ECLI:NL:RBNHO:2017:10280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
15/800501-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs naar Engeland met betrokkenheid van meerdere verdachten

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de verlengde uitvoer van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs naar Engeland. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 180 kilogram MDMA, 56 kilogram cocaïne en 60 liter amfetaminebase. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft het 'Vidgen'-verweer van de verdediging verworpen, waarbij werd betoogd dat de verklaringen van een medeverdachte niet gebruikt mochten worden voor het bewijs. De rechtbank oordeelde dat er voldoende steunbewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, ondanks het feit dat hij niet in de loods was tijdens het laden van de drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie van het drugstransport zwaar hebben meegewogen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een essentiële schakel was in het transport van de harddrugs en dat zijn handelen schadelijk was voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800501-16
Uitspraakdatum: 4 december 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16, 17 en 20 november 2017 in de zaak tegen:
[voornamen][verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. G. Visser, en van hetgeen door verdachte en mr. M.-J. Bouwman, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 24 november 2016 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, danwel te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of vervoeren, (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, door opzettelijk
- van auto te wisselen om zodoende buiten het zicht van politie te blijven en/of
- een niet-bestickerde bestelbus een loods aan de [a-straat] te Purmerend binnen te
rijden en/of
- deze bestelbus vol te laden met grote hoeveelheden van voornoemde verdovende middelen en/of dozen met dry ice en/of
- de bestelbus te voorzien van bestickering van [bedrijfsnaam] en/of
- voornoemde bestelbus uit de loods te rijden en/of
- wederom van auto te wisselen en/of
- blijkens de ingestelde navigatie naar Engeland te rijden;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2016 te Purmerend en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een bestelbus voorhanden heeft gehad en/of
- voornoemde bestelbus naar Purmerend heeft gereden en/of
- daarin dry ice en/of lege rolcontainers heeft vervoerd en/of
- van auto gewisseld om zodoende buiten het zicht van politie te blijven en/of
- vrachtbrieven voorhanden gehad met een andere (legale) lading dan de werkelijke lading en/of
- boekingsbevestiging voorhanden gehad ten behoeve van de overtocht naar Engeland en/of
- het navigatiesysteem ingesteld met als geplande bestemming Engeland en/of
- Engelse ponden voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, in de variant van – kort gezegd – het medeplegen van de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen (harddrugs) en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de belastende verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd zo tegenstrijdig en niet in overeenstemming met de overige inhoud van het dossier zijn, dat deze verklaringen niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Indien de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] wel als betrouwbaar zou aanmerken, moeten zij worden uitgesloten van het bewijs op grond van de zogeheten ‘Vidgen-jurisprudentie’. [medeverdachte 1] heeft zich zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting als getuige op zijn verschoningsrecht beroepen. De verklaringen van [medeverdachte 1] vormen naar de mening van de verdediging uitsluitend en in beslissende mate het bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het nadeel dat de verdediging ondervindt door het niet kunnen ondervragen van de getuige is op geen enkele wijze gecompenseerd.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat er geen bewijs is dat verdachte wetenschap heeft gehad ten aanzien van de aangetroffen drugs. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte opzet (ook niet in voorwaardelijke vorm) had op het verrichten van verboden handelingen met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de ten laste gelegde feiten.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Bewijsuitsluitingsverweren
‘Vidgen’-verweer
De rechtbank stelt vast dat inbreuk is gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdediging doordat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om de belastend verklarende getuige [medeverdachte 1] op een behoorlijke en effectieve wijze te ondervragen. [medeverdachte 1] heeft zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting beroepen op zijn verschoningsrecht. Dat verschoningsrecht komt de getuige toe en daarmee is de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht gegeven.
Volgens gangbare jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd in het licht van het EVRM en, in het bijzonder, niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [medeverdachte 1] dusdanige steun in andere bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage en hetgeen daarover hieronder nog zal worden overwogen, dat er geen sprake is van een situatie dat de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (
sole or decisive) berust op de verklaringen van [medeverdachte 1] . De betrokkenheid van verdachte bij het hem tenlastegelegde feit vloeit reeds voort uit en wordt ruimschoots bevestigd door ander bewijsmateriaal. De aanwezigheid van dit steunbewijs maakt dat het toepassen van de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs niet ongeoorloofd is en niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van een situatie waarbij het strafproces als geheel beschouwd niet eerlijk is verlopen, is in dit geval geen sprake, waarbij de rechtbank mede betrekt dat, middels de verstrekking aan de verdediging van de beschikbare opnames van de politieverhoren van [medeverdachte 1] , ook nog compenserende maatregelen zijn getroffen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te worden gebezigd. Daarbij weegt mee dat [medeverdachte 1] in zijn verklaringen zichzelf in belangrijke mate belast. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] zijn eigen aandeel in het ten laste gelegde feit op bepaalde punten minimaliseert, maakt niet dat zijn verklaringen volledig onbetrouwbaar zijn. Wel is er aanleiding de verklaringen met de nodige behoedzaamheid te hanteren. Naar het oordeel van de rechtbank vinden die onderdelen van de verklaringen van [medeverdachte 1] die de rechtbank als redengevend heeft opgenomen in de bijlage, steun in andere bewijsmiddelen en zijn daarbij bruikbaar voor het bewijs.
4.2.
Bewijsoverwegingen
Wetenschap, opzet en medeplegen
Uit de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 24 november 2016 hebben verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] in Amsterdam een Mercedes Vito bestelbus met kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes) gecontroleerd. In de laadruimte van de Mercedes, die op dat moment werd bestuurd door verdachte (hierna: [verdachte] ), stonden dozen met daarin droogijs en twee blauwe, lege rolcontainers. [verdachte] verklaarde dat hij de spullen naar Purmerend moest vervoeren, maar kon geen adres noemen. Ook verklaarde hij dat het om medicijnen ging die naar Engeland vervoerd moesten worden. De bevindingen bij deze controle waren voor de verbalisanten aanleiding de Mercedes te volgen. De Mercedes reed naar Purmerend, waar op een industrieterrein de bestuurder van de Mercedes ( [verdachte] ) en de bestuurder van een zwarte Citroën C2 (medeverdachte [medeverdachte 1] ) met elkaar van voertuig wisselden. Beide voertuigen reden naar een Total tankstation. De Citroën C2 met daarin [verdachte] bleef daar achter; de Mercedes, bestuurd door [medeverdachte 1] , reed weg en stopte ter hoogte van een loods aan de [a-straat] in Purmerend. Nadat [medeverdachte 1] enige tijd om zich heen had staan kijken, reed hij de Mercedes achteruit de loods in, waarna de loodsdeur werd gesloten. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben de loods onder observatie genomen. Na ongeveer een half uur verliet een man, die later medeverdachte [medeverdachte 2] , de huurder van de loods, bleek te zijn, de loods en reed weg met een auto, om even later in een andere auto terug te keren bij de loods, nu in gezelschap van medeverdachte [medeverdachte 3] . De beide mannen zijn de loods binnen gegaan. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij daarop door de ruitjes in de loodsdeur bedrijvigheid van drie personen hebben waargenomen, waarbij ook met een vorkheftruck gereden werd. Niet gebleken en ook niet gesteld is dat er naast [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog andere personen in de loods aanwezig waren. Na ongeveer anderhalf à twee uur ging de roldeur van deze loods weer open en kwam de Mercedes naar buiten rijden. Deze bus, die eerder ‘blanco’ was, was nu voorzien van magnetische platen met de tekst ‘ [bedrijfsnaam] ’. Verbalisanten hebben de bus tegengehouden. De bestuurder was op dat moment [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] was bijrijder. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en de in de loods achtergebleven [medeverdachte 2] zijn ter plekke aangehouden. [verdachte] is even later aangehouden bij het Total tankstation, zittend in de Citroën C2.
[verdachte] heeft al die tijd, dus ruim anderhalf uur, bij het tankstation gewacht, zonder daarvoor een aannemelijke verklaring te geven.
In de laadruimte van de Merdcedes zijn drie blauwe koelcontainers aangetroffen, die elk rondom omwikkeld waren met folie. Op de folie zaten stickers met het opschrift ‘Droogijs (CO2). Kooldioxide’. Bij nader onderzoek bleek dat in de containers, onder een laag droogijs, pakketten verstopt zaten, deels verpakt in vacuümzakken, die uiteindelijk ruim 179 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, 56 kilo van een materiaal bevattende cocaïne en 60 liter metamfetaminebase bleken te bevatten.
In een Volkswagen Crafter bestelbus die in de loods stond, zijn doorzichtige plastic zakken aangetroffen en drie sealapparaten waarmee goederen vacuüm kunnen worden verpakt.
In de cabine van de Mercedes werd onder meer aangetroffen een boekingsbevestiging van de Stena Line, gedateerd 23 november 2016 (12:32 uur), voor een overtocht van Hoek van Holland naar Killingholme in Engeland met de veerboot die zou vertrekken op 24 november 2016 om 20.45 uur. Ook werd in de Mercedes een boeking gevonden voor de terugreis op 25 november 2016. Deze papieren waren gericht aan [bedrijfsnaam] ter attentie van [medeverdachte 1] en vermeldden het kenteken [kenteken] . Daarnaast lag er in de cabine een vrachtbrief voor medische goederen, met daarop vermeld de datum 24 november 2016, het kenteken [kenteken] , [bedrijfsnaam] en de naam [verdachte] .
Verder was in de Mercedes een navigatieapparaat (TomTom) aanwezig. Op het scherm van dit apparaat was een geplande route te zien die van Nederland naar Engeland liep.
[verdachte] had bij zijn aanhouding 150 Engelse ponden bij zich. Over de herkomst van dit geld heeft [verdachte] wisselend verklaard. Dat hij de ponden had meegenomen uit de Mercedes omdat hij dacht dat dit zijn beloning was voor het brengen van de Mercedes naar Purmerend, acht de rechtbank, mede gelet op de bewijsmiddelen, niet aannemelijk geworden.
Verder had [verdachte] bij zijn aanhouding een telefoon in zijn hand met daarin een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoon 1] ).
Onder [medeverdachte 1] is een telefoon in beslag genomen met daarin een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoon 2] ).
In de Mercedes lag naast [medeverdachte 3] op het moment van diens aanhouding een telefoon met daarin een simkaart met het nummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoon 3] ).
In de telefoon [telefoon 1] waren, naast Klantenservice, Opwaarderen en Voicemail, twee contacten opgeslagen: telefoonnummer [telefoon 3] onder de naam [naam 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] onder de naam [naam 2] .
In de telefoon [telefoon 2] waren in totaal drie contacten opgeslagen: [telefoon 2] onder de naam Ik, [telefoon 3] onder de naam [naam 3] en [telefoon 1] onder de naam [naam 4] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat ‘ [naam 3] ’ [medeverdachte 3] is en ‘ [naam 4] ’ [verdachte] .
Uit de logbestanden van de [telefoon 2] en de [telefoon 1] blijkt dat er telefonische contacten zijn tussen de drie betrokken telefoons met name op het moment dat [medeverdachte 3] nog niet in de loods is en rond de tijdstippen van de controles van de Mercedes door de politie. Ook blijkt uit de logbestanden dat het nummer [telefoon 1] , dat in gebruik was bij [verdachte] , in de periode van 15 tot en met 24 november 2016 meerdere keren contact heeft gehad met de nummers die in gebruik waren bij [medeverdachte 1] ( [telefoon 2] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoon 3] ). Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en hijzelf met elkaar belden om afspraken te maken om (tijdens een ontmoeting) te bespreken wat er gedaan moest worden. Dat [verdachte] het betreffende telefoonnummer alleen op 24 november 2016 in gebruik heeft gehad nadat hij de telefoon in de Mercedes zag liggen, zoals hij heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Zowel het nummer [telefoon 1] als het nummer [telefoon 2] ontvangen op 16 november 2016 een SMS-bericht van provider Lebara met de tekst “Welkom in Verenigd Koninkrijk”.
De Mercedes was door [medeverdachte 1] gehuurd bij [verhuurbedrijf] , op naam van zijn bedrijf [bedrijfsnaam] . Uit onderzoek bij dit bedrijf is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] in oktober 2016 een Volkswagen Caddy had gehuurd, eveneens op naam van [bedrijfsnaam] . Opvallend is dat op de huurovereenkomst onder het kopje ‘bestuurder 1’ de gegevens van [verdachte] , inclusief geboortedatum en rijbewijsnummer, staan vermeld. Dit betekent dat [verdachte] , anders dan hij ter zitting verklaard heeft, reeds eerder met in ieder geval [medeverdachte 1] in contact moet zijn geweest.
Uit het proces-verbaal bevindingen GPS-gegevens van de Mercedes blijkt onder meer dat deze, op 3, 9, en 15 november 2016 meer dan een uur stilstond aan de [a-straat] te Purmerend en dat deze op 16 november 2016 in Engeland was en de volgende dag weer in Nederland.
Op grond van de in de Mercedes aangetroffen papieren met betrekking tot een overtocht naar Engeland op 24 november 2016 te 20.45 uur en de vrachtbrief waarop de naam [verdachte] was vermeld, de in de TomTom ingestelde route naar Engeland alsmede de bij [verdachte] aangetroffen Engelse valuta, gaat de rechtbank ervan uit dat het plan was dat [verdachte] nog die avond met de met harddrugs beladen bus naar Engeland zou reizen.
Dit plan wordt bovendien bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat hij de boeking voor de overtocht en de terugreis heeft verzorgd en dat [verdachte] het transport naar Engeland zou verzorgen van ‘zogenaamd’ medicijnen.
Naar algemene ervaringsregels vergt het transport naar het buitenland van een grote en gevarieerde hoeveelheid harddrugs als hier aangetroffen een aanzienlijke mate van voorbereiding, planning en organisatie. In deze zaak komt dat onder meer tot uitdrukking in de aanvoer van dozen met droogijs (deklading) en koelcontainers en het inzetten van verschillende voertuigen. Door met de Mercedes met de lege koelcontainers en het droogijs naar Purmerend te rijden, door van voertuig te wisselen en vervolgens te blijven wachten terwijl de Mercedes beladen werd met de verboden middelen, alsmede door zijn voorgenomen rol als chauffeur van de Mercedes naar Engeland, heeft [verdachte] een essentieel en onmisbaar aandeel gehad in de voorbereiding en uitvoering van het transport van grote hoeveelheden verdovende middelen naar het buitenland. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat [verdachte] wetenschap had van de verdovende middelen en de uitvoer daarvan en daarmee ook het opzet had op die uitvoer. Het is ondenkbaar dat een zo cruciale rol als geschetst, zou worden overgelaten aan iemand die niet op de hoogte is van de aard en de waarde van de lading die hij vervoert. Dat zou immers niet alleen een onaanvaardbaar groot financieel risico voor de organisatie meebrengen, maar ook de andere deelnemers bloot stellen aan het gevaar van strafvervolging.
Hoewel [verdachte] niet in de loods is geweest tijdens het laden van de harddrugs in de Mercedes en hij ook niet in de Mercedes heeft gereden nadat deze eenmaal beladen was, is gelet op het voorgaande bij het vervoer c.q. de uitvoer van de harddrugs sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. [verdachte] heeft door de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden een bijdrage van voldoende gewicht geleverd om als medepleger te worden aangemerkt.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de verlengde uitvoer (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) van handelshoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 november 2016 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, door opzettelijk
- van auto te wisselen en
- een niet-bestickerde bestelbus een loods aan de [a-straat] te Purmerend binnen te rijden en
- deze bestelbus vol te laden met voornoemde verdovende middelen en
- de bestelbus te voorzien van bestickering van [bedrijfsnaam] en
- voornoemde bestelbus uit de loods te rijden en
- blijkens de ingestelde navigatie naar Engeland te rijden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer naar Engeland van een zeer grote hoeveelheid harddrugs, te weten bijna 180 kilogram MDMA, 56 kilogram cocaïne en 60 liter amfetaminebase. Het is duidelijk dat hieraan een aanzienlijke planning en organisatie ten grondslag heeft gelegen, waarbij verdachte en zijn medeverdachten ieder een eigen rol hebben gespeeld, zonder welke het drugstransport niet mogelijk zou zijn geweest. Slechts door oplettendheid en tijdig ingrijpen van de politie is voorkomen dat deze partij daadwerkelijk het Verenigd Koninkrijk heeft bereikt.
MDMA, cocaïne en amfetamine zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Zo kunnen, blijkens het dossier (p. 205 p-v bevindingen LFO), vanuit een nettogewicht van 180 kilogram MDMA-brokken gemiddeld 2.16 miljoen XTC-tabletten worden gemaakt. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Verdachte heeft enkel uit winstbejag gehandeld, kennelijk zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen. Door zijn handelwijze heeft verdachte niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van handel in verdovende middelen maar heeft hij daarvan ook zelf deel uitgemaakt.
Op een feit als het onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen de LOVS-oriëntatiepunten van de rechtbank, waarin als uitgangspunt is vermeld: bij uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram, standaard meer dan 60 maanden gevangenisstraf en bij een organisatie meer dan 72 maanden gevangenisstraf, waarbij onder meer als strafverhogende factor een rol kan spelen het gebruik maken van een dekmantel en de omvang van de partij. In dit geval gaat het om een uitzonderlijk grote partij harddrugs, waarbij een variatie aan harddrugs is aangetroffen met een straatwaarde die vele miljoenen euro’s beloopt. Daarnaast is meermalen, zowel schriftelijk als mondeling, getracht de indruk te wekken dat het transport medicijnen betrof, oftewel er is gebruik gemaakt van een dekmantel.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding aan verdachte een lagere straf op te leggen dan de straf die zij aan de medeverdachten oplegt. Zoals overwogen ten aanzien van het bewijs gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte een essentiële en onmisbare schakel was in de transportketen van de verdovende middelen naar het buitenland. Zijn rol doet daarom niet onder voor die van zijn medeverdachten.

9.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten
- Nokia wegwerptelefoon Lebara 685283
dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zijn van toepassing.

11.Beslissing

De rechtbank:
De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart verbeurd:
- Nokia wegwerptelefoon Lebara 685283.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Warmerdam, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2017.
BIJLAGE
DE BEWIJSMIDDELEN