Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 1], wonende te [woonplaats] ,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Na ampel beraad is de beslissing genomen u geen nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden. Uw werkzaamheden eindigen derhalve op 21 – 08- 2017. (…)”
3.Het verzoek
II. te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding;
III. te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon over de periode 1 juni 2017 tot en
met 1 september 2017, uitgaande van € 2.244,17 per vier weken;
IV. te gebieden over te gaan tot het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties over
1 juni 2017 tot en met 1 september 2017, alsmede een jaaropgaaf over 2017
en een deugdelijke eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per
dag;
V. te gebieden over te gaan tot het voldoen van een bedrag dat voortvloeit uit de
uitbetaling van 11,7 vakantiedagen en 290,7 roostervrije uren uit hoofde van de
eindafrekening;
VI. te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon over januari 2015 tot en met juni
2017 zijnde – na wijziging van eis ter zitting – € 18.686,20 (= € 19.605,95 - € 919,75);
VII. te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de
hiervoor genoemde bedragen;
VIII. te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde
bedragen;
IX. te veroordelen in de proceskosten.
€ 2.626,00.
4.Het verweer
5.De beoordeling
“21-8-2016 tot 21-8-2017”. Op de door Verkade q.q. overgelegde arbeidsovereenkomst staat dit niet. Wat hier ook van zij, de kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ter zitting heeft Verkade q.q. onweersproken verklaard dat meerdere arbeidsovereenkomsten zijn getekend die langer dan 24 maanden hebben geduurd. De kantonrechter stelt als onbetwist vast dat [naam 1] medio 2014 bij HB Andijk in dienst is getreden en dat de laatste arbeidsovereenkomst op 1 september 2016 is getekend en dat het dienstverband op 21 augustus 2017 is beëindigd. Dit betekent dat een periode van 24 maanden is overschreden en dat op grond van artikel 7:668a BW de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd. De kantonrechter kwalificeert de brief van HB Andijk van 19 juli 2017 daarom als een opzegging van de arbeidsovereenkomst en niet als een aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Nu Verkade q.q. onder VI betaling van het achterstallig loon tot en met juni 2017 verzoekt en [naam 1] zich heeft neergelegd bij de opzegging per 21 augustus 2017, zal dit verzoek worden toegewezen over de periode 1 juli 2017 tot 21 augustus 2017.
€ 2.000,00.
€ 62.218,68. HB Andijk heeft de hoogte van dit bedrag immers niet inhoudelijk weersproken. [naam 1] heeft per bank € 21.069,32 (inclusief de betaling van € 919,75 op 25 juli 2017) ontvangen. HB Andijk heeft, zoals ter zitting is komen vast te staan, € 7.625,29 aan derden betaald. Verder heeft HB Andijk naar aanleiding van het vonnis van 1 augustus 2017 € 15.000,00 voldaan. Het voorgaande betekent dat nog een bedrag van € 18.524,07 openstaat.
€ 1.700,00 (34 weken x € 50,00) en over 2017 € 450,00 (het bedrag dat [naam 1] volgens HB Andijk in 2017 contant heeft ontvangen) in mindering worden gebracht op het openstaande bedrag van € 18.524,07. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van achterstallig loon toewijzen tot een bedrag van € 16.374,07 netto.
6.De beslissing
€ 2.626,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 september 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
€ 550,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking;