel van de rechtbank ondenkbaar dat een organisatie een dergelijke partij drugs, die een enorme geldelijke waarde vertegenwoordigt, zou opslaan en overslaan in de bedrijfsruimte van een persoon die geheel onwetend is ten aanzien van die drugs. Dat zou immers onaanvaardbaar grote risico’s meebrengen, in economische zin, maar ook wat betreft strafvervolging. Het kan met andere woorden naar het oordeel van de rechtbank in de geschetste context niet anders dan dat verdachte geweten heeft dat de containers die hij in de Mercedes laadde, grote hoeveelheden verdovende middelen bevatten en dat hij hierop, en op de uitvoer ervan, ook het opzet heeft gehad.
Op grond van de in de Mercedes aangetroffen papieren met betrekking tot een overtocht naar Engeland op 24 november 2016 te 20.45 uur, de in de TomTom ingestelde route naar Engeland alsmede de bij [medeverdachte 2] aangetroffen Engelse valuta, acht de rechtbank voorts wettig en overtuigend bewezen dat de partij harddrugs bestemd was om nog die avond naar Engeland te worden vervoerd.
Dit plan wordt bovendien bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat hij de boeking voor de overtocht en de terugreis heeft verzorgd en dat [medeverdachte 2] het transport naar Engeland zou verzorgen.
Over de activiteiten in de loods verklaart [medeverdachte 1] dat hij de (lege) koelcontainers en het droogijs heeft uitgeladen en dat de koelcontainers met behulp van een vorkheftruck in de bus zijn gezet door de jongen die al in de loods aanwezig toen hij, [medeverdachte 1] , daar aankwam.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de verlengde uitvoer (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) van handelshoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine. Naar het oordeel van de rechtbank is hierbij sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan [verdachte] door de hiervoor omschreven handelingen een bijdrage van voldoende gewicht geleverd heeft om als medepleger te worden aangemerkt.