Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“De met u overeengekomen Arbeids Overeenkomst voor bepaalde tijd eindigde op 7 oktober 2008. Voor de goede orde bevestigen wij u dat wij met u zijn overeengekomen deze met ingang van 7 oktober 2008 om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verdere condities en bepalingen zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd blijven onverkort van kracht in de voortzetting van uw dienstverband bij [rechtspersoon A] voor onbepaalde tijd”[verweerster] heeft deze brief voor akkoord ondertekend.
Op dat moment waren [verweerster] en [betrokkene 2] , binnendienst medewerker, nog de enige overgebleven werknemers bij [rechtspersoon A] . [verweerster] vervult bij [verzoekster] de functie van commercieel directeur met een salaris van € 3.692,32 bruto per vier weken exclusief 8% vakantietoeslag op basis van een voltijdse arbeidsduur.
“ (…) De overname van [rechtspersoon A] en de wijze waarop je mij in die periode hebt bejegend heeft bij mij tot nog al wat beroering geleid. Ik mag aannemen dat jij dit de afgelopen periode wel hebt gemerkt. We hebben, naar mijn mening, een verkeerde start gemaakt waardoor mijn vertrouwen in jou en de manier waarop je zaken doet sterk is afgenomen. (…) Vier weken geleden heb je in een gesprek mij een aantal dingen kwalijk genomen en aangegeven dat je mogelijk de stekker uit het bedrijf wilt trekken. Uiteraard vormt deze wijze van communiceren en vormen deze opmerkingen geen goede basis voor een verdere samenwerking en versterken mijn gevoel van onzekerheid over de continuïteit van het bedrijf en mijn rol daarin. (…) Het verwijt dat je mij maakt dat er de laatste tijd te weinig omzet wordt gemaakt vind ik onterecht. (…) De ene week moet ik meer op pad gaan naar potentiele opdrachtgevers toe, de andere week moet ik meer op kantoor zijn om mijn werk te kunnen doen. (…) De onduidelijkheid over de invulling welke ik aan mijn functie als commercieel directeur moet geven, leidt er ook toe dat wij niet op een goede manier samenwerken. Uiteraard heeft dit z’n weerslag op het bedrijf en de continuïteit daarvan. Wij hebben in het verleden gesproken over aanpassing van mijn arbeidsvoorwaarden. Je hebt zelfs een toezegging gedaan om mij aandelen te geven in het bedrijf. Tot nu toe heb je evenwel geweigerd het een en ander op papier te zetten en stel je dit afhankelijk van mijn performance en ben jij jouw toezeggingen in deze als werkgever niet nagekomen. Ook je toezegging over het compenseren van de hogere bijtelling van de duurdere auto is tot heden niet ingevuld.
[betrokkene 1] . [betrokkene 1] heeft tijdens dit gesprek een aantal voorstellen gedaan.
e-mail aan [betrokkene 1] gestuurd, waarin hij meedeelt dat hij de volgende dag telefonisch contact zal opnemen voor overleg. Dit overleg heeft niet plaatsgevonden omdat [betrokkene 1] en mr. Jansen elkaar over en weer niet konden bereiken.
[betrokkene 1] en daarmee [verzoekster] opgezegd. Deze e-mail kwam voor [verzoekster] als een donderslag bij heldere hemel en daarmee heeft [verweerster] een bom onder de tot dan toe goede samenwerking gelegd. In de e-mail en het daarop volgende het gesprek op
12 november 2015 heeft [verweerster] [betrokkene 1] zwart gemaakt en bewust het conflict gezocht. Toen was duidelijk dat [verweerster] zich niet meer voor het bedrijf wilde inzetten en dat zij alleen nog maar zonder concurrentiebeding afscheid wil nemen van [verzoekster] . De sfeer op de werkvloer was sindsdien om te snijden. Gelet op het voorgaande en het feit dat het bedrijf twee arbeidsplaatsen telt, zijn herplaatsing en scholing niet aan de orde.
4.Het verweer en de tegenverzoeken
[betrokkene 1] heeft zich voor en na de bedrijfsovername schuldig gemaakt aan seksuele intimidatie tegenover [verweerster] . Zakelijk heeft [betrokkene 1] het ook laten afweten. Toezeggingen over (eventuele) ondersteuning bij het vervullen van haar functie, de overdracht van 45% van de aandelen in [verzoekster] en financiële compensatie voor de duurdere leasewagen zijn niet nagekomen. [betrokkene 1] heeft geen consistente feed back gegeven op het functioneren van [verweerster] en heeft in het gesprek van 13 oktober 2015 onterechte kritiek op haar functioneren geventileerd en verschillende keren gezegd dat hij de stekker uit [verzoekster] zou trekken. [verweerster] heeft alleen de mogelijkheid van een beëin-diging willen bespreken; niet zij maar [verzoekster] heeft aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de visie van [verweerster] moet de arbeidsovereenkomst wel worden ontbonden en daarom verzoekt zij - voor het geval het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen - de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671 c BW wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever als bepaald in
artikel 7:673 lid 1 aanhef en sub b BW. [verzoekster] heeft zich tegen dit verzoek verweerd.
primair:te verklaren voor recht dat geen concurrentiebeding bestaat of het concurrentie-beding te schorsen;
subsidiair:te verklaren voor recht dat [verzoekster] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 4 BW of het concurrentiebeding te schorsen;
meer subsidiair:het concurrentiebeding te vernietigen op grond van artikel 7:653 lid 3
sub b BW;
meest subsidiair:[verzoekster] te veroordelen tot betaling aan [verweerster] van een vergoeding van € 4.320,10 bruto per maand aan [verweerster] voor de duur van de gelding van het concur-rentiebeding of een in goede justitie te betalen vergoeding;
[verzoekster] heeft [verweerster] verdere schade toegebracht door binnen de branche het gerucht te verspreiden dat [verweerster] al is ontslagen. Voorts is het concurrentiebeding niet geldig, omdat dit zwaarder op [verweerster] is gaan drukken door de functiewijziging en niet opnieuw schriftelijk is overeengekomen. Subsidiair neemt [verweerster] het standpunt in dat dat [verzoekster] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereen-komst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . Meer subsidiair betoogt [verweerster] dat het concurrentiebeding vernietigbaar is, omdat [verweerster] door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van
[verzoekster] . [verweerster] heeft na de non-actief stelling een baan als commercieel directeur aangeboden heeft gekregen bij [naam concurrent] , in welke functie zij haar positie kan verbeteren. Gezien het feit dat de funeraire branche klein is en de eenzijdige werkervaring van [verweerster] , zal [verweerster] bij gehoudenheid aan het beding niet makkelijk een vergelijkbare functie en het bijbehorende inkomen kunnen verwerven. [verweerster] maakt aanspraak op een vergoeding als zij gehouden blijft aan het concurrentiebeding.
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Uit de dossierstukken en het verhandelde op de zitting is gebleken dat partijen van mening zijn dat een onherstelbare verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan en dat geen herplaatsing van [verweerster] mogelijk is. Terecht heeft [verzoekster] in dit verband gesteld dat de schuldvraag los staat van genoemde ontslaggrond.
De kantonrechter komt niet toe aan beoordeling van het door [verweerster] ingediende voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan en gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft [verweerster] aanspraak op een transitievergoeding van € 10.800,-- bruto. [verzoekster] heeft zich echter verzet tegen dit onderdeel van het verzoek met een beroep op artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW.
13 oktober 2015 en 12 november 2015 geluidsopnames heeft gemaakt van gesprekken, maakt niet dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Hoewel het niet netjes is om zonder medeweten van [betrokkene 1] geluidsopnamen te maken van deze gesprekken, heeft [verweerster] de objectieve noodzaak daarvan wel aangetoond. Op 13 oktober 2015 werd zij immers aangesproken op haar functioneren, terwijl dit niet de insteek was van het gesprek en heeft [verweerster] - onweersproken - vanaf dat moment de geluidsopname gestart. In het gesprek van
12 november 2015 zouden naar verwachting de vertrouwenskwestie en andere zakelijke aangelegenheden aan de orde komen. Daarom had [verweerster] belang bij het vastleggen van hetgeen hierover zou worden besproken. Dat [verweerster] kennelijk vanaf 13 oktober 2015 wilde praten over een (mogelijk) einde van de arbeidsovereenkomst onder bepaalde voorwaarden, maakt haar handelen evenmin ernstig verwijtbaar, zoals [verzoekster] heeft betoogd.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daarvoor is het volgende van belang.
12 november 2015 valt dit op te maken. [verweerster] heeft dit onderwerp overigens pas ter sprake gebracht op 12 november 2015. In de geluidsopname is te horen dat [betrokkene 1] erkent dat hij [verweerster] een keer heeft vastgepakt, maar daarover zegt dat hij geen seksuele bedoelingen had. Het vermeende op de mond proberen te zoenen ontkent hij. Dat [betrokkene 1] in zijn algemeenheid excuses heeft aangeboden voor het feit dat hij zich stevig heeft opgesteld in de bespreking(en), maakt nog niet dat daarmee de gestelde intimidatie een feit is. Uit de opname blijkt juist dat [betrokkene 1] graag verder gaat met [verweerster] , alle mogelijke ruis uit de weg wil helpen en zijn vertrouwen in [verweerster] en de toekomst van het bedrijf uitspreekt. Daarbij refereert hij aan het feit dat de omzet inmiddels is verbeterd en een nieuwe opdracht is binnen gehaald.
[betrokkene 1] tips hoe respect af te dwingen. Als [verweerster] het op 13 oktober 2015 over de nog niet geëffectueerde arbeidsvoorwaarden zoals aandelenoverdracht en compensatie auto heeft, vertelt [betrokkene 1] haar wat nodig is om ondernemer te zijn, dat de achterblijvende omzet op dit moment en als aandeelhouder de nodige risico’s voor [verweerster] inhouden en dat als het met de auto onvoordelig uitvalt, dit met de accountant recht gezet kan worden. Hij erkent wel de afspraken over de aandelen. Ook in het gesprek van 12 november 2015 komen de arbeidsvoorwaarden een aantal keer aan bod. Waar [betrokkene 1] met excuses voor mogelijk stevig gedrag en oplossingen komt en [verweerster] voor de keuze stelt aandeelhouder te worden
- zoals afgesproken - of niet, houdt [verweerster] de boot af. Zij herhaalt tijdens het gesprek verschillende keren dat zij geen vertrouwen meer heeft in [betrokkene 1] en aan het einde van het gesprek vraagt zij om bedenktijd om ruggespraak te houden. In het gesprek deelt
[betrokkene 1] haar mee dat hij vast houdt aan het concurrentiebeding en dat als [verweerster] niet verder wil, hij een schadeclaim bij haar neerlegt.
5.16. Uit de formulering van het concurrentiebeding volgt voorts dat het [verweerster] is verboden bij enige concurrent van [verzoekster] werkzaam te zijn, ongeacht de functie die zij uitoefent. De kantonrechter ziet ook gelet hierop niet in dat door de enkele functiewijziging het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
1 januari 2015. De subsidiair verzochte schorsing moet dan ook worden afgewezen.
[verzoekster] de persoonlijke contacten heeft met de klanten van [verzoekster] , waarbij zij bovendien op de hoogte van de door [verzoekster] gehanteerde prijzen en bedrijfsstrategie. [verzoekster] heeft dan ook grote en redelijke belangen bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding. De kantonrechter zal om deze reden daarom niet overgaan tot de meer subsidiair verzochte vernietiging van het concurrentiebeding.
[verweerster] heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden tegenover dit verweer naar voren gebracht die haar standpunt kunnen onderschrijven. Dit betekent dat ook geen aanleiding bestaat voor toekenning van de meest subsidiair verzochte vergoeding.
6.De beslissing
€ 10.800,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 april 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;