Uitspraak
de Stichting Gereformeerde Bouwcorporatie voor Bejaarden),
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 november 2013 en de daarin genoemde stukken,
- de verwijzing naar de rol voor repliek,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek tevens akte houdende producties, van [gedaagde 1 c.s.] , met producties,
- de conclusie van dupliek, met een productie, van [gedaagde 2] ,
- de akte overlegging producties van Vestia,
- het proces-verbaal van pleidooi en comparitie d.d. 9 februari 2016,
- de bij die comparitie door de hiervoor genoemde advocaten gebruikte pleitnotities.
2.De feiten
- Wiltzanghlaan: opmaken van facturen voor adviezen, projectmanagement en werkzaamheden door [vennootschap 2] , terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was;
- Titanialaan en Wilhelminalaan: facturen voor een risico-afkoopsom waar in werkelijkheid geen risico werd gelopen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vorderingen tegen [gedaagde 1]
- [gedaagde 1] heeft in de periode 2005 tot en met 2008 een zeer actieve rol gespeeld bij de oplichting van SGBB, zowel door het structureel opjagen van de prijzen van door SGBB aan te kopen onroerend goed en het voorliegen van SGBB als door het leiden van de witwasoperaties vanuit [vennootschap 1] en de overige Groepsvennootschappen.
- [gedaagde 1] heeft bovendien (al dan niet via zijn toenmalige echtgenote, [gedaagde 2] ) bewust en rijkelijk geprofiteerd van het uit oplichting verkregen geld. Op grond van de gehanteerde verrekenstaten was hij gerechtigd tot 45% van de totale winst die met de oplichting werd behaald.
- [gedaagde 1] is betrokken geweest bij het oprichten en in stand houden van de vennootschappelijke structuur waarmee het geld (opzettelijk) zo ver mogelijk buiten verhaalsbereik van SGBB kon (en moest) worden gebracht. [gedaagde 1] heeft misbruik gemaakt van de vennootschappen binnen deze structuur (waaronder in ieder geval [vennootschap 1] en [gedaagde 3 Holding B.V.] ) ten koste van SGBB. Daarnaast heeft [gedaagde 1] het geld vanuit de Groepsvennootschappen (in het bijzonder [vennootschap 1] ) bewust en op basis van valse facturen ondergebracht bij de verschillende vennootschappen binnen deze structuur, waaronder in ieder geval [vennootschap 2] en [gedaagde 3 Holding B.V.] .
- In de periode waarin SGBB is opgelicht, is [gedaagde 1] steeds opgetreden als feitelijk leidinggevende van de betrokken vennootschappen. Hij had de dagelijkse leiding, verrichtte alle werkzaamheden en was naar eigen zeggen verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de administratie en de betalingen die door deze vennootschappen werden gedaan. Hij had dus ook (in ieder geval mede) de controle over voornoemde vennootschappen. [gedaagde 1] wist dat het geld vanuit deze vennootschappen (althans [vennootschap 1] ) op basis van valse facturen werd doorgeboekt en dat SGBB daardoor zou worden benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden en heeft geen einde gemaakt aan deze praktijken.
- SGBB is aldus gedurende lange tijd (vanaf begin 2005 tot en met eind 2008) stelselmatig opgelicht. Aan het begin van deze keten van fraude stonden [gedaagde 1] en [betrokkene A] . Middels ABC(D) transacties en misleiding van de Raad van Toezicht wisten zij grote sommen geld naar de Groepsvennootschappen te sluizen. Om de oplichting succesvol te laten zijn, werd gebruik gemaakt van een heel netwerk van personen en vennootschappen, dat met name bij het verdelen, witwassen en het versluieren van de frauduleuze activiteiten een onontbeerlijke rol vervulde, bestaande uit de zes deelnemers die daarvoor strafrechtelijk zijn veroordeeld.
- De genoemde zes deelnemers hebben geweten dat de organisatie waaraan zij deelnamen tot oogmerk had de oplichting van SGBB en hebben door hun handelen bijgedragen aan de verwezenlijking van dat oogmerk.
- Door deel te nemen aan een criminele organisatie die erop gericht was geld te onttrekken aan SGBB heeft [gedaagde 1] op grond van artikel 6:166 BW onrechtmatig gehandeld jegens SGBB. Aan de door deze bepaling gestelde eisen voor aansprakelijkheid voor groepsoptreden, is voldaan. Het deelnemen aan deze organisatie vormt op zichzelf al een onrechtmatige gedraging jegens SGBB. De betrokkenen hebben immers allen (veelal doelbewust) samengewerkt bij de oplichting van SGBB en/of de verdeling van de onrechtmatig verkregen gelden.
- Er was sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband dat erop gericht was geld uit het vermogen van SGBB te onttrekken en dat vervolgens wit te wassen. De groepsleden hebben elkaar daarbij actief ondersteund, de hand boven het hoofd gehouden en/of op geen enkele wijze geprobeerd een einde te maken aan de onrechtmatige activiteiten; dit alles in de wetenschap dat zij tezamen deelnamen aan een organisatie die gericht was op het oplichten van SGBB.
- [vennootschap 1] en [gedaagde 3 Holding B.V.] zijn veroordeeld wegens valsheid in geschrift, opmaken valse facturen en witwassen. Daarvan is de Belastingdienst en niet SGBB het slachtoffer. Het handelen levert geen oplichting of bedrog jegens SGBB op.
- De strafbaarheid van valsheid in geschrift strekt niet ter bescherming van het belang bij vergoeding van schade wegens prijsopdrijving. De bewezenverklaarde oplichting was niet gericht op prijsopdrijving van onroerend goed.
- Het hof heeft wat betreft de Wiltzanghlaan niet bewezen geacht dat de verdoezeling van bepaalde relevante feiten omtrent ontwikkelingsmogelijkheden van de betrokken percelen en het voorwenden van positieve uitlatingen van de wethouder er toe hebben bijgedragen dat SGBB is bewogen tot afgifte van enig geldbedrag. Ook achtte het Hof niet bewezen dat verheimelijkt of verzwegen is dat de Titanialaan voor € 2.000.000,- was verworven en voor € 7.451.000,- werd doorgeschoven. Ook ten aanzien van de Wilhelminalaan is door het hof geknipt in de bewezenverklaring.
- [gedaagde 1] werd pas bestuurder van [vennootschap 2] en [gedaagde 3 Holding B.V.] toen er geen projecten meer werden aangegaan.
- SGBB moet per project schuld, schade en causaal verband bewijzen. De hiervoor genoemde strafarresten kunnen wat dat betreft enkel als bewijs voor de drie strafrechtelijk beoordeelde transacties gelden. Bewijs voor andere transacties is door SGBB niet aangedragen.
- De schade die is veroorzaakt door de bewezenverklaarde oplichting kan pas worden vastgesteld als vaststaat dat [gedaagde 1] en [betrokkene A] bij deze projecten daadwerkelijk winst hebben behaald.
- De schadeposten hebben betrekking op de partijen waarmee de overeenkomsten zijn aangegaan. Gedaagden hebben daarmee niets van doen. Het enkele feit dat deze anderen nog niet aan de veroordeling hebben voldaan rechtvaardigt niet de stelling dat SGBB tot het beloop van de betrokken vorderingen schade heeft geleden.
zijnonrechtmatige bijdrage aan het groepshandelen en de door dat handelen veroorzaakte schade.
zoals die in concreto is geleden. Een geslaagd beroep op de bepaling heeft tot gevolg dat de aangesprokene (ook) aansprakelijk wordt gehouden voor schade die niet (direct of in voldoende mate) kan worden beschouwd als een gevolg van eigen gedragingen.
prijsopdrijvingmiskent dat verweer alleen al dat de positie van het groepslid [betrokkene A] meebrengt dat iedere transactiewinst die ten detrimente van SGBB werd gerealiseerd als schade uit zijn onrechtmatig handelen en daarmee als schade uit het handelen van de groep, moet worden betiteld. Voor die schade is [gedaagde 1] hoofdelijk mede-aansprakelijk.
ontwikkelingskostenhad [gedaagde 1] per transactie nauwkeurig moeten aangeven wat die waren en waarom ze, naar gangbare maatstaven gemeten, zakelijk verantwoord en redelijk waren. Die stellingen ontbreken.
schadewordt voorts het volgende overwogen.
door tenderverkopenis door SGBB onderbouwd met het volgende betoog. Naast de winst die werd gegenereerd uit bovengenoemde ABC(D)-transacties wist [gedaagde 1] - wederom samenspannend met [betrokkene A] - winsten te boeken op de sub 2.10 genoemde tenderverkopen. In vier van de acht gevallen heeft [vennootschap 1] meegeboden en in drie van deze gevallen is het project uiteindelijk aan een van de Groepsvennootschappen ten deel gevallen terwijl deze niet het hoogste bod had uitgebracht en er ook overigens geen objectieve grond was voor toewijzing van het project.
- [gedaagde 3 Holding B.V.] fungeerde als belangrijke schakel binnen het samenwerkingsverband dat als totaliteit heeft bewerkstelligd dat op grote schaal geld aan SGBB kon worden onttrokken. [gedaagde 3 Holding B.V.] heeft, door geld van [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] aan te nemen en dit vervolgens te investeren in vastgoed op naam van haar formele bestuurder [gedaagde 2] , het uit oplichting verkregen geld voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veiliggesteld. [gedaagde 3 Holding B.V.] heeft aldus een wezenlijke bijdrage geleverd aan de oplichting en heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens SGBB. [gedaagde 3 Holding B.V.] is bovendien aansprakelijk voor de handelingen van haar bestuurder en haar feitelijk leidinggever en uit dien hoofde voor hun betrokkenheid bij de oplichting.
- [gedaagde 1] behoorde feitelijk tot de leiding van [gedaagde 3 Holding B.V.] , hetgeen meebrengt dat zijn gedragingen en wetenschap als die van [gedaagde 3 Holding B.V.] hebben te gelden. [gedaagde 1] heeft bij het doorsluizen en verdelen gebruik gemaakt van [gedaagde 3 Holding B.V.] . Het geld dat bij [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] binnenkwam heeft [gedaagde 1] over (laten) boeken naar [gedaagde 3 Holding B.V.] om dit vervolgens (in zijn hoedanigheid van feitelijk leidinggevende van [gedaagde 3 Holding B.V.] ) ter beschikking te stellen aan [gedaagde 2] en hemzelf (of aan hen gerelateerde vennootschappen). Dit handelen is dus aan [gedaagde 3 Holding B.V.] toerekenbaar en levert een onrechtmatige daad van [gedaagde 3 Holding B.V.] jegens SGBB op.
- [gedaagde 1] wist gezien zijn leidende rol binnen de oplichting van SGBB dat de gelden die bij [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] werden gegenereerd uit misdrijf afkomstig waren en op onrechtmatige wijze aan SGBB waren onttrokken. Dat heeft hem er niet van weerhouden om dit geld in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van [gedaagde 3 Holding B.V.] , in ontvangst te nemen. Dit bewust profiteren van het op onrechtmatige wijze verkregen geld is aan [gedaagde 3 Holding B.V.] toerekenbaar.
- [gedaagde 3 Holding B.V.] heeft toegestaan dat [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] stelselmatig transacties aangingen met SGBB waarbij SGBB (mede door toedoen van deze vennootschappen) werd opgelicht, en dat [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] het geld vervolgens op onrechtmatige wijze uit het zicht van schuldeisers brachten door het geld middels een witwasconstructie (althans onder valse voorwendselen) door te sluizen naar [vennootschap 2] en [gedaagde 3 Holding B.V.] zelf. [gedaagde 3 Holding B.V.] heeft aldus toegestaan dat [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] in strijd met de wet handelden en dat verhaal voor schuldeisers werd bemoeilijkt. [gedaagde 3 Holding B.V.] ( [gedaagde 1] ) wist ook dat [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] betrokken waren bij de oplichting van SGBB en dat het geld dat bij deze vennootschappen verdiend werd hieruit afkomstig was. Zij wist bovendien dat deze vennootschappen (in het bijzonder [vennootschap 1] ) een centrale rol speelden bij de verdeling en het buiten verhaalsbereik brengen van de op onrechtmatige wijze gegenereerde winsten. [gedaagde 3 Holding B.V.] wist tenslotte dat dit tot gevolg had dat de door haar bestuurde werkmaatschappijen in strijd met de wet handelden en dat zij geen verhaal zouden bieden voor de als gevolg daarvan door SGBB geleden schade. [gedaagde 3 Holding B.V.] heeft aldus meegewerkt aan misbruik gemaakt van een eigendomsconstructie om verhaal op schuldeisers van [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] te frustreren.
- Daarnaast is [gedaagde 3 Holding B.V.] als lid van de groep aansprakelijk voor de onrechtmatige daden van de groep.
[gedaagde 1] heeft geen gelden doorgesluisd naar andere vennootschappen. Van onbehoorlijk bestuur bij [gedaagde 3 Holding B.V.] is geen sprake. Geen der vennootschappen is veroordeeld voor oplichting. De werkmaatschappijen zijn niet bij oplichting van SGBB betrokken geweest.
- zij is als bestuurder aansprakelijk omdat zij andere vennootschappen heeft bestuurd die onrechtmatig jegens SGBB hebben gehandeld doordat zij betrokken zijn geweest bij de hiervoor uitvoerig besproken oplichting van SGBB;
- zij heeft zelf onrechtmatig jegens SGBB gehandeld doordat zij zich door [gedaagde 1] heeft laten gebruiken als vehikel in de uitvoering van de oplichting van SGBB;
- zij is als lid van de groep die samenwerkte teneinde deze oplichting gestalte te geven hoofdelijk aansprakelijk voor de onrechtmatige gedragingen van de groep.
- [gedaagde 2] is sinds 10 november 1997 enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 3 Holding B.V.] . Omdat [gedaagde 3 Holding B.V.] enig aandeelhouder en bestuurder is van [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] , is [gedaagde 2] dus (indirect) ook bestuurder van deze vennootschappen.
- Uit hoofde van haar functie van (indirect) bestuurder van [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] is [gedaagde 2] verantwoordelijk voor het handelen van deze vennootschappen. Zij is verantwoordelijk voor alle transacties die tussen SGBB en [vennootschap 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 5] zijn aangegaan waarbij SGBB is opgelicht, en waarbij voornoemde vennootschappen ten koste van SGBB flinke sommen geld verdienden.
- [gedaagde 2] was op de hoogte van de projecten met SGBB, onder meer doordat zij de facturen inboekte die de werkmaatschappijen van [gedaagde 3 Holding B.V.] (in ieder geval [vennootschap 1] ) aan SGBB verzonden;
- [gedaagde 2] verzorgde bovendien de administratie en deed de boekhouding van de Groepsvennootschappen. Zij had uit voorgaande hoofde zicht op de in- en uitgaande geldstromen en op de aan- en verkoop van de grond ten behoeve van de diverse projecten. Zij wist dus ook hoeveel winst er binnen zeer korte tijd op die projecten werd geboekt;
- [gedaagde 2] verleende toestemming voor de transacties tussen SGBB en de (indirect) door haar bestuurde vennootschappen door het tekenen van (notariële) volmachten die vereist waren voor de aankoop van stukken grond. Op grond hiervan kon [gedaagde 1] de transacties bij de notaris afwikkelen;
- Van het uit oplichting verkregen geld is vastgoed aangeschaft dat op naam van [gedaagde 2] is gezet.
In dat licht bezien acht de rechtbank tegenover betwisting onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 2] wist of behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar schiep voor het ontstaan van de schade
zoals die in concreto is geleden. De enkele omstandigheid dat uit het IOD-onderzoek het
vermoedennaar voren komt dat zij op de hoogte was, is onvoldoende, nu dat vermoeden in de daarop volgende strafzaak niet bewaarheid is geworden.
5.De beslissing
28 december 2016tot het doel als voormeld;