In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen ICTS B.V. en Klaver Projectontwikkeling VIII B.V. De zaak betreft de vraag of gedaagde, ICTS, recht had om gebruik te maken van een breakoptie in de huurovereenkomst na een eerdere huuropzegging. Gedaagde had in juni 2013 de huur van de bedrijfsruimte opgezegd met gebruikmaking van de contractueel toegestane breakoptie, maar trok deze opzegging later in. De kernvraag was of deze intrekking betekende dat gedaagde afstand had gedaan van het recht om opnieuw gebruik te maken van de breakoptie.
De kantonrechter oordeelde dat er geen uitdrukkelijke afstand van het recht op de breakoptie was gedaan door ICTS. De rechter stelde vast dat de partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst bewust een breakoptie hadden opgenomen en dat zware eisen gesteld moeten worden aan het prijsgeven van dat recht. Aangezien er geen bewijs was dat ICTS afstand had gedaan van de breakoptie, werd de tweede huuropzegging van ICTS als rechtsgeldig beschouwd. De huurovereenkomst eindigde daardoor op 31 augustus 2015.
Het verstekvonnis dat eerder was uitgesproken, werd vernietigd en de oorspronkelijke vordering van Klaver werd afgewezen. Klaver werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetzaak. In reconventie werd Klaver veroordeeld tot betaling van kosten wegens onterecht gelegd bankbeslag en tot het verstrekken van facturen inzake de omzetafhankelijke huur.