ECLI:NL:RBNHO:2016:9858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
5353630
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van loon in kort geding met betrekking tot schadevergoeding en verrekening

In deze zaak heeft eiseres [x] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [y] B.V. met als doel betaling van haar salaris over de maand augustus 2016 en de daaropvolgende maanden. Eiseres stelt dat gedaagde ten onrechte haar salaris heeft ingehouden op basis van een vermeende schadevergoeding die zij zou moeten betalen. De partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2016 wordt beëindigd, en dat eiseres vrijgesteld wordt van werkzaamheden met behoud van salaris. In de overeenkomst is echter ook een bepaling opgenomen over de mogelijkheid van verrekening van schade met het salaris van eiseres. Gedaagde stelt dat eiseres schade heeft veroorzaakt door gegevens van de onderneming te verwijderen en beroept zich op deze bepaling om het salaris in te houden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot loonbetaling. De rechter oordeelt dat gedaagde niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres schade heeft veroorzaakt die verrekening rechtvaardigt. Bovendien is in een eerdere e-mail van de advocaat van gedaagde bevestigd dat er geen verrekening met toekomstige salarisbetalingen zal plaatsvinden, tenzij daar expliciet toestemming voor wordt gegeven. Dit leidt de kantonrechter tot de conclusie dat eiseres recht heeft op haar salaris, en dat gedaagde niet gerechtigd is om dit te verrekenen met de vermeende schade. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van een bedrag dat eiseres zelf heeft erkend te moeten verrekenen. Gedaagde is ook veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties en het betalen van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 5353630 \ VV EXPL 16-81
Uitspraakdatum: 3 oktober 2016
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [x]
gemachtigde: mr. G.F.H. Velthuizen
tegen
de besloten vennootschap
[y] B.V.
gevestigd te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [y]
gemachtigde: mr. R. Muurlink

1.Het procesverloop

1.1.
[x] heeft [y] op 9 september 2016 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2016. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [y] bij brief van 16 september 2016 nog stukken toegezonden. Op de zitting hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[x] , geboren 31 januari 1970, is 1 juli 2005 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) [y] , in de functie van Financieel Manager/Markt& PR. Het salaris bedraagt inmiddels € 5.733,68 bruto per maand.
2.2.
De directeur van [y] , [Z] (hierna: [z]), en [x] hebben een affectieve relatie gehad, die is beëindigd. [x] heeft ook na de beëindiging van de relatie haar werkzaamheden voor [y] voortgezet.
2.3.
Op enig moment hebben partijen vastgesteld dat een vruchtbare samenwerking tussen [x] en [y] niet meer mogelijk is. Partijen hebben op 26 juli 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 1 november 2016, dat [x] wordt vrijgesteld van werkzaamheden en dat zij haar gebruikelijke salaris krijgt doorbetaald.
2.4.
In artikel 5.2 van de vaststellingsovereenkomst staat het volgende:
“Indien enige schade, anders dan veroorzaakt door normaal gebruik, wordt vastgesteld met betrekking tot goederen die door de werknemer worden teruggegeven of andere goederen van werkgever, zal deze schade en/of herstelkosten op werknemer worden verhaald en worden verrekend met de door werkgever aan werknemer op grond van deze overeenkomst te betalen bedragen. Werknemer stemt met ondertekening van deze overeenkomst in met deze verrekening.”
2.5.
In artikel 9.2 van de vaststellingsovereenkomst staat:
“De in het vorige artikel opgenomen finale kwijting is uitdrukkelijk niet van toepassing op schade aan in te leveren bedrijfseigendommen, voor[zover]
deze aan de werknemer is toe te rekenen. Werknemer is gehouden eventuele nagekomen heffingen en/of schadeposten op eerste verzoek van werkgever te voldoen c.q. werkgever is gerechtigd deze te verrekenen met nog aan werknemer verschuldigde bedragen.”
2.6.
In een e-mail van 26 juli 2016 schrijft de advocaat van [y] aan de gemachtigde van [x] :
“Namens [y] B.V. bevestig ik dat er geen verrekening met de toekomstige salarisbetalingen[zal]
plaatsvinden, tenzij partijen daar in de toekomst nadrukkelijk toestemming voor verlenen.”
2.7.
In een e-mail van 5 augustus 2016 heeft [z] aan [x] onder meer het volgende meegedeeld:
“Zojuist om 18:15u heb ik van jou de harde schijf ontvangen van [y] . Helaas moet ik constateren dat niet alle bestanden aanwezig zijn op de harde schijf. De volgende gegevens ontbreken:
- beeldmateriaal fotoshoot Zaantheater
- digitale versie voor de drukker van de verhuur catalogus
- alle foto’s/beeldmateriaal gebruikt in de catalogus (...)”
2.8.
[y] heeft over de maand augustus 2016 en nadien de salarisbetaling gestaakt.

3.De vordering

3.1.
[x] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [y] veroordeelt tot betaling van het salaris over de maand augustus 2016 en vanaf september 2016, ten bedrage van € 5.733,68 bruto per maand, te vermeerderen de wettelijke verhoging en wettelijke rente, en [y] te veroordelen tot het verstrekken van salarisspecificaties.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen grond is voor inhouding en verrekening van haar salaris. Voor zover [y] zich erop beroept dat [x] schade zou hebben veroorzaakt en [y] daarom tot verrekening kan overgaan, betwist [x] dat. Op de zitting heeft [x] gesteld dat de vaststellingsovereenkomst een beroep op verrekening ook uitsluit.

4.Het verweer

4.1.
[y] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [x] op of rond 5 augustus 2016 een externe harde schijf, waarop gegevens en bestanden van [y] stonden, heeft bewerkt en dat zij van die schijf een groot aantal gegevens en bestanden heeft verwijderd. [y] heeft als gevolg daarvan schade geleden, die zij vooralsnog begroot op € 13.000,00. Volgens [y] kan zij op grond van artikel 5.2 van de vaststellingsovereenkomst deze schade verrekenen met het salaris van [x] .
4.2.
Daarnaast stelt [y] dat de vordering van [x] bruto loon betreft, terwijl zij alleen aanspraak heeft op een netto loon. Verder meent [y] dat verstrekking van loonspecificaties niet vereist en niet nodig is, en dat de wettelijke verhoging zo nodig moet worden gematigd.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [x] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een vordering tot loonbetaling.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat [y] een beroep doet op verrekening van schadevergoeding met het loon van [x] . Dat betekent dat [y] in dit kort geding aannemelijk zal moeten maken dat zij schade heeft geleden, dat zij daarom aanspraak kan maken op schadevergoeding jegens [x] en dat zij bevoegd is om tot verrekening over te gaan. Daarin is [y] niet geslaagd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
[x] heeft op de zitting toegelicht dat zij op de door [y] genoemde externe harde schijf voornamelijk bestanden had staan die zich ook en nog steeds op de server van [y] bevinden, waaronder met name foto’s van de door [z] in zijn e-mail van 5 augustus 2016 genoemde
“fotoshoot Zaantheater”, en alle overige foto’s en beeldmateriaal voor de catalogus. [x] wijst erop dat die gegevens niet alleen op de server van [y] staan, maar dat het ICT-bedrijf CCare voor [y] ook een back-up heeft gemaakt van die bestanden. Daarnaast stelt zij dat de webdesigner van [y] en de fotograaf die de foto’s heeft gemaakt ook nog over al het beeldmateriaal beschikken.
5.5.
Op de zitting heeft [x] wel erkend dat zij een aantal bestanden heeft verwijderd van de externe harde schijf, te weten bestanden die zij in het verleden heeft gemaakt met fotoshop-software ten behoeve van de catalogus van [y] . Volgens [x] beschikte [y] niet over die fotoshop-software en heeft zij die privé aangeschaft. [x] stelt dat de betreffende bestanden voor [y] dus niet bruikbaar waren, maar ook niet meer nodig, omdat deze bestanden zijn gebruikt voor de catalogus van 2015 en daarvoor, terwijl er voor 2016 al een nieuwe catalogus is gemaakt. [x] meent dat zij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden was die oude fotoshopbestanden te verwijderen.
5.6.
De kantonrechter stelt gelet op het voorgaande vast dat [x] gemotiveerd heeft betwist dat zij relevante bestanden van de externe harde schijf of de server van [y] heeft verwijderd. Op basis van hetgeen [y] daartegenover heeft aangevoerd, kan niet zonder meer worden vastgesteld dat [x] onjuist heeft gehandeld en [y] schade heeft toegebracht. De door [y] overgelegde screenshots zijn in dat verband in ieder geval onvoldoende. Dat betekent dat [y] nader bewijs zal moeten leveren voor haar stelling, maar daarvoor leent dit kort geding zich niet, zoals hiervoor al is overwogen. Daarbij kan in het midden worden gelaten of de door [y] gestelde schade daadwerkelijk is geleden.
5.7.
Bovendien gaat de kantonrechter ervan uit dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat [y] geen beroep op verrekening toekomt. Immers, in de e-mail van 26 juli 2016 van de advocaat van [y] is bevestigd dat er geen verrekening met de toekomstige salarisbetalingen zal plaatsvinden, tenzij partijen daar in de toekomst nadrukkelijk toestemming voor verlenen. Op de zitting heeft [y] er op zichzelf terecht op gewezen dat deze e-mail een reactie is op een vraag van de gemachtigde van [x] over artikel 9.2 van de vaststellingsovereenkomst en niet over artikel 5.2 van die overeenkomst. Echter, ook in artikel 9.2 van de vaststellingsovereenkomst gaat het over schade aan in te leveren bedrijfseigendommen en de mogelijkheid voor [y] deze schade te verrekenen met nog aan [x] verschuldigde bedragen. Nu in de e-mail van 26 juli 2016 wordt bevestigd dat er geen verrekening met de toekomstige salarisbetalingen zal plaatsvinden, mag en mocht [x] er onder die omstandigheden redelijkerwijs van uitgaan dat eventuele schade van [y] hoe dan ook niet zou worden verrekend met haar salaris, ook niet in een geval als hier aan de orde.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [x] tot loonbetaling zal toewijzen. Anders dan [y] stelt, heeft [x] aanspraak op brutoloon en niet op nettoloon. Niet betwist is dat tussen partijen een brutoloon is overeengekomen, terwijl [y] ook niet heeft gesteld dat partijen alleen betaling van een nettoloon hebben afgesproken. Daarvan uitgaande heeft [x] aanspraak op betaling van een brutoloon. Overigens is [y] als werkgever uiteraard wel gehouden om loonbelasting en eventuele andere verplichte heffingen in te houden en af te dragen, en moet zij feitelijk aan [x] een nettoloon betalen.
5.9.
[y] mag bij de salarisbetaling over augustus 2016 wel een bedrag van
€ 2.787,88 verrekenen in verband met een verschuldigd bedrag aan Nationale Nederlanden. [x] heeft namelijk in de dagvaarding expliciet gesteld dat zij instemt met verrekening van dit bedrag en daarop is zij ter zitting niet teruggekomen.
5.10.
De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 25%. De wettelijke rente is ook toewijsbaar, omdat [y] in verzuim is gekomen en te laat heeft betaald.
5.11.
[y] zal ook worden veroordeeld om salarisspecificaties te verstrekken. Voldoende aannemelijk is dat bij de loonbetaling in augustus, september en oktober 2016 telkens sprake zal zijn van wijzigingen in betalingen als bedoeld in artikel 7:626 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat Custom Events blijkens het voorgaande een bedrag van € 2.787,88 mag verrekenen en [x] haar leaseauto heeft ingeleverd. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt tot € 500,00 per keer en maximaal € 1.500,00 in totaal.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [y] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [y] tot betaling aan [x] van het achterstallig salaris van augustus 2016 ten bedrage van € 5.733,68 bruto, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW met een maximum van 25%, en te verhogen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, met dien verstande dat [y] het te betalen netto bedrag aan salaris, verhoging en rente mag verrekenen met een bedrag van € 2.787,88;
6.2.
veroordeelt [y] tot betaling aan [x] van het salaris vanaf september 2016 ten bedrage van € 5.733,68 bruto, tot aan het moment dat aan de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze een eind is gekomen, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW met een maximum van 25%, en te verhogen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW;
6.3.
veroordeelt [y] tot het verstrekken aan [x] van een salarisspecificatie over iedere loonperiode en voor het verstrijken van de betreffende loonperiode, met ingang van de datum van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 500,00 per keer dat [y] in gebreke is om daaraan te voldoen, met een maximum van
€ 1.500,00;
6.4.
veroordeelt [y] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [x] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 94,08
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
6.5.
verklaart de veroordeling onder 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter